Maori naam: Aotearoa. Ja, probeer dat maar es goed uit te spreken. In november 2008 trok ik met Stefan enkele weken door Nieuw-Zeeland (dus verderop moet je overal waar 'ik' staat, 'we' lezen). Onze reis begon vanuit Christchurch, ging eerst naar het zuiden, vervolgens langs de westkust naar het noorden. Op het Noordereiland werd gaandeweg vanuit Wellington, via Napier en het binnenland naar Auckland getrokken, van waar uit we terugvlogen. Aanvankelijk wilde ik geen verslag op m'n site zetten en leek het me vooral een hele hoop werk, maar doordat ik veel foto's had gemaakt en ik ontdekte in SeaMonkey heel prettig met foto's te kunnen werken, besloot ik er toch maar een fotoverslag van te maken. De indeling is gemaakt aan de hand van bezienswaardigheden, maar ik wilde ook typisch Nieuw-Zeelandse zaken uitlichten. Die heb ik met groen gekleurde tussenkopjes apart aangegeven. Het is onmogelijk om overal diep op in te gaan (er is bovendien enorm veel te zien en te doen); het zou maar een lange lap tekst opleveren en ja, werkelijk álles is aan te bevelen, maar mocht je vragen hebben: mail me vooral.

Sommige foto's zijn aanklikbaar. Je wordt dan doorgelinkt naar mijn flickr-account waar je de grote versie van de foto kan vinden.





Het lijken uit de kluiten gewassen konijnenkeutels of, iets vriendelijker, Bossche bollen, maar het zijn de Moeraki Boulders. Bijna perfect ronde bollen die op het strand aan de oostkant van het Zuidereiland liggen, halverwege Oamaru en Palmerston. Over de Moeraki Boulders gaan de vreemdste verhalen de ronde. Ze zouden ooit aangespoeld zijn of zelfs van buitenaardse oorsprong zijn. De waarheid is helaas iets prozaïscher; de vorming ervan is zestig miljoen jaar geleden gestart en door de constante erosie zijn ze na verloop van tijd aan de oppervlakte komen te liggen. De kleinste exemplaren zijn inmiddels door toeristen meegenomen, maar de grotere Boulders liggen er nog. De grootste is 2,2 meter in doorsnee.







De stad Dunedin heeft twee opvallende bezienswaardigheden. Ten eerste heeft het een achthoekig plein, The Octagon. Het geldt als het bruisend centrum van Dunedin. En ten tweede heeft het een prachtig treinstation, gebouwd in Vlaamse renaissancestijl en dat door de kiwi's wordt gezien als het mooiste gebouw van het Zuidereiland. Het was zo'n beetje het eerste gebouw in Nieuw-Zeeland dat ik zag, dus ik wilde die opmerking aanvankelijk nog relativeren, maar een week later kon ik het bevestigen: dit is inderdaad het mooiste gebouw van het Zuidereiland. Het station werd ontworpen door George A. Troup en opende in 1906 de deuren. De buitenkant van het station is mooi, de binnenkant zo mogelijk nog mooier. De glas-in-lood ramen op de eerste verdieping stellen uit tegenovergestelde richtingen naderende treinen voor. De tegels van het interieur van het station zijn gemaakt van porselein van Royal Doulton, een merk dat ook erg geliefd is bij Hyacinth Bucket uit Keeping Up Appearances. Tegenwoordig wordt het station nog weinig gebruikt.




Overigens heeft Dunedin nog een derde belangrijke bezienswaardigheid: het is in het bezit van de steilste straat ter wereld. Dat is Baldwin Street en het heeft op het steilste gedeelte een stijgingspercentage van 35%. Dit gebeurde naar verluidt per ongeluk en kwam door een planoloog die eind negentiende eeuw vanuit Londen een grid pattern op Dunedin projecteerde, er geen rekening meehoudend dat de stad in een nogal heuvelachtig gebied ligt. Toen de stratenmakers aan de slag gingen, besloten ze zich maar aan de originele plannen te houden: een zo extreem steile weg als gevolg. Helaas kwam ik dit leuke feitje pas te weten toen ik terug in Nederland was, dus een foto heb ik er niet van kunnen maken.



