Je blijft toch lachen met die Nieuw-Zeelanders. Dit bordje staat bij
Stirling Point, het eindpunt van de hoofdweg van het Zuidereiland,
vlakbij Bluff, het zuidelijkst gelegen plaatsje op het Zuidereiland en
de plaats van vertrek van de boot richting Stewart Island. Stel je bij
die lokale variant van de A2 trouwens niet al te veel voor, dat is
grotendeels een eenbaansweg (nouja, eentje heen en eentje terug). Aan
het eindpunt van het Noordereiland, bij Cape Reinga, staat ook een
paal, maar omdat de bordjes daar van hout zijn, zijn ze er door de
jaren heen afgewaaid. Dit tot groot ongenoegen van de lokale overheid,
die met lede ogen aanzag hoe er een erg lullige foto van de paal met
afgebroken stompjes in de krant stond. Geen wonder dat vooral dit
bordje bij Stirling Point als toeristische trekpleister geldt.
Dat Nieuw-Zeeland zo'n bijzondere flora en fauna heeft, is te danken
aan
het feit dat het huidige Zuidereiland al heel vroeg 'afbrak' van het
tweede oercontinent
Gondwanaland. En doordat zich maar twee zoogdieren (vleermuizen) in het
oorspronkelijke Nieuw-Zeeland bevonden, hadden de vogels vrij spel.
Deze
verleerden door de eeuwen heen om te vliegen. Toen rond 1200 de Maori
kwamen en rond 1800 ook de Europeanen de eilanden begonnen te
koloniseren, ging het al snel bar slecht met de vogelstand. De Maori
vonden veel vogels lekker smaken, de Europeanen introduceerden
natuurlijke vijanden zoals honden, katten, ratten, possums
en
stoats, een verzamelnaam
voor pelsdieren als hermelijnen en wezels.
Veel
lokale diersoorten stierven uit, anderen worden, door middel van
fokprogramma's, met
veel moeite in stand gehouden. De kiwi is daarvan het bekendste
voorbeeld, maar ook de tuatara, een soort reptielachtig dier waarvan de
voorouders afstammelingen van de dinosauriërs zouden zijn, weet
zich ternauwernood te handhaven. Er is weinig over de dieren bekend, zo
zouden ze zeventig jaar oud worden en beweren anderen dat ze zelfs
twee eeuwen oud kunnen worden. Een tuatara in het wild treffen is
vrijwel onmogelijk, het beest leeft slechts op een paar kleine
eilandjes in het wild, dus deze zag ik in het Southland Museum in
Invercargill.
|
Invercargill is een
dodelijk saai en lelijk tochtgat, door Mick Jagger (die er in 1965
optrad en door het publiek werd uitgejoeld) omschreven als 'the
arsehole of the
world' en door Brian Moore, een Engelse rugby captain,
gekenmerkt als 'the Chernobyl
of the South Island.' Andere - anders zo aardige - Kiwi's zijn
ook
al weinig complimenteus over de inwoners ('a bunch of
inbreed') maar
áls je er bent, ga dan vooral even kijken bij de tuatara's.
De meest overweldigende ervaring in Nieuw-Zeeland doe je op in
Fiordland, de zuidwestelijke punt van het Zuidereiland. De fjorden
(niet
sounds, want ze zijn
door gletsjers uitgesleten) worden vaak
genoemd als mooiste natuurgebied van Aotearoa. De drie grootste zijn,
van noord naar zuid, Milford Sound, Doubtful Sound en Dusky Sound. De
eerste (met Mitre Peak) is het bekendste (en meest toeristisch), maar
Doubtful Sound is net zo mooi
(zegt men) en dus ging ik op een 'overnight cruise' door dit fjord. Om
er te komen, moet je eerst Lake Manapouri over, dan nog eens
een half uur in een bus over de Wilmot Pass (het duurste stukje weg in
Nieuw-Zeeland) en dan stap je op de boot in Doubtful Sound (die naam
komt van James Cook die het fjord te smal achtte en het
doubtful vond
of ie er ook weer uit zou kunnen). De cruise
is mateloos populair, is zeker aan te raden, maar wees op tijd met
boeken. Eigenlijk is het onmogelijk om het natuurschoon van
Doubtful Sound op foto's te vangen, maar hieronder heb ik toch nog een
poging gewaagd. O ja, zoals het een echt fjordengebied betaamt, regent
het er tweehonderd dagen per jaar; je hebt
dus geluk als je een zonnige dag treft. Maar ook in de regen is het er
ontzettend mooi, misschien zelfs wel mooier: op allerlei plekken
ontstaan watervallen om de grote hoeveelheid regenwater af te voeren en
de laaghangende wolken zorgen voor een mystieke sfeer.
