Voor Guidje's blog schrijf ik sinds januari 2006 regelmatig recensies. Nouja, het zijn eerder verhalen over hoe ik met bepaalde muziek in aanraking kom en wat me er in aanspreekt. Zoiets. Toch nuttig om ze es allemaal onder elkaar te zetten en waar nodig enigszins te bewerken; het zijn niet langer Guidje's recensies, maar die van mezelf. Gelegitimeerd plagiaat. Sommige zijn nog niet eerder op mijn blog verschenen.






Albums

Arcade Fire - The Suburbs
Arctic Monkeys - Whatever People Say I Am, That's What I'm Not
Armand - Singles A's & B's
Attwenger - Song
The Bad Shepherds - Yan, Tyan, Tethera, Methera!
Band Of Horses - Cease To Begin
Belle & Sebastian - The Life Pursuit
David Bowie - Low
Kate Bush - Hounds Of Love
Johnny Cash - American VI: Ain't No Grave
The Chills - Heavenly Pop Hits: The Best Of The Chills
Jarvis Cocker - The Jarvis Cocker Album
Dick Dale & His Del-Tones - King Of The Surf Guitar: The Best Of Dick Dale & His Del-Tones
Do The Undo - Do The Undo
Final Fantasy - He Poos Clouds
Fleetwood Mac - Rumours
Serge Gainsbourg - Histoire De Melody Nelson
José González - In Our Nature
The Good, The Bad & The Queen - The Good, The Bad & The Queen
PJ Harvey - White Chalk
Ignite - A Place Called Home
Jefferson Airplane - Surrealistic Pillow
The La's - BBC In Session
Kate & Anna McGarrigle - Kate & Anna McGarrigle
MGMT - Oracular Spectacular
Moke - Shorland
Morrissey - Ringleader Of The Tormentors
Beth Orton - Central Reservation
Pet Shop Boys - Fundamental
Razorlight - Razorlight
Josh Ritter - The Animal Years
Roosbeef - Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten
Roxy Music - Roxy Music
16 Horsepower - Folklore
Phil Spector - A Christmas Gift For You
Dusty Springfield - Dusty In Memphis
Richard & Linda Thompson - I Want To See The Bright Lights Tonight
Vampire Weekend - Vampire Weekend
The Verve - Urban Hymns
Neil Young - Decade

Compilaties

Arbeidsvitaminen
Congratulations - 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1956-1980
Congratulations - 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1980-2005
Monsieur Gainsbourg Revisited
Putumayo Presents: South Pacific Islands
Vic van de Reijt's Top 100 van Nederlandstalige Singles
De Nederlandstalige Cover Top 100 van Vic van de Reijt
Vic van de Reijt presenteert: Van Du Tot Da Da Da
Vic van de Reijt presenteert: Surivlaams
Zero: A Martin Hannett Story (1977-1991)







Albums

Arcade Fire - The Suburbs
(Merge)


Geloof alle lyrische recensies niet. Zoals de bewering dat de nieuwe plaat van het Canadese Arcade Fire beter zou zijn dan Automatic For The People van R.E.M. (kan niet), of dat het beter zou zijn dan Radioheads OK Computer (is moeilijk). The Suburbs is een goed album, met een aantal heel sterke tracks, maar geen klassieker. Waarom het allereerst heel erg goed is, komt doordat het album begint met een openingssalvo van drie ijzersterke tracks. Écht goede albums (zoals Thirteen Tales From Urban Bohemia van de Dandy Warhols begint met het drieluik Godless, Mohammed en Nietzsche (ze waren in een filosofische bui) en Morrissey's Viva Hate opent met Alsatian Cousin, Little Man, What Now? en Everyday Is Like Sunday) hebben dat. The Suburbs begint met de titelsong, tevens eerste single, een vrij loom en voor Arcade Fire-begrippen niet eens zo pompeuze song, om op te volgen met Ready To Start (dat, als je goed luistert, een bewerking is van Keep The Car Running, de 'hit' van voorganger Neon Bible) en Modern Man. Daarna zakt het niveau wel enigszins (Rococo is nogal saai), maar er komen zo hier en daar nog wel een paar geweldige songs voorbij, waarbij het door Régine Chassagne gezongen Sprawl II (Mountains Beyond Mountains), met een heerlijk stuiterende synthesizer een uitschieter is, temeer het na een drie minuten rustiek voortkabbelend Sprawl I (Flatland) komt en de symboliek van shopping malls die like mountains beyond mountains oprijzen weliswaar plat, maar wel beeldend is (zeker als je, zoals ik nu eenmaal doe, altijd alles visualiseert). De afsluitende reprise van The Suburbs klinkt na al dat muzikale geweld van vijftien tracks koortsachtig ijlend.

Het voornaamste probleem met The Suburbs is dat het allemaal nogal gelijkmatig voortkabbelt, zeker in vergelijking met de bejubelde voorganger Neon Bible, dat een veel dynamischer album is. En dynamiek is erg belangrijk bij een album, zeker als je besluit daar zestien songs op te zetten. Zestien tracks ja. Waarvan de helft meer dan vier minuten duurt. Dat is veel te veel. De platenmaatschappij zal wel gedacht hebben 'krek, zestien tracks, we geven de kopers waar voor hun geld.' Maar ja, ze hadden er slimmer aan gedaan om er zes tracks af te gooien om die dan later als ep uit te brengen. Is ook commercieel. Nu moet ik weer heel uitgebreid de tijd gaan nemen voor deze cd en de liedjes in hapklare brokjes van vier, maximaal vijf tracks, tot mij nemen. Want het zal aan de tijdgeest liggen of misschien heb ik gewoon de aandachtsspanne van een amoebe, maar ruim een uur lang naar één album luisteren lukt me nu eenmaal niet. En Dat Moet Wel. Van Win Butler (hij is de man achter de Arcade Fire). Reden voor hem om het album alleen als geheel via iTunes te koop aan te bieden (wat trouwens wel weer best commercieel is, want dan verkoop je ineens zestien tracks, waarbij je ook ineens van het mindere werk af bent. Al heb ik zo'n vermoeden dat die tracks over een poosje, als de hype weer is gaan liggen, toch wel per stuk verkocht gaan worden. Maar dat is vast heel cynisch van me gedacht).

Want, en dat was ik nog bijna vergeten vermelden, The Suburbs is een conceptalbum. Over, tja de titel zegt het al, de suburbs. Dat is vrij uniek. Er zijn veel films gemaakt over de suburbs (Edward Scissorhands, American Beauty, Happiness), maar voor zover ik weet geen albums. En het lijkt erop alsof frontman Butler daarmee met een missie bezig is. Die is om elk nieuw album een Belangrijk Concept aan de orde te stellen. Op het debuut Funeral was dat nog de dood, op opvolger Neon Bible was dat het geloof en voor dit derde album is dat dus 'de buitenwijk' geworden (dat daarmee de onderwerpen wel steeds aardser, profaner zo u wilt worden, moeten we maar op de koop toe nemen). Hoewel, de buitenwijk an sich, het onderwerp lijkt een stukje breder genomen te worden, getuige alle melancholieke jeugdherinneringen die in de teksten voorbij komen. The Suburbs handelt bovenal ook over alle vrije tijd die je in jeugd verspilt aan het niks doen en het rondhangen en dat je daar rond je dertigste levensjaar met een mengeling van weemoed en afgrijzen op terugkijkt. Dat is een mooi gegeven en blijkbaar is het een uitgangspunt dat leeft bij veel luisteraars, gezien de enthousiaste reacties en de megaverkoop (The Suburbs kwam op nr. 1 binnen in de Amerikaanse Billboard Hot 100). Toch heb ik daar wat twijfels bij. Want ach, zo erg was het toch niet in je jeugd? Niksen en vervelen wordt ook wel gestimuleerd, omdat het creatief maakt. Butler is immers toch maar mooi een succesvolle eigen band begonnen.

Misschien problematischer is het om je als Nederlander te vereenzelvigen met het beeld van de typisch Noord-Amerikaanse suburbs. Al doet het daarmee wel meteen de vraag oproepen: wie maakt er hier eens een conceptalbum over de buitenwijken? Over de troosteloosheid van de vinexwijken, waar alle volgens Intratuin model ingerichte voortuinen er uniform uitzien, er elke avond liefst twee four wheel drives voor de deur staan, na 19.00 uur 's avonds de rolluiken naar beneden gaan en de gezinnetjes lekker voor de tv hangen om naar campingzenders als RTL4 of SBS6 te kijken? En waar papa onder het pseudoniem Bertje79 op internet lekker anoniem z'n gal spuit op sites als Geen Stijl en stand.nl (daarbij het liefst 'links' in het algemeen bekritiserend, al weet hij niet eens wat dat precies is) en hij samen met mama fijn extreem-rechts stemt, omdat hij vooral de rijkeluissubsidie (die ook wel hypotheekrenteaftrek wordt genoemd) in stand wil houden en wil voorkomen dat er mensen met een kleurtje of een enge godsdienst in de buurt komen wonen, want dan wordt z'n huis minder waard. Wie maakt er in Nederland een album over (film mag ook)? Spinvis maakte begin deze eeuw nog een album waarin de troosteloosheid van Nieuwegein werd bezongen, maar echt maatschappijkritisch was die cd niet te noemen, te meer het uiteindelijk toch op een heel verantwoorde VPRO-wijze werd gebracht.

Ideetje, iemand?

(22 augustus 2010)

Arctic Monkeys - Whatever People Say I Am, That's What I'm Not
(Domino Records)

Van de Engelse muziekpers wordt altijd als cliché geroepen dat nieuwe bandjes zo gehyped worden. Een beetje flauw, want in elk genre en in elk land worden wel es bandjes gehyped en eerlijk is eerlijk, de hypes van de afgelopen jaren uit Engeland en omstreken (The Libertines, Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs) hebben nimmer teleurgesteld. En dus wordt 2006 zonder meer het jaar van de Arctic Monkeys: vier gemiddeld nog geen twintig jaar oude broekies die de muziekwereld op z'n kop zetten.