In de zuidoostelijke hoek van het Zuidereiland, tussen Balclutha, zo'n negentig kilometer ten zuiden van Dunedin en Invercargill, dertig kilometer ten noorden van Bluff, het zuidelijkste puntje van Nieuw-Zeeland, ligt de Catlins Coast. Het is met een autorit van een dag goed te doen en dan kan je regelmatig uitstappen om allerlei natuurschoon te bewonderen. Helaas waren we wat laat op gang gekomen (dankzij een rit over het Otago schiereiland bij Dunedin), dus ik kon niet alles zien, maar een aantal typische onderdelen van de Catlins Coast zoals de ruige, rotsachtige kustlijn, de geeloogpinguin (wel uitkijken voor iets te fanatieke vogelspotters, want er werd er eentje woest die vond dat ik te dicht bij kwam. Onzin, want ik ben hartstikke voorzichtig, maar het levert wel weer een hoop gezeik op) en de vuurtorens heb ik toch wel meegekregen. Verder waait het er constant, het wegdek is op sommige plekken nog niet eens geasfalteerd en soms kom je ineens, in het niets, een klein restaurantje tegen.










Als je in Nieuw-Zeeland rijdt, zal je onderweg geregeld bordjes tegenkomen waar staat aangegeven dat zich op enkele minuten lopen een bijzonder natuurmonument bevindt. Dus je stopt geregeld om even een kijkje te nemen. Het zijn er wel érg veel en na verloop van tijd word je blasé van wéér een waterval (die hebben ze in een bergachtig land als Nieuw-Zeeland namelijk behoorlijk veel). Hieronder een paar mooie exemplaren. Die linksboven heten Purakaunui Falls en zijn te vinden in The Catlins, in het zuidoosten van het Zuidereiland. De watervallen rechtsboven en linksonder bevinden zich in het Tongariro National Park op het Noordereiland en die rechtsonder is te zien in het Abel Tasman National Park, aan de kop van het Zuidereiland.








Maori naam: Rakiura. Derde eiland van Nieuw-Zeeland. Volgens de Maori was het Zuidereiland de kano, vanwaaruit de grote vis, het Noordereiland, gevangen werd. Rakiura was dan het anker van die kano. Wel een anker van 1746 vierkante kilometer, waarvan 85% natuurgebied is waarin vooral de kiwi vrij spel heeft. Van de (naar schatting) zestigduizend kiwi's die er nog in het wild in Nieuw-Zeeland leven, zit eenderde op Stewart Island. Om die beesten te zien moet je wel naar afgelegen gebieden gaan (of een twee weken durende wandeling maken), dus op een dagtochtje zal je ze niet snel zien. Wie langer blijft, kan zich laten verschepen naar Mason Bay. Daar is een trekkershut waar je gezellig met een aantal andere toeristen kan logeren. Als het dan gaat schemeren, gaan die en masse de bossen in, hopend op een ontmoeting met een kiwi. Verder is er één dorpje op Stewart Island, Oban, met één supermarkt en twee internetcafé's, en er wonen zo'n vierhonderd mensen. Om er te komen, moet je de Foveaux Strait over en dat is een hele reis. Het is niet ver, slechts dertig kilometer, maar de zee is er áltijd ruig, wat de ferry de bijnaam de Vomit Comet op heeft geleverd: in de boot loopt de bemanning af en aan met kotszakjes. Gelukkig heb ik wel zeebenen, dus ik had er geen last van. Voor diegenen die tegen de reis op zien: je kan er ook per vliegtuig komen - een heel stuk comfortabeler.











Je blijft toch lachen met die Nieuw-Zeelanders. Dit bordje staat bij Stirling Point, het eindpunt van de hoofdweg van het Zuidereiland, vlakbij Bluff, het zuidelijkst gelegen plaatsje op het Zuidereiland en de plaats van vertrek van de boot richting Stewart Island. Stel je bij die lokale variant van de A2 trouwens niet al te veel voor, dat is grotendeels een eenbaansweg (nouja, eentje heen en eentje terug). Aan het eindpunt van het Noordereiland, bij Cape Reinga, staat ook een paal, maar omdat de bordjes daar van hout zijn, zijn ze er door de jaren heen afgewaaid. Dit tot groot ongenoegen van de lokale overheid, die met lede ogen aanzag hoe er een erg lullige foto van de paal met afgebroken stompjes in de krant stond. Geen wonder dat vooral dit bordje bij Stirling Point als toeristische trekpleister geldt.