Het is niet zo dat Nieuw-Zeeland tjokvol staat met verbods- en
gebodsbordjes, maar ach, zo in een paar weken tijd kom je er een hoop
tegen. En een verkeersbord met de afbeelding van een kiwi móet
natuurlijk op de foto (die kiwi is niet aan het poepen, het is een
stukje modder dat er niet af te poetsen was). En in hoeveel landen kom
je bordjes tegen waarop wordt gemeld dat de grond instabiel is? Maar op
het vulkanische Noordereiland moet je op sommige plekken uitkijken en
écht op de begane paden blijven. Het bordje tweede van links, in
de onderste rij, geeft de verkeerssituatie bij een spoorwegovergang aan
en die wegwijzer linksboven staat in Dunedin (maar dat verschil tussen
de afstand naar Portsmouth en de afstand naar Edinburgh is wel heel
érg groot). Die helemaal rechts staat
dan weer op Stewart Island. En Te Awamutu? Dat is de geboorteplaats van
Neil en Tim Finn, de broers die in Split Enz en Crowded House zaten en
daarmee wereldberoemd zijn geworden. Het stadje zelf stelt niet veel
voor en is verder vooral bekend van de rozentuinen.
Op het
Nieuw-Zeelandse platenlabel Flying Nun is ooit een verzamel-lp
uitgebracht met de titel Outnumbered by Sheep. Een melige titel, maar
wel waar: er zouden zo'n veertig miljoen schapen in Aotearoa wonen. En
dat op ruim vier miljoen inwoners maakt de verhouding één
staat tot tien. Eerst werden die beesten vooral gehouden vanwege de
wolproductie, tegenwoordig is het meer voor het vlees. En de
schapenpopulatie neemt af; er is steeds minder geld mee te verdienen.
Eenmaal geland
in Nieuw-Zeeland vond ik het wel leuk om die beesten op de foto te
zetten. Maar regelmatig dacht ik 'heb ik nou wel of niet al een stel
schapen op de foto gezet?' en maakte ik voor de zekerheid nog een foto.
Die schapen liggen óf onverstoorbaar in het gras, óf ze
kijken je
verbaasd aan als je een foto gaat maken. En soms rennen ze heel erg
snel weg. Kortom: rare beesten, die schapen.
Je gaat niet
naar Nieuw-Zeeland voor
de mooie steden. Natuurlijk, in
een miljoenenstad als Auckland is altijd wel iets te beleven en ook
steden als Wellington, Christchurch en Dunedin zijn aardig, maar voor
de rest: nee. Napier is een gunstige uitzondering en dat heeft de stad
te danken aan een tragische gebeurtenis: de stad werd op 3
februari 1931 getroffen door een zware aardbeving. Honderden mensen
kwamen bij die aardbeving, en de branden die vervolgens uitbraken, om
het leven. Ook kwam zo'n veertig vierkante kilometer land boven
zeeniveau te liggen. Het bood de overheid echter de mogelijkheid om de
stad in één stijl (art deco, de hipste stijl van dat
moment), te herbouwen. In enkele jaren tijd werd
Napier herbouwd en doordat dit in het volledige centrum in dezelfde
stijl is gedaan, is het een harmonieus geheel geworden. En ook bij
latere gebouwen (het bouwsel op de foto helemaal rechtsonder is zelfs
uit de
jaren tachtig) is vaak geprobeerd die stijl te behouden. Je moet wel
veel omhoog
kijken, maar dan lijkt de tijd stil te hebben gestaan.
Tegenwoordig staat Napier, samen met Miami Beach in Florida, bekend als
dé art deco hoofdstad ter wereld. Het ligt bovendien op een heel
gunstige locatie; het is één van
de zonnigste en warmste plekken van Nieuw-Zeeland. Het gebied rond de
stad, Hawke's Bay, staat bekend om de goede wijngaarden.
Althans, officieel moet daar nog 'Thermal Wonderland' achter.