M'n sympathie hadden ze al doordat ze uit Sheffield komen - vanwege een jarenlange uitwisseling van onze zwemvereniging met die van de Engelse stad uit 'The North' heb je toch een soort van band met de industriestad (die overigens over een rijke (en gevarieerde) muziekhistorie beschikt: Dave Berry, Joe Cocker, Cabaret Voltaire, Def Leppard, ABC, Human League, Pulp, Moloko). En toen ik afgelopen najaar in verband met die uitwisseling in een Engelse platenzaak kwam en de muren (letterlijk!) volgepakt waren met de debuutsingle I Bet You Look Good On The Dancefloor moest ik, als Britpopfreak, deze single natuurlijk meteen aanschaffen. En mijn God, wat klonk díe goed. Zonder twijfel dé Single van het Jaar. En dan hebben we het over 2005, één van de beste jaren uit de recente (alternatieve) muziekhistorie.

Maarja, dan moet zo'n band de hype wel waarmaken. Ik hoopte nog even op een optreden op Eurosonic zodat ik het wonder met eigen ogen kon aanschouwen, maar die hoop bleek al snel ijdel. De nieuwe single When The Sun Goes Down verscheen afgelopen maandag in Great Britain, maar ik telde vooral de dagen af voordat de debuut-cd Whatever People Say I Am, That's What I'm Not (fijne titel) uitkwam. Afgelopen zaterdag lichtelijke verbazing toen op m'n werk in de bibliotheek een vader trots de cd aan z'n zoontje showde (kind helemaal in de wolken, vreemd, de Arctic Monkeys maken niet bepaald Top 40 muziek) met de toevoeging 'net bij de Jayke's gekocht, ze hadden 'm al.' Ah! Dus ff onthouden. Een klant informeerde al voorzichtig: 'hij komt maandag uit he? Ik ben benieuwd, jij zeker ook?' Absoluut, dus in de pauze stiefelde ik allereerst naar z'n favoriete platenzaak (die 'm niet hadden, dom!) en vervolgens maar naar de Jayke's. De verkoper vond het allemaal erg grappig: 'en ja hoor! Dat is de laatste die we er nog van hebben!'

En klinkt ie goed? Snotverdorie wat klinkt ie goed ja! Alles wat Engelse muziek zo leuk maakt; tegendraadse en ronduit geraffineerde songs (Smiths!) en allerlei (andere) invloeden uit veertig jaar Britse popmuziek: de authentieke jaren negentig Britpop, de laatste revivals van de new wave en ska en daar bovenop dan ook nog eens leuke en intrigerende teksten over het leven van de gemiddelde Engelse youngster: doordeweeks werken en dan in het weekend uit je dak gaan in een uitgaansleven dat bovendien bol staat van het geweld en irritante bouncers - Hard-Fi deed vorig jaar al iets soortgelijks op het ook al zo leuke Stars Of CCTV. Het fotoboekje toont dagen uit het gezapige leven in een oude Engelse industriestad die nogal verlopen of, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, gloomy oogt. Het zou trouwens best Sheffield kunnen zijn.

Is het dé Plaat van een Generatie? Zoals Definitely Maybe van Oasis? Of The Queen Is Dead van The Smiths? Dat is wat overtrokken, maar ik ben dan ook een nuchtere jongen. Maar als ze zulke onweerstaanbare liedjes blijven schrijven als Fake Tales Of San Francisco, You Probably Couldn't See For The Light But You Were Staring Straight At Me (ook al zo'n fijne titel) en From The Ritz To The Rubble komt het helemaal goed.

Tweede single When The Sun Goes Down kwam vandaag op nr. 1 binnen in de Britse hitlijsten.

(22 januari 2006)

Armand - Singles A's & B's
(Nederlands Pop Instituut/Hunter)

Over alleen Armand kan je al een geweldige quiz bedenken. Dat ie een tweedehands Jaguar kocht die ooit nog es van (minister van Buitenlandse Zaken) Joseph Luns is geweest. Dat z'n lied Een Van Hen Ben Ik (b-kant Ben Ik Te Min is een stuk bekender) verhaalt over legendarisch Eindhovens café De Poort Van Kleef (waar zoveel in drugs werd gehandeld dat de politie besloot de boel maar ópen te houden, dan hadden ze er tenminste nog enig zicht op). En dat ie al tien jaar bezig is met z'n Tripelpee (Guns 'n Roses' Chinese Democracy is er niks bij); volgens de site van Armand zijn er al twee nummers opgenomen.

Ach, Armand is een held. Pardon, Held. In die overtuiging werd ik eens te meer bevestigd toen de verstokte hippie afgelopen augustus op het podium van Folkwoods klauterde (dat laatste woord is niet voor niets gekozen, want op je zestigste klim je niet meer zo kwiek op de planken). Wat volgde was meer een uur stand-up comedy met zo hier en daar een aardig liedje. Die ene (Ben Ik Te Min) en die andere hit (Blommenkinders) plus nog wat niet-hits als Dat Is Juist De Pest, Op De Tandem Naar Marokko, Lijpe Harrie en een enkele Dylan cover. Dat die singles geen hits werden, lag volgens Armand trouwens aan Hilversum, die in totaal zo'n eenderde van z'n oeuvre geweigerd hebben te draaien. Zelf noemt ie het geboycot krijgen van platen 'een specialiteit' (en waar een boycot in Engeland een garantie voor een nr. 1 hit was (Sex Pistols' God Save The Queen, Frankie Goes To Hollywood's Relax), in Nederland betekende dit gewoon: géén hit).

Na afloop wist ik het zeker: ik wilde es een leuke verzamelaar van Armand hebben. Hoort bij de opvoeding, als Eindhovenaar zijnde. Van de Singles A's & B's (een serie uitgaven van het Nederlands popinstituut waarbij oude singles uit de vergetelheid worden gehaald) hadden ze in de bieb al een exemplaar en dat leek me wel wat. Drie cd's met a en b kantjes van alle singles, plus nog wat albumtracks (van zo'n negen minuten) en wat 'rarities.' Is dat niet een beetje veel van het goede (en vooral ook slechte)? Ach. Een beetje wel. Maar je kan beter óvercompleet zijn dan euh... helemaal niet compleet. En okee, niet alles is inderdaad even sterk. Vooral de eerste singles zijn erg goed. Liedjes als Wat Het Klootjesvolk Wil Weten, Een Van Hen Ben Ik en natuurlijk Ben Ik Te Min zijn erg leuk en goed. Een b-kantje als Vrijgezel is meer een vervelende klaagzang over een jongen die de toekomst maar somber inziet en covers van Peter Sarstedt (Waar Wil Je Heengaan M'n Liefste, Armand was er zelf ook niet gelukkig mee, maar werd ertoe gedwongen door producer Peter Koelewijn) voegen niet veel toe. Wel aardig is weer het ronduit cynische Je Broer Wordt Ook Soldaat. Als er es een body bag terugkomt uit Uruzgan is dat een aardig plaatje om weer es te draaien (al zal het niet gebeuren, indertijd werd het singletje ook al geboycot door de schijterige media).

Pas op cd 2 komt de klad erin; dan worden oude hits nog eens opgenomen, wat dan weer geen hitsucces, maar wel de nodige belangstelling oplevert. De echte pareltjes zijn dan moeilijk te vinden, Vrijheid, De Plantagewerker en Een Beetje Vriendelijkheid zijn enkele hoogtepunten. Op cd 3 staat nog het anti-kernwapenlied (natuurlijk deed ook Armand begin jaren tachtig een duit in het zakje) Liever Een Rus (In De Keuken Dan Een Raket In De Tuin) en Ben Ik Te Min - the sequel, ook wel bekend als Nog Steeds Te Min. Erg goed is weer Fuck The Blues, wat Armand zelf ook een heel grappig liedje vindt want 'driekwart van mijn nummers is over een bluesschema gecomponeerd,' grinnikte hij nog op Folkwoods. En vooruit, nóg een versie van Ben Ik Te Min, nu met ska-band Let's Quit. Die 'rarities' aan het einde zijn inmiddels wel wat teveel van het goede, maar altijd leuk om te hebben.

Die Popinstituut uitgaven zijn overigens zeker aan te raden; in het verleden verschenen al heel aardige verzamelaars met alle a en b kantjes van groepen als Cuby & The Blizzards, The Outsiders of Q65. Van Peter Koelewijn & Z'n Rockets werd een Singles A's & Rarities uitgebracht - veel b-kantjes ontbreken hier jammer genoeg. Zouden er de komende tijd nog meer leuke Popinstituut verzamelaars uitkomen? Om even in de Eindhovense scene te blijven, Guidje heeft wel behoefte aan een 'Singles A's & B's' van Lenny Kuhr. Met De Troubadour (en de Rinus Michels variant De Generaal), Visite en Maar Ja. He ja. Léuk.

(12 oktober 2006)



Attwenger - Song
(Trikont)


Veruit de mafste band van Folkwoods 2008 was het Belgische Ballroomquartet. Ik kan het achteraf het beste omschrijven als 'folkpostrock' of 'postfolkrock', vooraf kwam ik niet verder dan 'een eclectisch geluid dat zowel dromerig als dansbaar is' (een beschrijving die achteraf overigens ook zeer juist gebleken is en die zelfs zo accuraat is dat ik me afvraag hoe ik erop gekomen ben; vermoedelijk rechtstreeks uit hun eigen bio overgenomen). Hoopgevender is het dat afgezien van die paar folkies die na twee nummers verschrikt wegrenden, het merendeel gefascineerd bleef luisteren. 

Dat is wel eens anders geweest. In 2005 stond het Oostenrijkse en knotsgekke Attwenger op het podium. Het was zaterdagavond laat alvorens deze twee malloten het podium beklommen: één dikkige, kleine man met een accordeon voor z'n buik en een lange slungel die achter een vrij Spartaans uitgeruste drumkit plaats nam. Naast hem stond een MD-speler met ernaast een bakje minidisks. Geen idee wat dit moest worden, maar het werd al snel duidelijk. De drummer deed een MD'tje in de speler waarop vaak niet meer stond dan een simpele drumloop of een ander soort ritme. Hij mompelde er vervolgens in onverstaanbaar Oostenrijks dialect een soort van aankondiging overheen, waarna hij mondharp ging spelen en z'n kompaan er op de accordeon ook wat melodietjes uitperste. Het was helemaal geweldig (naar mijn idee dan), nummers waren 'zowel dromerig als dansbaar' en duurden soms langer dan een kwartier (en dat zonder maar een moment te vervelen), maar het overgrote deel van de folkies stond elkaar verschrikt aan te staren, alsof ze wilden zeggen: 'moet hier nu een bourree, een mazurka of een hantendro op gedanst worden?' Dat onbegrip was duidelijk wederzijds, de drummer deed gewoon z'n standaardact met mondharp/MD-speler/drumsetje, de accordeonist stond tussen de nummers door verschrikt naar het publiek te kijken ('waar ben ik nu in godsnaam aanbeland?!').