Dat Nieuw-Zeeland zo'n bijzondere flora en fauna heeft, is te danken aan het feit dat het huidige Zuidereiland al heel vroeg 'afbrak' van het tweede oercontinent Gondwanaland. En doordat zich maar twee zoogdieren (vleermuizen) in het oorspronkelijke Nieuw-Zeeland bevonden, hadden de vogels vrij spel. Deze verleerden door de eeuwen heen om te vliegen. Toen rond 1200 de Maori kwamen en rond 1800 ook de Europeanen de eilanden begonnen te koloniseren, ging het al snel bar slecht met de vogelstand. De Maori vonden veel vogels lekker smaken, de Europeanen introduceerden natuurlijke vijanden zoals honden, katten, ratten, possums en stoats, een verzamelnaam voor pelsdieren als hermelijnen en wezels. Veel lokale diersoorten stierven uit, anderen worden, door middel van fokprogramma's, met veel moeite in stand gehouden. De kiwi is daarvan het bekendste voorbeeld, maar ook de tuatara, een soort reptielachtig dier waarvan de voorouders afstammelingen van de dinosauriërs zouden zijn, weet zich ternauwernood te handhaven. Er is weinig over de dieren bekend, zo zouden ze zeventig jaar oud worden en beweren anderen dat ze zelfs twee eeuwen oud kunnen worden. Een tuatara in het wild treffen is vrijwel onmogelijk, het beest leeft slechts op een paar kleine eilandjes in het wild, dus deze zag ik in het Southland Museum in Invercargill.



Invercargill is een dodelijk saai en lelijk tochtgat, door Mick Jagger (die er in 1965 optrad en door het publiek werd uitgejoeld) omschreven als 'the arsehole of the world' en door Brian Moore, een Engelse rugby captain, gekenmerkt als 'the Chernobyl of the South Island.' Andere - anders zo aardige - Kiwi's zijn ook al weinig complimenteus over de inwoners ('a bunch of inbreed') maar áls je er bent, ga dan vooral even kijken bij de tuatara's.



De meest overweldigende ervaring in Nieuw-Zeeland doe je op in Fiordland, de zuidwestelijke punt van het Zuidereiland. De fjorden (niet sounds, want ze zijn door gletsjers uitgesleten) worden vaak genoemd als mooiste natuurgebied van Aotearoa. De drie grootste zijn, van noord naar zuid, Milford Sound, Doubtful Sound en Dusky Sound. De eerste (met Mitre Peak) is het bekendste (en meest toeristisch), maar Doubtful Sound is net zo mooi (zegt men) en dus ging ik op een 'overnight cruise' door dit fjord. Om er te komen, moet je eerst Lake Manapouri over, dan nog eens een half uur in een bus over de Wilmot Pass (het duurste stukje weg in Nieuw-Zeeland) en dan stap je op de boot in Doubtful Sound (die naam komt van James Cook die het fjord te smal achtte en het doubtful vond of ie er ook weer uit zou kunnen). De cruise is mateloos populair, is zeker aan te raden, maar wees op tijd met boeken. Eigenlijk is het onmogelijk om het natuurschoon van Doubtful Sound op foto's te vangen, maar hieronder heb ik toch nog een poging gewaagd. O ja, zoals het een echt fjordengebied betaamt, regent het er tweehonderd dagen per jaar; je hebt dus geluk als je een zonnige dag treft. Maar ook in de regen is het er ontzettend mooi, misschien zelfs wel mooier: op allerlei plekken ontstaan watervallen om de grote hoeveelheid regenwater af te voeren en de laaghangende wolken zorgen voor een mystieke sfeer.