Wai-O-Tapu betekent Heilige Wateren. Dat staat voor de Lady Knox
geiser, een zwaar toeristische attractie waarbij de geiser elke morgen
om 10.15 uur wordt 'geactiveerd' en busladingen toeristen vanaf de
tribune toekijken. Nee, dan liever de andere kant van het Thermal
Wonderland, met al deze fijn gekleurde meertjes en modderpoelen waar je
over je nek gaat van de zwavellucht. Een lucht die trouwens tot in de
verre omtrek te ruiken is, ook in het nabijgelegen Rotorua, maar het
went. Ik had als bijkomend voordeel dat ik verkouden was. De kleur van
de meren wordt bepaald door mineralen en kristallen die door het zure
water zijn aangetast. Elke kleur staat voor andere elementen: geel is
zwavel, paars is mangaan en groen is arseen.
Minder spectaculair dan Wai-O-Tapu, maar wel grappig om even een kijkje
te gaan nemen. Heel het gebied barst van de geothermische acitiviteit,
wat voor de overheid een reden was om in de jaren vijftig de
geothermische centrale Wairakei te openen. Het gevolg was wel dat de
ondergrondse dynamiek danig werd verstoord en dit gebied, een paar
kilometer verderop, begon te stomen. Dit dankzij een dunne laag in de
aardkorst en een ondergronds meer dat vlak onder het oppervlak ligt. De
lucht die hier uit de grond komt is zo zuur, dat sterk wordt aangeraden
om stevig (en dicht) schoeisel te dragen.
In Nieuw-Zeeland
mag je als
inwoner/autobezitter je eigen nummerplaat kiezen. Het schijnt in de
Verenigde Staten trouwens ook te mogen. Maar in elk geval levert het
een gevarieerd straatbeeld op met de meest uiteenlopende woordgrappen.
In eerste instantie voelde ik me wat gegêneerd om foto's te maken
van nummerplaten (zou je in Nederland toch niet snel doen), maar toen
ik op een supersnelle sportwagen een nummerplaat zag met als tekst
'Kastro' kon ik het toch echt niet langer laten. Toch nog een beetje
besmuikt (bij die van 'Optmsm' waren de inzittenden nét
vertrokken) maakte ik dan heel snel een foto (vandaar dat sommige licht
bewogen zijn). Onderstaand zestiental heb ik gefotografeerd in Rotorua,
Taupo en Auckland. Vooral die Noordereilanders hebben veel gevoel voor
humor.
Het Zuidereiland is stokoud en zou zelfs onderdeel uitgemaakt
hebben van Gondwanaland, het bíjna oercontinent. Het
Noordereiland daarentegen is geologisch gezien piepjong: het is
vulkanisch. Nieuw-Zeeland ligt op het breukvlak van twee platen: de
Indisch-Australische en de Pacifische plaat én maakt
onderdeel uit van de Ring of
Fire, met alle gevolgen (aardbevingen, vulkanische activiteit) vandien.
De meeste van die vulkanen zijn uitgedoofd, maar de (erg mooie en
karakteristieke) kegelvormen zijn nog goed
zichtbaar in het landschap. Links op de foto een uitgedoofd exemplaar:
bovenop zijn
zendmasten geplaatst. De andere twee liggen in het Tongariro National
Park. Daar liggen in totaal drie vulkanen waarvan er twee in de jaren
zeventig en eentje zelfs in 2007 actief was. Verwacht niet dat er dan
meteen lave uit spuit, maar er stroomt wel íets uit. Die
helemaal rechts is Mount Ngauruhoe, die model stond voor
Mount Doom in de films van
The Lord
Of The Rings.
Maori naam: Whakaari. Ook wel omschreven als de hel op aarde. Alleen te
komen met een
guided tour en
een boottocht van zo'n vijftig kilometer
vanuit Whakatane. Goed, een (meer decadente) reis per helikopter
is ook mogelijk. James Cook noemde het White Island omdat er constant
rook en stoom uit het eiland komt. Geen wonder: het is een vulkaan
waarvan alleen het topje net boven zeeniveau uitkomt. Op het eiland
zijn gasmasker en helm verplicht, al hoef je die eerste niet altijd op
te hebben; de reis gaat toch alleen maar door als de vulkaan niet te
actief is. Al het gas, de stoom en de as die vrijkomen, komen uit een
onderaards kratermeer en die geven het eiland de grijze, gele en oranje
kleuren. Verder zijn er modderpoelen en is er een meer met een
zuurgraad van -0,1. Ja, dat kan, ook al staat 0 gelijk aan puur zuur.