Misschien had je erbij moeten zijn, maar ik was helemaal verkocht. Een week later stond het duo ook nog op Lowlands en in de tussenliggende tijd spamde ik geregeld 3FM, als je verzoekjes in mocht dienen van acts die in Biddinghuizen op zouden treden. Natuurlijk draaiden die Attwenger niet (veel te maf en radio-onvriendelijk), ze zullen er zelfs nog nooit van gehoord hebben. Op Lowlands speelde Attwenger op de vrijdagmiddag en daardoor was de magie al meteen een stuk minder. Natuurlijk, het was nog steeds leuk, maar wat niet bepaald hielp was de vrij lege tent, afgezien van die twee meisjes die met een Oostenrijkse vlag stonden te zwaaien, zo vlak voor het podium. Zozo, meegereisde groupies.

Ik wilde er een cd'tje van, maar zoals bij zoveel Folkwoods acts bleek daar totaal niet aan te komen. En natuurlijk werd er na afloop van het concert niks verkocht (later hoorde ik van de organisatie dat ze onmogelijk waren geweest. Een vriendin van de organisatie wilde ze best even naar Eindhoven brengen (wilden ze graag heen), even later wilden ze toch naar Amsterdam, er kwam geen stom woord uit en als ze iets zeiden, waren ze enkel aan het mopperen, waarmee de blik van de accordeonist op het podium wel verklaard werd). Een paar maanden later ging een vriend van me voor z'n studie naar Oostenrijk. Ik had inmiddels op internet wel diverse loftuigingen gelezen (eindelijk medestanders!) zoals 'de Oostenrijkse Pogues', 'de Alpunks', 'ook John Peel is fan' of 'net zo eigenzinnig als Kraftwerk' en vroeg of hij wellicht een cd'tje mee kon nemen. Doe dan maar Song, daar zou in elk geval het ook op Folkwoods gespeelde Wama Liaba (Weama Song) op staan. Een studente aldaar nam de vriend mee naar een platenzaak en wist te melden dat het duo in Oostenrijk heel beroemd is en dat het uitermate vrijgevochten types uit de alternatieve krakersscene zouden zijn. En ze maken tevens films. Hoe een mens zich kan vergissen op louter uiterlijk: vooral die accordeonist leek rechtstreeks uit Oberammergau (ook al ligt dat in Duitsland) overgevlogen, alleen het Alpenhoedje en de lederhosen ontbraken nog.

Wama Liaba (Weama Song) was en is geweldig. Opgebouwd rond het gejengel van een mondharp komen er achtereenvolgens een drumloop, een accordeonist en wat onverstaanbare zang bij. En dat duurt dan ook nog eens een dik kwartier. Je kan er onmogelijk op stil blijven zitten en het ritme heeft nog het meest weg van een soort triphop. Of is het hiphop? Geen idee waar het over gaat, maar het gaat om de sfeer. Het tweede nummer Ged Wer is net zoiets, maar net iets minder pakkend. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik nooit veel verder heb geluisterd, ik was (en ben nog steeds) gefascineerd door dat eerste (briljante) nummer. Het ultrakorte, zes seconden durende Es Gibt Wiederholungen is toch vrij overbodig.

Attwenger maakt nog steeds muziek. Nog altijd op het alternatieve Duitse Trikont label en nog steeds knotsgek. Bij een cd uit 2005 weet allmusic.com te melden dat de cd per abuis bij een kenner van Duitstalige muziek terecht was gekomen en die had het schijfje meteen doorgestuurd naar een dance liefhebber. Die was er helemaal weg van, sterker nog, zelfs zijn hond vond het fantastisch.

(12 augustus 2008)

The Bad Shepherds - Yan, Tyan, Tethera, Methera!
(Monsoon Music)


Als je - zoals ik - een aantal jaren het programmaboekje van Folkwoods mag schrijven, kom je soms bands op het spoor die je anders misschien gemist zou hebben. Hoe de organisatie van het festival bijvoorbeeld dit fenomeen op het spoor was gekomen: geen idee. Maar The Bad Shepherds is een door Adrian Edmondson (comedian, bekend als Vyvyan Basterd uit The Young Ones of Eddie Hitler uit Bottom, tevens de echtgenoot van Jennifer 'Absolutely Fabulous' Saunders) bijelkaar gezochte groep. Zijn doel? Punksongs naar een folkversie vertalen. Vooruit, het zijn niet enkel folksongs, zo is er ook ruimte voor wat new wave klassiekers als Once In A Lifetime van de Talking Heads, The Model van Kraftwerk of Rise van P.i.L. (weliswaar een project van Johnny Rotten, maar je kan P.i.L. met goed fatsoen niet meer tot de punk rekenen). Enfin, ik werd nieuwsgierig en kreeg de mogelijk geboden om met Edmondson te kletsen, voor het programmaboekje (elk jaar licht ik een aantal artiesten extra uit middels een interview. Dat ik dit keer Een Beroemdheid mocht spreken, was een kans die ik me niet liet ontglippen). Ik maakte er daarom ook maar meteen een interview voor KindaMuzik van.

Want er zit natuurlijk ironie in dit project: Edmondson speelde in The Young Ones de rol van punker (zelfs eentje met groene spikes), de punk was - door het vernietigende en nihilistische karakter - een tegenhanger van die brave folkies met hun love and peace, en veegde heel de folkscene plat. Aldus de muziekgeschiedenisboekjes. Dat folk werd weggevaagd door de punkers was ook een beetje de schuld van de folkmuzikanten, vindt Edmondson, die waren veel te protectionistisch en sektarisch ingesteld (hij heeft het niet voor niets over folknazi's). Maar hij meende het wel degelijk serieus, zo benadrukte Edmondson. Want als kind was hij wel helemaal gek van folkmuziek en kon hij bands als Fairport Convention en Lindisfarne wel degelijk waarderen. Maar ja, de punk was voor een puber eind jaren zeventig nu eenmaal veel opwindender. Nu, zo'n slordige dertig jaar later, vond hij het tijd geworden om die oude punksongs op een folkmanier te gaan spelen. Ten eerste omdat ze geweldig op mandoline klinken en ten tweede omdat het fantastische songs zijn. Edmondson benadrukte het nogmaals, dit zijn goede nummers die het verdienen om van generatie op generatie te worden doorgegeven, als ware het folksongs.

Het was een leuk interview, al hoopte ik er nog even op dat ik voordat ik Edmondson zou spreken, eerst mw. Saunders aan de telefoon zou hebben gekregen. Helaas, die pret werd me niet gegund. Maar mijn gesprekspartner bleek erg serieus, met af en toe een leuke kwinkslag tussendoor. Zo meende hij te weten dat 70% van de bezoekers voor hem komt. 20% komt voor de punkmuziek en 10% voor de folk. Maar na afloop is iedereen het meest weg van de folkmuziek. Dat zal best, want het live concert, anderhalve maand later op Folkwoods, was geweldig. Het is mooi om te merken dat songs als Down At The Tube Station At Midnight (The Jam) en Up The Junction (Squeeze) op deze manier een tweede leven krijgen. In Nederland zijn beide songs altijd vrij onbekend gebleven en als je nu naar de tekst luistert, merk je pas hoe mooi en gevoelig die is. Dat had je niet achter die punkers gezocht. Goed, niet alles werkte, zo kwam het zinnetje 'anger is an energy' (uit Rise) wel wat kneuterig over, als het lieflijk wordt gezongen met een viool op de achtergrond. Maar meestal stond je verbaasd te luisteren, om dan na een lang intro toch ineens Once In A Lifetime te ontwaren of London Calling te herkennen.

Het grappige is dat er soms ook traditionals door de muziek heen zijn gewerkt. Tijdens het live concert vroeg een bezoeker aan me of ie nu echt Mountain Road gemixt met God Save The Queen hoorde. En even later hoorden de toeschouwers Teenage Kicks (Undertones) overgaan in Whisky In The Jar. Die combinatie is volstrekt natuurlijk. Net als die reel die halverwege het concert wordt gespeeld en Yan, Tyan, Tethera, Methera! (volgens Edmondson zouden de Ramones zo hebben afgeteld als ze uit Cumbria waren gekomen) heet. Hij had ook niet voor niets een geweldige groep folkmuzikanten om hem heen verzameld: Maartin Allcock speelde bij de Fairport Convention (al was dat niet tijdens de succesvolle periode uit de jaren zeventig) en doedelzakspeler Troy Donockley treedt regelmatig op met Nightwish. Maar zelfs die geweldige muzikanten moesten toegeven niet elk nummer te kunnen 'verfolken.' Want volgens Edmondson was het tot op heden niet gelukt om een song van de Buzzcocks te spelen. En ook Ghost Town van de Specials was nog niet gelukt.

Ik had na afloop graag direct een cd'tje gekocht, maar de band was uitverkocht. Zelf grapten ze dat het kwam doordat ze low budget vlogen en ze enkel één onderbroek mee mochten nemen die ze ook nog es met z'n vieren moesten delen, maar het ware verhaal is dat ze rechtstreeks waren doorgereisd van een ander festival waar ze volledig door hun collectie heen waren gegaan. Die cd moest ik dan maar na afloop via de site bestellen. Afrekenen mocht bij meneer en mevrouw Monsoon, de cd is uitgebracht op het label Monsoon Music. Voor de kenner.