Het is niet zo dat Nieuw-Zeeland tjokvol staat met verbods- en gebodsbordjes, maar ach, zo in een paar weken tijd kom je er een hoop tegen. En een verkeersbord met de afbeelding van een kiwi móet natuurlijk op de foto (die kiwi is niet aan het poepen, het is een stukje modder dat er niet af te poetsen was). En in hoeveel landen kom je bordjes tegen waarop wordt gemeld dat de grond instabiel is? Maar op het vulkanische Noordereiland moet je op sommige plekken uitkijken en écht op de begane paden blijven. Het bordje tweede van links, in de onderste rij, geeft de verkeerssituatie bij een spoorwegovergang aan en die wegwijzer linksboven staat in Dunedin (maar dat verschil tussen de afstand naar Portsmouth en de afstand naar Edinburgh is wel heel érg groot). Die helemaal rechts staat dan weer op Stewart Island. En Te Awamutu? Dat is de geboorteplaats van Neil en Tim Finn, de broers die in Split Enz en Crowded House zaten en daarmee wereldberoemd zijn geworden. Het stadje zelf stelt niet veel voor en is verder vooral bekend van de rozentuinen.














Op het Nieuw-Zeelandse platenlabel Flying Nun is ooit een verzamel-lp uitgebracht met de titel Outnumbered by Sheep. Een melige titel, maar wel waar: er zouden zo'n veertig miljoen schapen in Aotearoa wonen. En dat op ruim vier miljoen inwoners maakt de verhouding één staat tot tien. Eerst werden die beesten vooral gehouden vanwege de wolproductie, tegenwoordig is het meer voor het vlees. En de schapenpopulatie neemt af; er is steeds minder geld mee te verdienen. Eenmaal geland in Nieuw-Zeeland vond ik het wel leuk om die beesten op de foto te zetten. Maar regelmatig dacht ik 'heb ik nou wel of niet al een stel schapen op de foto gezet?' en maakte ik voor de zekerheid nog een foto. Die schapen liggen óf onverstoorbaar in het gras, óf ze kijken je verbaasd aan als je een foto gaat maken. En soms rennen ze heel erg snel weg. Kortom: rare beesten, die schapen.








Je gaat niet naar Nieuw-Zeeland voor de mooie steden. Natuurlijk, in een miljoenenstad als Auckland is altijd wel iets te beleven en ook steden als Wellington, Christchurch en Dunedin zijn aardig, maar voor de rest: nee. Napier is een gunstige uitzondering en dat heeft de stad te danken aan een tragische gebeurtenis: de stad werd op 3 februari 1931 getroffen door een zware aardbeving. Honderden mensen kwamen bij die aardbeving, en de branden die vervolgens uitbraken, om het leven. Ook kwam zo'n veertig vierkante kilometer land boven zeeniveau te liggen. Het bood de overheid echter de mogelijkheid om de stad in één stijl (art deco, de hipste stijl van dat moment), te herbouwen. In enkele jaren tijd werd Napier herbouwd en doordat dit in het volledige centrum in dezelfde stijl is gedaan, is het een harmonieus geheel geworden. En ook bij latere gebouwen (het bouwsel op de foto helemaal rechtsonder is zelfs uit de jaren tachtig) is vaak geprobeerd die stijl te behouden. Je moet wel veel omhoog kijken, maar dan lijkt de tijd stil te hebben gestaan. Tegenwoordig staat Napier, samen met Miami Beach in Florida, bekend als dé art deco hoofdstad ter wereld. Het ligt bovendien op een heel gunstige locatie; het is één van de zonnigste en warmste plekken van Nieuw-Zeeland. Het gebied rond de stad, Hawke's Bay, staat bekend om de goede wijngaarden.













Althans, officieel moet daar nog 'Thermal Wonderland' achter. Wai-O-Tapu betekent Heilige Wateren. Dat staat voor de Lady Knox geiser, een zwaar toeristische attractie waarbij de geiser elke morgen om 10.15 uur wordt 'geactiveerd' en busladingen toeristen vanaf de tribune toekijken. Nee, dan liever de andere kant van het Thermal Wonderland, met al deze fijn gekleurde meertjes en modderpoelen waar je over je nek gaat van de zwavellucht. Een lucht die trouwens tot in de verre omtrek te ruiken is, ook in het nabijgelegen Rotorua, maar het went. Ik had als bijkomend voordeel dat ik verkouden was. De kleur van de meren wordt bepaald door mineralen en kristallen die door het zure water zijn aangetast. Elke kleur staat voor andere elementen: geel is zwavel, paars is mangaan en groen is arseen.