Toen er nog mijnwerkers (zie het stuk hieronder) op het eiland werkten,
is het es gebeurd dat men een paar laarzen op de rand van het meer
vond. Vermoed wordt dat de eigenaar van de laarzen zelfmoord heeft
gepleegd door in het meer te springen, een lijk is (uiteraard) nooit
gevonden.
Een speciale bezienswaardigheid op White Island is de verlaten
zwavelmijn. Het ding is sinds 1914 verlaten, toen één
kant van het eiland volledig instortte en alle tien werknemers om het
leven kwamen. Althans, dat denkt men; de lichamen zijn nooit
teruggevonden. De enige overlevende was Peter, één van de
vijf huiskatten. Hij werd pardoes tot Peter de Grote gedoopt, maar
ook hij kon niet vertellen wat er gebeurd is. De mijn is nooit
afgebroken en door de zure (zwavel)wind op het eiland (ook de naden van
je schoenen worden er door aangetast; gidsen moeten elke drie maanden
nieuwe schoenen kopen omdat ze dan uit elkaar vallen) erodeert de
fabriek in rap tempo. Vanaf 1923 is nog
enkele jaren geprobeerd een mijn te exploiteren, maar dan vanuit een
iets veiligere locatie op White Island. Toen het in de jaren dertig
niet langer winstgevend was om zwavel te winnen en die bovendien van
inferieure kwaliteit bleek te zijn, werd daarmee gestaakt.
Nieuw-Zeeland heeft diverse nationale symbolen, de kiwi is een
beroemde, maar de varen wordt net zo vaak als nationaal symbool
gekozen. Varens komen weliswaar over de hele wereld voor, maar in
Nieuw-Zeeland zijn ze alomtegenwoordig, in alle soorten en maten, maar
vooral in maat XXL. In het Victoriaanse Engeland van de
negentiende eeuw waren ze erg geïnteresseed in varens en werden
diverse soorten in Groot-Brittannië geïntroduceerd. Op de
foto hieronder helemaal
links zie je een varen die nog niet in volle bloei is. De sprieten, die
nu nog een beetje ogen als een soort Sinterklaas staf, ontrollen zich
en
vervolgens komen de bladeren eraan. Veel varens vind je vlak bij de
grond, maar er zijn ook grote varenbomen, wat een mooi effect geeft,
zoals op de middelste foto valt te zien.
Het dorpje Kawakawa was tot eind jaren negentig vooral bekend
omdat het de enige plaats in Nieuw-Zeeland is waar de trein recht over
de hoofdstraat loopt. Tja, leuk weetje. Het is ook het dorp waar naar
ontwerp van de geboren Oostenrijker Friedensreich Hundertwasser in 1999
openbare toiletten werden geopend. Hundertwasser verhuisde in de jaren
zeventig naar Nieuw-Zeeland en beschouwde dat als z'n nieuwe thuis. Het
schijnt dat z'n horloge - waar ook ter wereld hij zich bevond - altijd
de tijd van Nieuw-Zeeland aangaf. Hundertwasser was teleurgesteld in
z'n landgenoten, misschien wel in mensen in het algemeen en had het erg
naar z'n zin in Aotearoa. Op latere leeftijd nam hij nog maar weinig
opdrachten aan, maar het ontwerpen van de openbare toiletten van
Kawakawa zou hij naar verluidt geweldig hebben gevonden. Het was op
verzoek van de
lokale middenstand en het moet gezegd, dat is erg slim van ze geweest.
Veel toeristen reizen tegenwoordig naar Kawakawa om even naar het
toilet te gaan en in zowel het mannen als het vrouwengedeelte foto's te
maken. Inmiddels is een museum, naast de toiletten, in aanbouw.