(4 september 2009)



Band Of Horses - Cease To Begin
(Sub Pop Records)



Veel muziekhypes gaan in eerste instantie aan me voorbij. Dat was toen ik bij de bieb werkte het geval, maar dan zette ik zo'n 'hype cd' een keertje op tijdens het werk en wist ik wel vrij snel of ik het eens was met de hype. Soms kwam dat er niet van en ontdekte ik een jaar later een album dat helemaal ge-wel-dig was. Tja, je mist dus wel es wat (om maar te zeggen: je moet m'n eindlijstjes nooit zo serieus nemen). Nu ik niet meer bij de bieb werk, is de kans dat ik een leuke hype mis, nog wat groter (ik download niet en kan geen cd's meer gratis bij de bieb draaien), maar dat zij zo. Het is voor mij eigenlijk heel simpel: muziek is goed of is niet goed en een hype hoeft daar niets mee te maken te hebben (dus albums bij voorbaat niet goed vinden omdat het een hype betreft, is stupide; het gaat immers om de muziek). En het album Cease To Begin (mooie, lekker fatalistische titel) van Band Of Horses was toch al langs me heen gegaan, maar ik was weg van die ene single, Is There A Ghost. Dat liedje was flink geplugd door 3FM DJ Rob Stenders die het meer dan eens uitriep tot Beste Single van de week/het jaar/het decennium. Ik kwam bij de CD-Theek voor 6 euro 50 het album tegen. Dat is een prijs waarbij je toch zegt 'kopen, al was het maar om die ene single zélf kapot te kunnen draaien.' En dat terwijl een radiocollega bij de lokale omroep, en naar eigen zeggen een goede bekende van Stenders, hem had verzekerd dat de grote 3FM Jock die single Is There A Ghost dan weliswaar gewéldig had gevonden, maar op de rest van het album volledig was afgeknapt. 

Maar verdikkeme, dat album was écht goed. En dat is het - na veelvuldig draaien - nog steeds. Is There A Ghost had ik wat veel bij de radio gedraaid en sloeg ik voor de zekerheid de eerste tijd maar even over. Bleek tweede track Ode To LRC eigenlijk nog veel fijner te zijn. Harde gitaren, vette indierock met een heel erg lekker, verrassend ritme. Het nummer groeide al vrij snel uit tot m'n ultieme favoriet op het album. Een album dat verder nog veel meer moois te bieden heeft; No One's Gonna Love You is een mooie ballad, Detlef Schrempf is een ode aan de basketballer met dezelfde naam, The General Specific leunt qua muziek net wat meer tegen americana aan. Islands On The Coast en Cigarettes, Wedding Bands hebben dan weer fijn door galopperende indierock waar je – eenmaal op je fietsje zittend – lekker hard van gaat trappen. Maar het is vooral die mix van enerzijds indierock en aan de andere kant wat bedaardere americana die zo prettig is. En daar komt dan de hoge zang van zanger Ben Bridwell bij, die meer dan eens wordt vergeleken met Neil Young (die vergelijking is mij iets te makkelijk; het is net zo makkelijk als elke rockzanger die een beetje gevoelige muziek maakt en soms met falsetstem zingt, te vergelijken met Thom Yorke en Jeff Buckley (wat groepen en artiesten als Coldplay, Novastar en Starsailor rond de eeuwwisseling overkwam)).

Waar het dan wel op lijkt? Ergens klinkt Band Of Horses best wel emo. Er ligt veel dramatiek in de muziek en de stem van Bridwell. Het klinkt allemaal bij vlagen best desolaat en apocalyptisch, zeker als langzame coupletten worden afgewisseld met hardere refreinen. Wel een prettig soort emo; niet die drama queens die populair zijn bij zichzelf iets te serieus nemende pubers die het hele wereldleed met zich mee torsen. En ook niet die nep-emo à la Tokio Hotel. Eerder een beetje à la Panic At The Disco of Sunny Day Real Estate. En okee, die hard/zacht dynamiek die door de groep zo handig wordt toegepast is weliswaar niet nieuw te noemen, het klinkt wel erg lekker. Het is niet voor niets dat twee grote Amerikaanse rockgroepen er groot mee zijn geworden (Boston, Nirvana). Dat hard/zacht trucje wordt op Cease To Begin al een stuk minder (extreem) toegepast dan op voorganger (en debuutplaat) Everything All The Same. Maar daar wordt het wel meteen in het beste nummer van die plaat grandioos gebruikt/misbruikt. The Funeral is het pièce de resistance op het debuut, een zwaar aangezette, dramatische song dat qua structuur bijna naar progrock neigt. Het moment van de door overdubs bijna etherisch klinkende 'oeohoes,' vlak voordat de beuk erin gaat, is geweldig. En dan wordt dit geweldige nummer ook nog es gebruikt als begeleidingsmuziek van een wel heel erg cool fietsfilmpje op Joetjoep.

Ik miste de hype rond Band Of Horses dus (want een hype was het - gezien de hoge uitleencijfers bij de bieb - wel), maar op die manier gaat het, als je dat later in wilt halen, om de muziek. En die is fijn. En misschien is het ook wat minder druk als komend jaar album nr. 3 verschijnt en de groep weer op tournee gaat. Althans, dat hoop ik. Band Of Horses op Pinkpop? Lowlands?

(19 december 2009)


Belle & Sebastian - The Life Pursuit
(Rough Trade)

Het was omstreeks het jaar 2000 dat ik voor het eerst de naam Belle & Sebastian oppikte. In die tijd had de BBC nog een Teletekst pagina waarop verschillende muziekfreaks en snobs elkaar voor rotte vis uitscholden omdat de ene zichzelf nóg alternatiever of cooler vond dan de ander. Oasis, dat waren sell outs en Blur was veel alternatiever en vernieuwender en de eerste Travis was veel beter dan die tweede, etc. etc. Enfin, daar las ik dat Catatonia (indertijd zijn favoriete bandje, in Nederland hebben ze nauwelijks voet aan de grond gekregen. Toen de groep in september 2001 uit elkaar ging, was Guidje daar nog het meest van van slag) totaal niet indie was. Neej, Belle & Sebastian, díe waren pas indie.

Huh? Indie? Wasda? Ik - op dat moment nog een groentje in de alternatieve muziek, maar wel stiknieuwsgierig - had geen idee. Indie, zou dat van India komen? Muziek met sitars en allerlei Indiase invloeden? Kula Shaker was ook indie en dat klonk vaak ietwat oosters. En leuk! Maar ik had geen idee en het leek me derhalve het beste maar es een mp3'tje te downloaden. Via Napster (ach ja, die goeie ouwe...) kwam ik wat tegen. Legal Man heette het ding. Duurde ook lekker kort (tweeëneenhalve minuut, zo hoort het, als je meer dan drie minuten nodig hebt om je punt te maken dan ben ik weg, ik ben nu eenmaal snel verveeld), dus bovendien zo binnen via de kersvers aangesloten kabelverbinding.

En verrek, dat ding klonk verrekte oosters. Leuke muziek was dat! Met sitar, lekker dansbaar ook, grappige koortjes, nogal sixties, nouja, eigenlijk perfecte popmuziek. Maar es wat meer downloaden dan. En zo kwam ik aan Judy Is A Dick Slap (ja ze kunnen er wat van met die titels) en Winter Wooskie, de andere nummers die (toevallig) op hetzelfde EP'tje als Legal Man stonden. Die klonken totaal niet oosters en het duurde niet lang meer voordat ik eindelijk begreep dat indie stond voor independent. Een compleet loze term, want het betekende eigenlijk dat de muziek op kleine labeltjes werd uitgebracht (de Britse hitlijsten hanteren naast de gangbare Top 40 ook enkele specifieke hitlijsten zoals de Dance Top 40 en de Indie Top 40. In die lijst staan alle singles van 'onafhankelijke' platenlabeltjes, maar dat is zeer breed: Bob de Bouwer is bijvoorbeeld ook op een klein labeltje uitgebracht, evenals DJ Tiësto).

Maar het belangrijkste van heel deze zoekactie was dat ik een nieuw bandje ontdekt had waar ik weer es helemaal voor kon gaan. Ik kocht al snel de Legal Man EP in de enige platenzaak die zoiets - vrij obscuurs - zou hebben en vond vervolgens de drie eerste EP'tjes bij een andere zaak. Dit werd feest en ik zocht alle leuke plaatjes van de groep die ie kon krijgen (wat gelukkig zo'n beetje alles was dat ze ooit hadden uitgebracht). Via een vriendelijke medewerkster van één van die platenzaken kwam ik zelfs nog aan de bootleg The Black Sessions, opgenomen in Frankrijk met o.a. Poupée de Cire, Poupée de Son (France Gall won er in 1965 namens Luxemburg het Eurovisie Songfestival mee) en toen ik enkele jaren geleden op de zaterdag daar binnen liep in de hoop dat ze de nieuwste cd (toen Dear Catastrophe Waitress) hadden, hoefde ik niet eens te zoeken; hij was al apart gelegd.

Ja, je bent een freak of je bent het niet. Toen de voorverkoop voor het - inmiddels legendarische - concert in de Utrechtse Vredenburg begon, stond ik om exact 10.00 uur bij de VVV. De verkoopster aldaar bleef op 'Enter' drukken om de lijst met concerten te verversen en zogauw 'Belle & Sebastian' in het beeldscherm verscheen, klikte ze meteen. Zo! Die zijn binnen. En toen het concert uiteindelijk daar was, stond ik helemaal vooraan en had ik de avond van m'n leven. Fijne band. Meesterlijk optreden.

Afgelopen donderdag verscheen de nieuwste cd. En weer snelde ik naar de platenzaak (een andere, de zaak waar ik eerst al m'n Belle & Sebastian memorabilia bestelde, is door een andere eigenaar overgenomen en daar is het personeel niet heel erg op vooruitgegaan) en ik had mazzel: de nieuwste cd, in 'limited edition' met bonus dvd'tje met daarop een alleraardigst mini-concert voor de BBC van Schotland. De cd is al zes dagen de speler niet uitgeweest. Nouja, hij komt er af en toe uit om in een andere speler (de discman bijvoorbeeld) te stoppen, maar hij staat op repeat en/of non-stop. Want als iets de vrolijkheid, het zomerse in Huize Guidje tot bloei weet te brengen, dan is het wel deze muziek. Lekker. Heel lekker.

We schrijven februari 2006 en er zijn al twee briljante platen gespot. Mijn God, wat belooft dat nog voor de rest van het jaar?!