Minder spectaculair dan Wai-O-Tapu, maar wel grappig om even een kijkje te gaan nemen. Heel het gebied barst van de geothermische acitiviteit, wat voor de overheid een reden was om in de jaren vijftig de geothermische centrale Wairakei te openen. Het gevolg was wel dat de ondergrondse dynamiek danig werd verstoord en dit gebied, een paar kilometer verderop, begon te stomen. Dit dankzij een dunne laag in de aardkorst en een ondergronds meer dat vlak onder het oppervlak ligt. De lucht die hier uit de grond komt is zo zuur, dat sterk wordt aangeraden om stevig (en dicht) schoeisel te dragen.






In Nieuw-Zeeland mag je als inwoner/autobezitter je eigen nummerplaat kiezen. Het schijnt in de Verenigde Staten trouwens ook te mogen. Maar in elk geval levert het een gevarieerd straatbeeld op met de meest uiteenlopende woordgrappen. In eerste instantie voelde ik me wat gegêneerd om foto's te maken van nummerplaten (zou je in Nederland toch niet snel doen), maar toen ik op een supersnelle sportwagen een nummerplaat zag met als tekst 'Kastro' kon ik het toch echt niet langer laten. Toch nog een beetje besmuikt (bij die van 'Optmsm' waren de inzittenden nét vertrokken) maakte ik dan heel snel een foto (vandaar dat sommige licht bewogen zijn). Onderstaand zestiental heb ik gefotografeerd in Rotorua, Taupo en Auckland. Vooral die Noordereilanders hebben veel gevoel voor humor.




















Het Zuidereiland is stokoud en zou zelfs onderdeel uitgemaakt hebben van Gondwanaland, het bíjna oercontinent. Het Noordereiland daarentegen is geologisch gezien piepjong: het is vulkanisch. Nieuw-Zeeland ligt op het breukvlak van twee platen: de Indisch-Australische en de Pacifische plaat én maakt onderdeel uit van de Ring of Fire, met alle gevolgen (aardbevingen, vulkanische activiteit) vandien. De meeste van die vulkanen zijn uitgedoofd, maar de (erg mooie en karakteristieke) kegelvormen zijn nog goed zichtbaar in het landschap. Links op de foto een uitgedoofd exemplaar: bovenop zijn zendmasten geplaatst. De andere twee liggen in het Tongariro National Park. Daar liggen in totaal drie vulkanen waarvan er twee in de jaren zeventig en eentje zelfs in 2007 actief was. Verwacht niet dat er dan meteen lave uit spuit, maar er stroomt wel íets uit. Die helemaal rechts is Mount Ngauruhoe, die model stond voor Mount Doom in de films van The Lord Of The Rings.







Maori naam: Whakaari. Ook wel omschreven als de hel op aarde. Alleen te komen met een guided tour en een boottocht van zo'n vijftig kilometer vanuit Whakatane. Goed, een (meer decadente) reis per helikopter is ook mogelijk. James Cook noemde het White Island omdat er constant rook en stoom uit het eiland komt. Geen wonder: het is een vulkaan waarvan alleen het topje net boven zeeniveau uitkomt. Op het eiland zijn gasmasker en helm verplicht, al hoef je die eerste niet altijd op te hebben; de reis gaat toch alleen maar door als de vulkaan niet te actief is. Al het gas, de stoom en de as die vrijkomen, komen uit een onderaards kratermeer en die geven het eiland de grijze, gele en oranje kleuren. Verder zijn er modderpoelen en is er een meer met een zuurgraad van -0,1. Ja, dat kan, ook al staat 0 gelijk aan puur zuur. Toen er nog mijnwerkers (zie het stuk hieronder) op het eiland werkten, is het es gebeurd dat men een paar laarzen op de rand van het meer vond. Vermoed wordt dat de eigenaar van de laarzen zelfmoord heeft gepleegd door in het meer te springen, een lijk is (uiteraard) nooit gevonden.