Grote jongen, deze kauri boom. Het is de grootste in z'n soort,
wat 'm de eervolle naam Tane Mahuta oftewel
Lord of the Forest
heeft opgeleverd. Het is een raadsel hoe oud de boom is; de Rough Guide
to New Zealand geeft 'm als leeftijd 1200 jaar mee, het bordje bij de
boom heeft het over 2000 jaar en volgens de wikipedia is ie 1250 tot
2500 jaar oud. Daar kan je dus alle kanten mee op. De totale hoogte
van de boom is 51,5 meter, de stam zelf is (slechts) 17,7 meter hoog,
de omtrek is 13,8 meter. De autoriteiten zijn (begrijpelijk) uitermate
voorzichtig met de boom; de wortels liggen erg ondiep en daarom wordt
iedereen dringend verzocht op de paden te blijven. Roken in nabijheid
van de boom is ten strengste verboden, al leek een fanatiek paffend
stel dat naast me stond daar niet van op de hoogte.
|
Het Verdrag van Waitangi uit 1840 staat symbool voor het moderne
Nieuw-Zeeland. Een Nieuw-Zeeland waarin de verhoudingen tussen de
nieuwe bewoners, de Europeanen, en de niet zo nieuwe bewoners, de Maori
(ze zitten ook pas sinds (ongeveer) 1200 in Nieuw-Zeeland) zijn
vastgelegd. Het is een complex verdrag, maar kort gezegd komt het erop
neer dat de Fransen op het
punt stonden om Nieuw-Zeeland in te pikken, waardoor de
Britten werden gedwongen tot snelle onderhandelingen over de verdeling
van
land met de hoofden van de diverse Maori stammen. In het verdrag, dat
officieel werd gesloten tussen de Britse koningin Victoria en de
stamhoofden, is vastgelegd dat Maori dezelfde rechten hebben als de
Britse inwoners van Nieuw-Zeeland. Maar er zou ook in staan dat de
Britse kroon de macht krijgt over het land. Dat er zowel een Engelse
als een Maori versie van het verdrag is, geeft aan dat er wel
goodwill
was om tot een evenwichtig verdrag te komen, maar helaas blijken door
de vertalingen ook meerdere interpretaties mogelijk. Zo werden onder
het
Verdrag van Waitangi grote stukken land van de Maori gekocht en (vaak
voor meer geld) doorverkocht aan Europeanen die zich in het land
vestigden, terwijl tegelijkertijd de Maori het recht over hun eigen
land was gegarandeerd. Ze kregen al snel door dat ze waren belazerd.
Tegenwoordig probeert de Nieuw-Zeelandse overheid er alles aan te doen
om de verhoudingen tussen de westerlingen en de Maori zo goed mogelijk
te doen verlopen. De Maori hebben wel een achterstand in de
Nieuw-Zeelandse samenleving, maar hun maatschappelijke positie is lang
niet zo slecht als die van (bijvoorbeeld) de aboriginals in
Australië. Veel (plaatsnaam)bordjes en officiële geschriften
zijn tweetalig en de naam van Te Papa Tongarewa, het nationale museum
van Wellington, is te vertalen als De Plaats van Onze Schatten, de
plaats waar álle Nieuw-Zeelanders samen komen. Sinds 1947 wordt
elk jaar op 6 februari Waitangi Day gehouden, wat daarmee tot nationale
feestdag van Nieuw-Zeeland verworden is. Het is echter ook verworden
tot dag van protestacties van Maori die vinden dat hun rechten
onvoldoende zijn nageleefd. Op de Waitangi Treaty Grounds is een
war canoe van de Maori (de grootste
van het land) te bezichtigen, evenals het huis waar het verdrag is
getekend.
Auckland. City of Sails. Miljoenenstad (als we de agglomeratie
meerekenen) én in het bezit van het hoogste (vrijstaande)
bouwsel op het zuidelijk halfrond: de Auckland Sky Tower. Dat dit
vooral komt door de wat lang uitgevallen zendmast bovenop en dat het
observatieplatform lager hangt dan bij de Sky Tower van Sydney (en die
Aussies zijn toch de aartsrivalen) vergeten we maar even. Voor de rest
proberen de Kiwi's er alles aan te doen om Auckland het aanzien te
geven van een echte miljoenenstad, maar afgezien van wat wolkenkrabbers
in downtown Auckland is daar weinig van te zien. In de buitenwijken heb
je vooral laagbouw: de bungalowachtige huisjes die je overal in
Nieuw-Zeeland vindt. De stad is niet eens de hoofdstad, dat is het veel
kleinere Wellington, maar het heeft wel de grootste luchthaven van het
land. Het is trouwens knap dat de Nieuw-Zeelanders op juist het
smálste deel van het land (15 kilometer van west naar oost) de
grootste stad hebben weten te bouwen. Toch zijn er nauwelijks files.
Het Auckland Museum is een dikke aanrader.