(15 februari 2006)

David Bowie - Low
(RCA)

2007 is het jaar van de canon. Het werd al elders opgemerkt, maar er wordt wat terug geblikt op de eigen cultuur, of naar de muziekontwikkeling van de afgelopen decennia. Voor de 'appeltjesgroene muur' - een begrip in de Eindhovense bieb - stelde ik afgelopen maand een mooie selectie samen: op de bovenste rail plaatste ik legendarische albums uit 1967 (wat mij betreft het annus mirabilis van de popmuziek met Sgt. Pepper's (Beatles), The Piper at The Gates of Dawn (Pink Floyd), The Doors, Disraeli Gears (Cream); zelfs Nederland deed daaraan mee met Bo de Gro's Voor de Overlevenden), op die daaronder platen uit 1977 (The Clash, Never Mind The Bollocks (Sex Pistols), My Aim is True (Elvis Costello), Transeurope Express (Kraftwerk), Low (David Bowie)), daaronder kwamen weer werkjes uit 1987 (Strangeways, Here We Come (The Smiths), Diesel and Dust (Midnight Oil), Tunnel of Love (Bruce Springsteen)) en op de onderste rail albums uit 1997 (Urban Hymns (The Verve), Homework (Daft Punk), Come To Daddy EP (Aphex Twin). (Waarmee ook ik toe moet geven dat 1987 en 1997 wat minder sterk zijn.)

Goed. Ik richtte die boel in en kwam een hoop leuke albums tegen. Zelfs in 1977 (ik hou niet zo van albums uit de jaren zeventig) is er verdomd goeie muziek gemaakt. Mag ook wel; het is toch het jaar van de punk (niet voor niets noemde de Noord-Ierse rockgroep Ash hun full length debuut '1977'). Afgelopen week leende ik maar es Low, dat volgens kenners wordt gezien als dé David Bowie plaat, bij de bieb. Die stond daar maar tegen de appeltjesgroene muur (blijkbaar zijn de Eindhovenaren niet zo geïnteresseerd in dit meesterwerkje, jammer) en het moest maar es gehoord worden. Toch een klassieker, nietwaar? Uit het jaar dat David Bowie maar liefst twee albums opnam met Brian Eno (de andere was 'Heroes', twee jaar later zou Lodger de Berlijn trilogie completeren) en ook nog Iggy Pop begeleidde die dat jaar eveneens in Berlijn twee albums opnam en daarmee zijn carrière weer op de rails kreeg.

Tja, Bowie was lekker druk bezig. Naar het schijnt was hij niet op z'n gelukkigst toen hij Low opnam (geen wonder dat m'n eerste - depressieve - vriendinnetje fan was van Bowie). Net gevlucht uit Los Angeles (later noemde hij het een smerige stad die zo snel mogelijk van de aardbodem zou moeten verdwijnen) vond hij in het door een hoge muur doorsneden Berlijn voldoende inspiratie voor een nieuwe plaat. En Brian Eno bleek de perfecte hulp voor Bowie's naargeestige visie op de wereld anno 1977. Hij was trouwens ook nog depressief, wat hij later als verklaring aanvoerde voor het gebrek aan teksten op de plaat: 'ik had er gewoon de energie niet voor.' Ah. Het is een goede verklaring voor de nerveuze en ietwat schetsmatige eerste helft met korte rocknummers met op de achtergrond de (nooit irritante) synthesizers van producer Brian Eno. De track Breaking Glass werd later geparodieerd door pubrocker Nick Lowe (I Love the Sound of Breaking Glass). Single Sound and Vision schopt het in Nederland zelfs tot de tweede plaats in de Top 40 en is nog altijd terug te vinden in de Top 2000. En voor de rest is die A-kant nog wel vrij toegankelijk, ook al verkocht het album indertijd matig en waren de recensies niet al te positief.

Op de B-kant gingen echter alle remmen los. Daar werd nog nauwelijks op gezongen en was de invloed van Brian Eno veel groter. Alleen het aantal tracks is al veelzeggend: op de A-kant maar liefst zeven nummers, op de andere kant slechts vier tracks. En de openingstrack was het lange, slepende Warszawa. Geïnspireerd op de Poolse hoofdstad. Een bizar nummer, wat volgens Bowie en Eno de ijzige sfeer in het Oostblok weergaf. Ik vind dat nummer eigenlijk niet eens zo ijzig, eerder vervreemdend en melancholiek. (Ik heb de koude oorlog en de tijd van het ijzeren gordijn dan ook nauwelijks meegemaakt. In 1989 ging ik op vakantie naar Denemarken en onderweg werd er overnacht in Hamburg. Mijn vader haalde een avondje door met de eigenaar van het hotel en die kon de Oosteuropese TV ontvangen. En deelde 'm mee dat die muur binnen een paar maanden wel zou vallen. Voor de rest ken ik de scheiding tussen 'west' en 'oost' enkel uit films, zoals recentelijk Das Leben der Anderen, maar ook dat is - ondanks de thematiek - een film met een uiteindelijk positieve boodschap.)

Eerlijk gezegd is Warszawa het hoogtepunt van die tweede plaatkant, want de rest haalt dat niveau niet. Maar wel mooi dat je met een LP nog eens goed onderscheid kon maken met wat je op de ene kant zette en wat op de andere kant. Low werd mede door deze track een klassieker én het was de inspiratiebron voor de postpunk generatie; Joy Division heette eerst Warsaw en bracht onder die naam een plaat uit die tegenwoordig nog als bootleg te verkrijgen is. Waarmee de postpunk (denk ook aan bijvoorbeeld het album Talking Heads: 77) al goed en wel begonnen was in hét punkjaar.

Da's pas ironie.

(12 oktober 2007)

Kate Bush - Hounds Of Love
(EMI)


Het had even geduurd voordat Kate Bush met Hounds Of Love op de proppen kwam. Ruim drie jaar om precies te zijn. Okee, dat is geen eeuwigheid, maar de eerste vier studio-albums (die ene live LP, van de enige tour die ze ooit ondernam, zullen we even buiten beschouwing laten) waren in een periode van vijf jaar verschenen. Die hadden wel een ongekend talent laten zien, vooral debuut The Kick Inside was ingeslagen als bom, met zulke kleine liedjes als The Man With The Child In His Eyes, de klassieker Wuthering Heights (naar Brontë's boek met dezelfde titel) en een nummer over het vrouwelijk orgasme (Strange Phenomena). Geen wonder dat het grote publiek veel van haar verwachtte. De latere platen lieten echter - naast de toegankelijke 'hits' zoals Babooshka, Army Dreamers en In Search Of Peter Pan - ook een zangeres zien die het experiment niet schuwde. Alleen, niet iedereen kon haar in die experimenteerdrift volgen, steeds kleinere hits en een bijna geflopt album, The Dreaming (1982) tot gevolg, ook al werden er nog vijf singles van getrokken.

Bush trok zich terug in haar huis en haar zelfgebouwde studio voor de opvolger. Teleurgesteld en kluizenaar als ze is, werd er drie jaar niks van Bush vernomen. Er deden zich steeds wildere verhalen de ronde, zo zou ze enorm dik geworden zijn. Maar niets was minder waar; ze was enkel 'op haar eigen tempo' aan de slag gegaan en toen uiteindelijk eerste single Running Up That Hill verscheen (eigenlijk heette het A Deal With God, maar dat leek de Amerikaanse afdeling van EMI niet zo'n verstandige titel) en ze promotie ging doen. Hier stond een zelfverzekerde en nog altijd bloedmooie vrouw die een waanzinnig album had gemaakt met een even waanzinnige productie. Dit alles was niet in het minst te danken aan de toen peperdure Fairlight synthesizer die een groots geluid wist te produceren, precies wat ze had gewild. En Bush was zich bewust geweest van de weinig toegankelijke voorganger waarmee ze zich van haar publiek had vervreemd. In interviews gaf ze toe dat het haar 'ze is gek geworden, ze weet niet meer wat ze doet' album was en om haar platenmaatschappij tevreden te stellen had ze niet al te moeilijk gedaan toen die de titel van de eerste single toch liever iets minder blasfemisch zagen.

Hounds Of Love ademde in alles een magnum opus uit. Het was een concept album: kant A kreeg als titel Hounds Of Love mee en telde de vijf toegankelijkste songs. De vier singles van het album werden ook uit dit vijftal gekozen: het eerder genoemde Running Up That Hill, Cloudbusting (met een memorabele clip waarin Donald Sutherland en een als jongetje verklede Bush speelden), Hounds Of Love (wat mij betreft een nummer met één van de mooist denkbare teksten, over iemand die bang is verliefd te worden en altijd blijft wegrennen voor 'de honden der liefde,' dit alles verbeeld in prachtige en herkenbare metaforen. Geen kattenpis voor een popsong van amper drie minuten) en The Big Sky. Maar dan hadden de luisteraar kant B nog niet gehoord, gebaseerd op het gedicht The Ninth Wave van Tennyson. Hier was de experimentele Bush te horen en die deed op deze plaatkant geen concessies; Waking The Witch en Hello Earth zijn gecompliceerd en de eerste is deels onbeluisterbaar. Jig Of Life is dan weer bijna traditionele Ierse folk. Ook de muzikanten die ze om zich heen had verzameld, waren de top van dat moment: zo speelde Youth, bassist in het altijd gezellige Killing Joke mee, maar ook klassiek gitarist John Williams.

Eigenlijk had The Dreaming alle elementen dat de Hounds Of Love ook al had. Experimentele songs, een paar toegankelijkere nummers. Maar wat The Dreaming níet had, was een grootste productie om dat alles te ondersteunen. Het gevolg: een album dat in al z'n ambitie wilde klinken als een kathedraal, maar productioneel nog ergens in de jaren zeventig rond hing. Alleen eerste single Sat In Your Lap was redelijk overgekomen. Ik denk dat Bush met Hounds Of Love vooral haar artistieke statement heeft willen maken. Een statement dat nog steeds hoog wordt aangeslagen; Hounds Of Love eindigt nog steeds hoog in lijstjes met 'Beste Platen van de Jaren 80' of in lijstjes met 'Beste Platen Aller Tijden.' En, ook bijzonder, jaren later klinkt het nog altijd geweldig, ook al is de productie misschien wat gedateerd gaan klinken. De mythische status van het album werd nog verder onderstreept toen The Futureheads, één van de vele bandjes die in de punkfunkhype van begin deze eeuw boven kwam drijven, een cover van Hounds Of Love opnam. Het werd een grotere hit dan Bush's origineel, werd pardoes door NME uitgeroepen tot hét punkfunk nummer van de jaren nul en eindigde daarmee boven werk van bijvoorbeeld Franz Ferdinand.