Een speciale bezienswaardigheid op White Island is de verlaten zwavelmijn. Het ding is sinds 1914 verlaten, toen één kant van het eiland volledig instortte en alle tien werknemers om het leven kwamen. Althans, dat denkt men; de lichamen zijn nooit teruggevonden. De enige overlevende was Peter, één van de vijf huiskatten. Hij werd pardoes tot Peter de Grote gedoopt, maar ook hij kon niet vertellen wat er gebeurd is. De mijn is nooit afgebroken en door de zure (zwavel)wind op het eiland (ook de naden van je schoenen worden er door aangetast; gidsen moeten elke drie maanden nieuwe schoenen kopen omdat ze dan uit elkaar vallen) erodeert de fabriek in rap tempo. Vanaf 1923 is nog enkele jaren geprobeerd een mijn te exploiteren, maar dan vanuit een iets veiligere locatie op White Island. Toen het in de jaren dertig niet langer winstgevend was om zwavel te winnen en die bovendien van inferieure kwaliteit bleek te zijn, werd daarmee gestaakt.










Nieuw-Zeeland heeft diverse nationale symbolen, de kiwi is een beroemde, maar de varen wordt net zo vaak als nationaal symbool gekozen. Varens komen weliswaar over de hele wereld voor, maar in Nieuw-Zeeland zijn ze alomtegenwoordig, in alle soorten en maten, maar vooral in maat XXL. In het Victoriaanse Engeland van de negentiende eeuw waren ze erg geïnteresseed in varens en werden diverse soorten in Groot-Brittannië geïntroduceerd. Op de foto hieronder helemaal links zie je een varen die nog niet in volle bloei is. De sprieten, die nu nog een beetje ogen als een soort Sinterklaas staf, ontrollen zich en vervolgens komen de bladeren eraan. Veel varens vind je vlak bij de grond, maar er zijn ook grote varenbomen, wat een mooi effect geeft, zoals op de middelste foto valt te zien.






Het dorpje Kawakawa was tot eind jaren negentig vooral bekend omdat het de enige plaats in Nieuw-Zeeland is waar de trein recht over de hoofdstraat loopt. Tja, leuk weetje. Het is ook het dorp waar naar ontwerp van de geboren Oostenrijker Friedensreich Hundertwasser in 1999 openbare toiletten werden geopend. Hundertwasser verhuisde in de jaren zeventig naar Nieuw-Zeeland en beschouwde dat als z'n nieuwe thuis. Het schijnt dat z'n horloge - waar ook ter wereld hij zich bevond - altijd de tijd van Nieuw-Zeeland aangaf. Hundertwasser was teleurgesteld in z'n landgenoten, misschien wel in mensen in het algemeen en had het erg naar z'n zin in Aotearoa. Op latere leeftijd nam hij nog maar weinig opdrachten aan, maar het ontwerpen van de openbare toiletten van Kawakawa zou hij naar verluidt geweldig hebben gevonden. Het was op verzoek van de lokale middenstand en het moet gezegd, dat is erg slim van ze geweest. Veel toeristen reizen tegenwoordig naar Kawakawa om even naar het toilet te gaan en in zowel het mannen als het vrouwengedeelte foto's te maken. Inmiddels is een museum, naast de toiletten, in aanbouw.











Grote jongen, deze kauri boom. Het is de grootste in z'n soort, wat 'm de eervolle naam Tane Mahuta oftewel Lord of the Forest heeft opgeleverd. Het is een raadsel hoe oud de boom is; de Rough Guide to New Zealand geeft 'm als leeftijd 1200 jaar mee, het bordje bij de boom heeft het over 2000 jaar en volgens de wikipedia is ie 1250 tot 2500 jaar oud. Daar kan je dus alle kanten mee op. De totale hoogte van de boom is 51,5 meter, de stam zelf is (slechts) 17,7 meter hoog, de omtrek is 13,8 meter. De autoriteiten zijn (begrijpelijk) uitermate voorzichtig met de boom; de wortels liggen erg ondiep en daarom wordt iedereen dringend verzocht op de paden te blijven. Roken in nabijheid van de boom is ten strengste verboden, al leek een fanatiek paffend stel dat naast me stond daar niet van op de hoogte.





Het Verdrag van Waitangi uit 1840 staat symbool voor het moderne Nieuw-Zeeland. Een Nieuw-Zeeland waarin de verhoudingen tussen de nieuwe bewoners, de Europeanen, en de niet zo nieuwe bewoners, de Maori (ze zitten ook pas sinds (ongeveer) 1200 in Nieuw-Zeeland) zijn vastgelegd. Het is een complex verdrag, maar kort gezegd komt het erop neer dat de Fransen op het punt stonden om Nieuw-Zeeland in te pikken, waardoor de Britten werden gedwongen tot snelle onderhandelingen over de verdeling van land met de hoofden van de diverse Maori stammen. In het verdrag, dat officieel werd gesloten tussen de Britse koningin Victoria en de stamhoofden, is vastgelegd dat Maori dezelfde rechten hebben als de Britse inwoners van Nieuw-Zeeland. Maar er zou ook in staan dat de Britse kroon de macht krijgt over het land. Dat er zowel een Engelse als een Maori versie van het verdrag is, geeft aan dat er wel goodwill was om tot een evenwichtig verdrag te komen, maar helaas blijken door de vertalingen ook meerdere interpretaties mogelijk. Zo werden onder het Verdrag van Waitangi grote stukken land van de Maori gekocht en (vaak voor meer geld) doorverkocht aan Europeanen die zich in het land vestigden, terwijl tegelijkertijd de Maori het recht over hun eigen land was gegarandeerd. Ze kregen al snel door dat ze waren belazerd.


Tegenwoordig probeert de Nieuw-Zeelandse overheid er alles aan te doen om de verhoudingen tussen de westerlingen en de Maori zo goed mogelijk te doen verlopen. De Maori hebben wel een achterstand in de Nieuw-Zeelandse samenleving, maar hun maatschappelijke positie is lang niet zo slecht als die van (bijvoorbeeld) de aboriginals in Australië. Veel (plaatsnaam)bordjes en officiële geschriften zijn tweetalig en de naam van Te Papa Tongarewa, het nationale museum van Wellington, is te vertalen als De Plaats van Onze Schatten, de plaats waar álle Nieuw-Zeelanders samen komen. Sinds 1947 wordt elk jaar op 6 februari Waitangi Day gehouden, wat daarmee tot nationale feestdag van Nieuw-Zeeland verworden is. Het is echter ook verworden tot dag van protestacties van Maori die vinden dat hun rechten onvoldoende zijn nageleefd. Op de Waitangi Treaty Grounds is een war canoe van de Maori (de grootste van het land) te bezichtigen, evenals het huis waar het verdrag is getekend.



Auckland. City of Sails. Miljoenenstad (als we de agglomeratie meerekenen) én in het bezit van het hoogste (vrijstaande) bouwsel op het zuidelijk halfrond: de Auckland Sky Tower. Dat dit vooral komt door de wat lang uitgevallen zendmast bovenop en dat het observatieplatform lager hangt dan bij de Sky Tower van Sydney (en die Aussies zijn toch de aartsrivalen) vergeten we maar even. Voor de rest proberen de Kiwi's er alles aan te doen om Auckland het aanzien te geven van een echte miljoenenstad, maar afgezien van wat wolkenkrabbers in downtown Auckland is daar weinig van te zien. In de buitenwijken heb je vooral laagbouw: de bungalowachtige huisjes die je overal in Nieuw-Zeeland vindt. De stad is niet eens de hoofdstad, dat is het veel kleinere Wellington, maar het heeft wel de grootste luchthaven van het land. Het is trouwens knap dat de Nieuw-Zeelanders op juist het smálste deel van het land (15 kilometer van west naar oost) de grootste stad hebben weten te bouwen. Toch zijn er nauwelijks files. Het Auckland Museum is een dikke aanrader.


Meer foto's op flickr.