Na Hounds Of Love verschenen er nog enkele albums en er was dat memorabele en deprimerende duet met Peter Gabriel, Don't Give Up, maar na 1993 werd het weer stil. En dit keer werd het veel langer stil, totdat in 2005 Aerial verscheen. Opnieuw een concept album, ditmaal bestaande uit twee cd's. Ook dat is een prachtig album, maar van Bushs belofte dat een nieuw album misschien niet langer dan een jaar op zich zou laten wachten, is niets terecht gekomen. Er is nog altijd geen datum bekend waarop nieuw werk zou moeten verschijnen. Jammer.

(9 augustus 2009)

Johnny Cash - American VI: Ain't No Grave
(American Recordings)


Ooit gaan popsterren in van het kaliber – pak 'm beet – Paul McCartney of Neil Young hun laatste plaat maken. Een collectie nummers waar de dood wel heel nabij is. Er zijn er al een aantal gemaakt. Dylans Time Out Of Mind was een duister album met naast de klassieker Make You Feel My Love het inktzwarte Not Dark Yet. Het klonk met als zinsnede 'it's not dark yet, but it's getting there' al vrij omineus, ook al is Dylan vandaag de dag nog alive and kicking. En Leonard Cohen kon al nooit zingen, op de laatste albums komt hij niet verder dan licht fluisteren. Er is een album van de Amerikaanse zanger Warren Zevon die bij de opnames wist dat hij niet lang meer te leven had. Hij nam met bevriende muzikanten een cover op van Dylans Knockin' On Heaven’s Door en voegde aan de tekst het bijna larmoyante 'open up, open up' toe. Het album kwam twee weken na zijn dood uit. Het kan niet anders of de komende jaren gaan er een hoop van dit soort platen aankomen. De echt grote sterren uit de jaren zestig en zeventig zitten vlak bij of al over hun pensioengerechtigde leeftijd. En er zijn natuurlijk die albums die na de dood van de betreffende artiest zijn samengesteld. Er worden nog altijd opgewarmde kliekjes van Nirvana, Jeff Buckley of Eva Cassidy gevonden, die dan als 'nieuw album' uit worden gebracht. De kwaliteit is (eufemistisch uitgedrukt) wisselend.

Met Johnny Cash zit dat in die zin iets anders. Hij maakte in de jaren negentig een geweldige comeback door het beeld van 'the man in black' te cultiveren en met sobere begeleiding traditionals, eigen composities maar vooral veel covers te zingen. En in die coverkeuze zat de verrassing én de kracht van het concept. Producer Rick Rubin kwam met The Mercy Seat (het origineel is van Nick Cave & The Bad Seeds), I Hung My Head (een heuse murder ballad van Sting), One (U2) en The Beast In Me (Nick Lowe) en als ultiem hoogtepunt Hurt. Dat laatste nummer heeft in het origineel nooit heel veel succes gehad. Niet vreemd, daarvoor is de industrial van Trent Reznor (Nine Inch Nails) toch iets te weinig toegankelijk voor een groot publiek. In de cover versie door Cash kreeg het nummer, door de gebroken zang, de steeds harder aangeslagen pianoklanken en de pathetische maar o zo mooie videoclip van Mark Romanek een enorm krachtige lading. Reznor zei na het horen van het nummer dat ie het 'kwijt' was geraakt aan Cash – zijn versie was veel mooier. De ironie is dat door Cashs versie Hurt veel bekender is geworden dan alle andere nummers van Nine Inch Nails bij elkaar. Toen Reznor op Glastonbury optrad, kreeg hij dan ook veel bijval uit het publiek toen hij juist Hurt speelde. Tegenwoordig staat het nummer zelfs bij de bovenste tweehonderd van de Top 2000.

De American Recordings serie van Johnny Cash oogstte veel bijval (waardoor er tot op heden zes delen zijn verschenen), maar een commercieel succes was het aanvankelijk niet. Pas deel V: A Hundred Highways, uitgebracht na de dood van de zanger, werd een bestseller en bereikte zelfs de eerste plaats in de Amerikaanse Billboard Hot 100. Wat ook meegespeeld zal hebben is de succesvolle film I Walk The Line, een biopic over de zanger. Cash moet enorm veel hebben opgenomen in de periode tot zijn dood, want er was sindsdien al een boxset uitgekomen onder de naam Unearthed en die bevatte outtakes van eerdere jaren én gospels die de diepgelovige Cash had opgenomen. Nu was er volgens Rubin nóg meer materiaal en zowaar, er zat een zesde album in. Goed, volgens de producer is de kluis met opnames nu dan ook écht leeg (hoewel Guidje het graag wil geloven, je wilt niet wéér Jeff Buckley-achtige praktijken dat er jaren na dato nog verzamelaars met outtakes en vage archiefopnamen van dubieuze kwaliteit uitkomen) en gezien de enorme output van Cash (elk moment dat z’n gezondheid het toeliet, zat hij in de opnamestudio) zou je nog veel meer opnames verwachten. Het mooie van dit deel zes, met de omineuze titel Ain't No Grave, is dat het in alles ook echt uitademt dat het een laatste album is.

De eerste track, de titelsong, is al meteen vintage American Recordings: Cash die moeizaam zingt dat 'ain't no grave can keep me down' met spaarzame percussie. Redemption Day van Sheryl Crow is in dezelfde stijl. Al eerder gehoord, maar op zich ook nu weer mooi. Maar daarna komen de echte hoogtepunten. Het anders toch zo kapot gezongen For The Good Times is zeer de moeite waard en het allerlaatste nummer dat Cash componeerde op een Bijbeltekst en de titel I Corinthians draagt is zeer mooi. Vervolgens Can't Help But Wonder Where I'm Bound, ook prachtig. En dan ben je al halverwege. Het moet gezegd worden, misschien is het allermooiste aan dit laatste Johnny Cash album dat het slechts tien nummers telt en amper een half uur duurt. Dat wekt in elk geval de suggestie dat alleen het allermooiste is uitgekozen. Het hoogtepunt is echter het allerlaatste liedje: Aloha Oe, een liedje dat is geschreven en gecomponeerd door de laatste koningin van Hawaii, koningin Lili'uokalani, lang nadat ze was afgezet als vorstin. Hier had ook een veel gemakkelijkere keuze kunnen staan, maar dit zo relaxte maar treurige liedje is uiterst origineel.

Het artwork is overigens ook spaarzaam. Slechts een paar foto's en een tracklisting. Op de hoes grijnst een jonge Johnny Cash je toe. Misschien is dat nog het verrassendste: om op de hoes van Cashs allerlaatste album de zanger als jong kereltje te zien. Ain't no Grave.

(20 maart 2010)

The Chills - Heavenly Pop Hits: The Best Of The Chills
(Flying Nun)



Over dat Nieuw-Zeeland niet de meest handige plek is om een muzikale carrière van uit op te starten schreef ik al eens op mijn web-log. Het land heeft vier miljoen inwoners (en dus nauwelijks een afzetmarkt van betekenis), de steden liggen vrij ver uit elkaar en de rest van de wereld ligt helemaal elders. Die groepen die uiteindelijk door wisten te breken, deden dit door naar Australië, de Verenigde Staten of Groot-Brittannië te verkassen en vanuit daar verder te werken. Als je in Nieuw-Zeeland een bandje begint en je woont ook nog es in een afgelegen oord als Dunedin, dan is het natuurlijk nog eens extra lastig. Voordeel is wel dat in een universiteitsstadje altijd wel belangstelling is voor wat tegendraadse gitaarmuziek en dat was dan ook het enige geluk dat Martin Phillips begin jaren tachtig had toen hij zijn groep The Chills oprichtte. Platenlabel Flying Nun (uit Christchurch) had belangstelling voor de groep, de radiostations in andere universiteitssteden waren ook zeker geïnteresseerd en toen de Britse DJ John Peel halverwege jaren tachtig de single Pink Frost oppikte, was er niet meer aan te ontkomen: The Chills zouden wereldberoemd worden.

Het liep iets anders. Want dat The Chills vanuit een onherbergzaam oord moesten opereren was al een handicap, dat de drummer en mede-oprichter Martyn Bull al jong overleed aan leukemie deed de carrière van de groep ook geen goed; Phillips en Bull waren de drijvende krachten achter The Chills, nu moest Phillips de kar alleen trekken. Die wist telkens weer een mooi album of briljante single te componeren, begeleid door een constant wisselende line-up. In het tekstboekje bij de Greatest Hits van The Chills staat een olijke lijst van alle ‘fasen’ van The Chills: elke keer met een andere samenstelling. Tussen 1980 en 1992 waren er vijftien verschillende ‘fasen,’ de langste tijd in dezelfde bezetting was twee jaar: van juli 1988 tot juli 1990. Het vaste patroon bij The Chills was om eerst een aantal goede songs op te nemen en uit te brengen, op tournee te gaan, heel enthousiaste reacties te ontvangen en bij thuiskomst in Dunedin telkens weer twee bandleden te zien opstappen. Of dat aan de (al dan niet) onmogelijke frontman lag of dat de leden er niet tegen konden telkens zo ver op reis te gaan, vertelt de mare niet, maar het zet sowieso geen zoden aan de dijk.

Dat is onterecht en sneu. Een compilatie met de titel Heavenly Pop Hits is vrij aanmatigend, maar het klopt in dit geval wel degelijk. De titel verwijst naar de plaatopener, die Heavenly Pop Hit heet. Ik kende enkel Pink Frost, een naargeestig en vervreemdend nummer over een hoofdpersoon die droomt dat z’n vriendin overleden is. Het is tegendraads, verrassend en zorgde er voor dat The Chills tegenwoordig een belangrijke voetnoot in de muziekhistorie is. Ik was in de veronderstelling dat als dit dé hit van de groep was, dat de rest van de Best Of nog veel vreemder zou moeten zijn (zeker gezien de andere bands op het Flying Nun label, maffe groepen met namen als de Tall Dwarfs, The Jean-Paul Sartre Experience, de Able Tasmans of de Straitjacket Fits), maar dat bleek geenszins het geval. Heavenly Pop Hits bevat inderdaad hemelse popliedjes en lijkt daarmee veel op het werk van groepen als Teenage Fanclub (uit Schotland) of de Go-Betweens (Australië), ook gitaargroepen met een paar handen vol aan briljante popliedjes die net niet het succes wisten te behalen waar ze gezien hun talent zeker recht op hadden gehad. Liedjes als Doledrum, I Love My Leather Jacket, Kaleidoscope World en Double Summer zijn prachtige gitaarliedjes en voor een groep met de bandnaam The Chills ook nog eens verrassend warmbloedig en opgewekt.

Volgens het boekje bij deze uit 1994 stammende compilatie zouden The Chills in 1992 zijn opgedoekt. Dit nadat een bandbezetting met een paar Amerikaanse leden ook op niks was uitgelopen. Maar Martin Phillips blijft als eenling doorgaan, al is het wel als ‘low profile’ popartiest. Je zal er in Nederland weinig over horen. Al hebben artiesten uit Nieuw-Zeeland die tegenwoordig door willen breken het een stuk makkelijker gekregen; de wereld is dankzij internet een heel stuk kleiner geworden en de uit Auckland afkomstige zanger Daniel Bedingfield heeft daar veel baat bij gehad. Zijn op z'n slaapkamer opgenomen liedje Gotta Get Thru This werd mede dankij het wereldwijde web opgepikt en een grote hit.

(20 december 2008)

Jarvis Cocker - The Jarvis Cocker Album
(Rough Trade)

Well did you hear, there's a natural order
Those most deserving will end up with the most
That the cream cannot help but always rise up to the top
Well I say: Shit floats

(Cunts Are Still) Running The World


Ha fijn, Jarvis Cocker is weer terug. Ik vraagt me wel es af of ik net zo gek van muziek zou zijn, als ik alle (Engelse) teksten letterlijk kon volgen. Zit ik me bij Nederlandstalige popmuziek soms wild te ergeren aan de afgrijselijke rijmelarij (vooral die Nederhoppers kunnen er wat van en zoals ik onlangs al tegen een collega DJ zei: eigenlijk zouden álle rappers die niet even goed of beter dan Extince zijn per direct uit de ether moeten worden verbannen, waarmee dus enkel die Brabantse held en - vooruit - Opgezwolle ('Voer voor je hoedenplank / Tast toe, proef die woofers' (mooie assonantie!) overblijven)), in het Engels kunnen ze er ook wat van. Kijk, dat Des'Ree komt met de schoolmeisjespoëzie van:

I don't wanna see a ghost
It's a sign that I fear most
I'd rather have a piece of toast
Watch the evening news

(Life)


is nog tot daaraantoe, maar dat een toch hoogaangeslagen tekstschrijver als John Lennon met de regels:

I was dreaming of the past
And my heart was beating fast

(Jealous Guy)


ooit is gekomen, is toch wel wat gênant. (Ik roep graag plagerig dat Imagine wat mij betreft één van de slechtste en meest overschatte songs aller tijden is, maar dat komt dan ook vooral door het metrum; zeg nou zelf, dat loopt in grote delen van het nummer voor geen meter.)

Op het gebied van teksten is het slecht gesteld in de rockmuziek. Dat wordt meestal afgedaan met: 'ach, het gaat om rock 'n roll en het gaat daarbij niet zo om de teksten,' maar als ik een paar dagen in Engeland ben, ik zelfs al in het Engels droom en ik dan de nieuwste cd van Razorlight draai, dán valt toch op dat die Johnny Borrell weliswaar erg catchy liedjes schrijft, maar dat het geen literaire hoogstandjes zijn. Eigenlijk was Morrissey (ja, altijd weer Morrissey) één van de weinige echte toppers en in de hele Britpop hype van de jaren negentig kon enkel Jarvis Cocker van Pulp aan dat niveau tippen. Goed, Damon Albarn was bij Blur ook een heel aardige chroniqueur van het Britse leven en bij het Welshe Catatonia (persoonlijke favoriet) kwamen af en toe ook wonderschone teksten op papier te staan maar vooral die andere vaandeldrager van de Britpop (Oasis) liet het vaak schandelijk afweten.

Ja, Pulp, die waren geweldig. Het schijnt dat Jarvis Cocker al met die groep vanaf begin jaren tachtig bezig was en dat ze door het succes van Common People (halverwege jaren negentig) ineens een album in elkaar moesten zetten (dat album werd Different Class en in de geestige liner notes bij de heruitgave van het album schrijft de zanger dat het nogal een schok was om na jaren te hebben voortbewogen 'at a snail's pace' ineens in een paar weken tijd een album op te moeten nemen. Hij schijnt uiteindelijk negen teksten in één nacht te hebben geschreven: in de keuken van het huis van z'n zus en een fles wijn als inspiratiebron en nee, die methode heeft hij daarna nog vaker toegepast, maar altijd zonder succes. En of we niet de teksten willen lezen, terwijl we aan het luisteren zijn). Na Different Class volgden nog sterke albums als This Is Hardcore en We Love Life, Jarvis Cocker raakte aan de drugs (het vormde een belangrijke inspiratiebron van This Is Hardcore), Pulp ging er bijna (let wel: bíjna) aan ten onder, maar toch is de groep op dit moment on hiatus. Oftewel: een soort rustpauze (officieel ontbonden is Pulp - voor zover ik weet - niet).

Jarvis Cocker woont tegenwoordig in Parijs en is met vrouw en kind in rustiger vaarwater gekomen. Heeft z'n eigen My Space (wie trouwens niet) en bestookte de wereld al eerder met een eigen vertaling van een Serge Gainsbourg song (Je Suis Venu Te Dire Que Je M'en Vais (of zoiets); in zijn versie werd dat I Just Came To Tell You That I'm Going (klinkt logisch)) en de download only single (Cunts Are Still) Running The World. Eind vorig jaar verscheen Cocker's solodebuut en het lijkt ondergesneeuwd te zijn. Onterecht, want het is een erg sterke cd. Het is allemaal wat minder wild en buitenissig dan het werk van Pulp (we worden allemaal een dagje ouder), maar met de teksten zit het nog altijd snor (een titel als voorbeeld: From Auschwitz To Ipswich). (Cunts Are Still) Running The World staat er ook op, maar pas weggestopt na zo'n 25 minuten na de laatste track. Jammer; ben ik een hele tijd aan het doorspoelen.

En we mogen de teksten nog steeds niet lezen tijdens het luisteren. Ook jammer.

(23 april 2007)

Dick Dale & His Del-Tones - King Of The Surf Guitar: The Best Of Dick Dale & His Del-Tones
(Rhino)


Wie aan surfmuziek denkt, komt bij artiesten als de Beach Boys, The Ventures, The Astronauts of Jan & Dean uit. Dat is niet waar. Goed, de Beach Boys zongen over surfen (Surfin' USA, Surfin' Safari, Surfer Girl, Noble Surfer, South Bay Surfer), meisjes, auto's en het zorgeloze leventje aan de zonnige Californische kust, maar het is niet waar surfmuziek oorspronkelijk voor stond. Dat de thematiek van surfmuziek bestond uit die onderwerpen, komt eerder doordat de platenmaatschappijen snel genoeg door hadden dat juist die muziek het goed onder jongeren deed. En de Beach Boys waren met hun mooie samenzang de ideale groep om de muziek te brengen, al hadden de broertjes Wilson geen kaas gegeten van surfen (enkel Dennis Wilson, waarvan werd gedacht dat hij niet eens kon zingen of componeren (een bewering die hij jaren later logenstrafte door het prachtige Pacific Ocean Blue op te nemen), kon surfen en hij is – ironisch genoeg – verdronken). De Beach Boys poepten rond die thematiek aan de lopende band albums uit, de meesten duurden niet langer dan een half uurtje en de kwaliteit was op z'n zachtst gezegd 'wisselend.' En toen na de eerste drie albums de populariteit van surfen weer tanende was, sprong de groep net zo makkelijk over op liedjes over het auto rijden.

De muziek van de Beach Boys kan beter omschreven worden als surfpop, echte surfmuziek werd gemaakt door de gitarist Dick Dale. Hij had een heel handig ideetje dat hij volledig uit wist te buiten: een apparaatje (gefabriceerd door dezelfde fabrikant als van z'n gitaar: Fender Rhodes) waarmee hij ook op het podium een flinke galm op de gitaar kon creëren, een unicum in die tijd en waarmee de surfmuziek bovendien een heel eigen karakter kreeg. Dale toerde ermee langs de Californische kust en trok er volle zalen mee. Albums bracht hij in eigen beheer uit en vonden steeds gretiger aftrek. Hits scoorde hij niet (wel werd Let's Go Trippin' een grote hit in Californië (de eerste surf instrumental die een hit werd)), daarvoor was z'n muziek teveel een curiositeit, al stonden platenmaatschappijen snel genoeg in de rij om dan maar een album van Dale uit te brengen; de hitlijsten stonden echter nog teveel in het teken van rock 'n roll en het waren pas de Beach Boys die het ultieme 'surfgevoel' het beste commercieel uit wisten te buiten door de originele surfmuziek te mixen met toepasselijke teksten en hun karakteristieke samenzang; de surfmuziek van Dick Dale was vooral instrumentaal en hij was degene die de muziek z'n naam gaf: volgens Dale gaf de muziek het beste het gevoel weer dat je hebt als je aan het surfen bent.

Het probleem met verzamelaars van Dick Dale (en sowieso alle artiesten uit het rock 'n roll tijdperk) is dat het altijd de vraag is of het wel de originele opnames betreft en niet een rip-off met opnames in inferieure kwaliteit. Dat is de reden dat ik ook nog nooit een fatsoenlijke compilatie van bijvoorbeeld Buddy Holly of Woody Guthrie aan heb geschaft en ik, toen ik een compilatie van Dick Dale & His Del-Tones aantrof in een platenzaakje in Hilversum, eerst even op internet ging checken of het daadwerkelijk iets was. Daar bleek al snel genoeg uit dat dit een klassieker in het genre is, de ultieme verzamelaar en bovendien zowat de énige verzamelaar van de beste man (een verzamel-cd valt sowieso te prefereren want albums uit de vroege jaren zestig zijn niet veel meer dan verzamelingen singles). Uit die verzamelaar blijkt dat Dale niet alleen één heel goed idee had (dat apparaatje waarmee hij een flinke galmgalmgalm kon produceren), maar dat hij ook een neus had voor oosterse melodieën en die uitstekend wist te populariseren. Grootste hit Misirlou is van Griekse oorsprong, Hava Nagila is een joods lied en Night Rider is door country beïnvloed. Het is leuke muziek, maar achttien (instrumentale) tracks na elkaar is wel wat veel (maar alleen Misirlou is de aanschaf al waard). En de muziek klonk indertijd dan wel ruig, tegenwoordig klinkt het vooral gedateerd.

De carrière van Dick Dale kwam rond 1965 abrupt tot een einde. Als reden wordt gegeven dat hij kanker kreeg, een ziekte die hij wist te overwinnen, maar de opkomst van de Beatles en de British Invasion zal eveneens meegespeeld hebben; ook groepen als de Everly Brothers of - daar zijn ze weer - de Beach Boys wisten niet met die gigantische hype om te gaan. Dale bleef echter wel een cultheld en in de jaren tachtig nam z'n populariteit weer sterk toe. Regisseur Quentin Tarantino gebruikte Dale's Misirlou maar al te graag in z'n film Pulp Fiction, waardoor de surfmuziek wederom in de belangstelling kwam. De Black Eyed Peas sampleden de muziek in hun grote hit Pump It en tot op de dag van vandaag zijn er vele tribute bands die enkel surfmuziek spelen, in Amerika door de Surfers en Los Straitjackets, in Nederland door de Apemen (ik noem er een paar). Dale is in de jaren zeventig wel weer op gaan nemen, al waren de albums waarop hij ook zong geen succes. Hij treedt nog geregeld op. De man wordt volgende maand 72.

(12 april 2009)

Do The Undo - Do The Undo
(Excelsior Records)

Je merkt pas dat je tot 'een generatie' behoort, en meer specifiek een óudere generatie, als je merkt dat mensen die nét een paar jonger dan jij zijn, een bepaalde band niet kennen. Bijvoorbeeld. Kijk, die hele grunge hype van begin jaren negentig maakte ik wel bewust mee. Ik vond het rotmuziek (vind dat nog steeds), maar ik weet er wel íets vanaf. Toen ik voor de PopEye ging schrijven, maakte ik kennis met mensen die fan waren van Dinosaur Jr., of de Pixies. Ja, de Pixies, mateloos populair onder mensen die nét een paar jaar ouder dan ik zijn. Ikzelf kende slechts Where Is My Mind? of Debaser. Geen schande, maar het hele oeuvre achteraf alsnog leren kennen is een hoop werk; zeker omdat de rest van de muziekgeschiedenis ook nog 'wacht.' (Ik ken ook mensen die de gehele jaren tachtig bewust hebben meegemaakt en 'm wekelijks aan z'n kop zeuren dat ie écht es naar Kink Classix moet luisteren want dáár komt me een partij goede muziek voorbij. Jaja, maar ook New Order, Siouxsie & The Banshees en Bow Wow Wow - om er maar eens een paar te noemen - moeten maar eventjes wachten.)

Enkele jaren geleden kocht ik het allerlaatste singletje van Daryll-Ann. Die groep had ik eind jaren negentig ontdekt, zoals met zoveel bandjes traden ze wel es op in het VPRO programma De Plantage en ik werd gegrepen door het poppy liedje Surely Justice. Voor Sinterklaas kreeg ik van m'n toenmalige vriendin de cd Happy Traum en die draaide ik bijkans grijs - ook toen het later uitging (die relatie dus). Er volgden nog wat albums, zoals Trailer Tales, maar dat was toch een beetje minder; toen ik in de Effenaar de groep rond Jelle Paulusma en Anne Soldaat ter promotie van dat album op zag treden, sprak ik een medestudent. Die beklaagde zich er al over: 'dit is toch niks meer?!' Ik moest bekennen dat ik enkel Happy Traum en die laatste plaat kende, maar ik vond het wél een heel goed optreden en kocht ter plekke Weeps (het zou later blijken dat in elk geval één van de mooiste liedjes aller tijden, pardon, Mooiste Liedjes Aller Tijden erop stond: Tools R Us. En dat afsluitende Dustyfied was trouwens ook niet misselijk. Zoals heel die cd; ik moest m'n medestudent gelijk geven dat het 'vroeger' beter was).

Zucht. Daryll-Ann, dat was me wat. Jaren later zag ik de groep nog één keertje optreden in de Nijmeegse Doornroosje, maar ze waren niet in vorm. Het was rommelig, ze speelden kort en er was geen interactie met het publiek; voorprogramma This Beautiful Mess (hoe zou het daar eigenlijk mee zijn?) had het er een stuk beter vanaf gebracht. Bij de bieb bietste ik een poster van het optreden van de groep in de Effenaar, een optreden dat uiteindelijk niet meer doorging; de groep was plotseling uiteen gespat. Naar een precieze reden was het gissen (wat overigens niet al te moeilijk was, want verhalen over 'muzikale meningsverschillen' deden al enige tijd de ronde). Eeuwig zonde, al lagen de tijden van die heel mooie albums al ver achter hun. Laatste plaat Don't Stop kreeg ik als kopietje cadeau en die cd kon me toch niet bepaald boeien.

Maar goed, ik kocht die single (op vinyl, met (leuke titel als het je allerlaatste release blijkt te zijn) op de b-kant Everything Must Go) en vroeg aan vrienden van een paar jaar jonger of ze Daryll-Ann kenden. Nee. Huh? Zonde. Eeuwig zonde, Daryll-Ann had het vooralsnog niet gered bij een jongere generatie. Maar er is hoop. Er is hoop, want er is Do The Undo. Wie? Ja, daar had ik eerst ook geen weet van, maar een welingelichte bron (nouja, een klant die elke zaterdag bij me in de bieb komt en in een schriftje nauwkeurig de belangwekkende releases bijhoudt) wist te melden dat die cd eraan kwam en dat het het soloproject van Anne Soldaat betrof. Een paar weken later kwam ik bij de Bullit en nam ik naast de nieuwe Fratellis én die solo cd van Jarvis Cocker vrij impulsief ook die plaat van Do The Undo mee. Impulsief, want ik had geen idee wat ie kon verwachten.

Maar viel dat eventjes mee zeg. Hoppa! Daryll-Ann is dood, leve Do The Undo. Goed, het is iets puntiger, bij vlagen iets rockender dan Daryll-Ann en met vijftien liedjes treedt hier en daar wat eenvormigheid op, maar wat zijn deze liedjes, ja líedjes, mooi. Mary, The Concrete Floor, Two Sides, Shake Hands, Be Polite... Het knipoogt wel heel nadrukkelijk richting de muziek van eind jaren zestig en begin jaren zeventig (zeggen de kenners), maar wat boeit dat; het is geen epigonisme en die zogenaamde 'invloeden'? Die ga ik later nog wel ontdekken, daar diep weggestopt in de muziekgeschiedenis.

(19 februari 2007)

Final Fantasy - He Poos Clouds
(Tomlab)


'Het leuke met LP's is dat je er echt voor gaat zitten om ernaar te luisteren,' zo vertrouwde een vriend me ooit toe. Hij liet me een LP zien met een mooie uitklaphoes met binnenin een grote foto van de band en wees naar de zanger: 'ja, en die is hetero? Echt niet.' Het klopte wel, dat van dat je bij een LP echt aandachtig gaat zitten luisteren (dat van die zanger naar verluidt niet, het betrof de LP van Black Market Music van Placebo en als ik al illusies had dat de decadente levensstijl die in hun muziek werd beschreven op de band zelf van toepassing zou zijn, dan werden die tenietgedaan met een interview in OOR. Daarin meldden ze hoe ze bij de opnames van hun nieuwste cd Meds met vrouwen en kinderen gezellig naar de Franse rivièra waren getrokken om in alle rust een nieuw album op te nemen. Juist, was dit de band met een zanger die een paar jaar eerder nog zong over 'borderline and schizo', 'taste in men' en 'a friend whose dressed in leather'? Het heeft me sindsdien in elk geval veel moeite gekost om Placebo serieus te nemen. Niks seks, drugs en rock 'n roll, maar vrouwen en kinderen. Brrr!).

Waar was ik? O ja, het fenomeen van de LP. Een paar jaar eerder was ik met de betreffende vriend in de Fame geweest en daar had hij een LP van Lambchop gekocht, ik een bootleg LP van Franz Ferdinand. Later kocht ik er de LP Levez Vos Skinny Fists Comme Antennas To Heaven (dat is de officiële Canadese titel, de titel is in Europa eigenlijk volledig Engelstalig) van Godspeed You Black Emperor! en dat deed ik vooral vanwege de (erg mooie) hoes. En omdat het nu eenmaal zo was dat er maar vier stukken van elk twintig minuten op stonden, maakte het toch weinig uit of ik het album op cd of op vinyl zou kopen. Dat ik uiteindelijk Final Fantasy óók op vinyl kocht, had er mee te maken dat ik de LP bijna een paar jaar geleden had gekocht op het festival in Haldern. Ik wilde naar het optreden van de Canadese violist (hij heet Owen Pallett en treedt op onder de naam Final Fantasy, een naam waarbij je eerder aan een metalgroep denkt), maar hij stond om 3.00 uur 's nachts geprogrammeerd; dat is Guidje toch echt te laat. Het optreden scheen trouwens wel heel goed te zijn geweest. Pallett was hopeloos arrogant en samplede zichzelf, maar als hij dat net zo leuk deed als in dit YouTube filmpje, een cover van godbetert Mariah Carey, dan is die arrogantie 'm meteen vergeven. Een dag later zag ik de LP bij een handelaar in de bakken staan en ik wilde die graag hebben.  Ik had net niet genoeg geld bij me en besloot een dag te wachten. Een dag te lang; de volgende dag was hij weg. Eerder had ik de cd al aangeschaft voor de collectie van de bibliotheek waar ik toen werkte. Hoezeer ik m'n best ook deed (het was wel een prestigekwestie van me dat de door míj aangeschafte cd's ook goed zouden lopen), echt populair werd de cd niet. En inderdaad, het was moeilijk toegankelijke muziek; geen wonder dat het veel moeite kostte om een publiek voor het album te vinden.

Final Fantasy wordt omschreven als een zijproject van een lid van de Arcade Fire. Maar Pallett heeft net zoveel met de Arcade Fire te maken als hij met The Hidden Cameras of de Pet Shop Boys te maken heeft: hij speelt mee op de LP's, maar daar houdt het ook wel mee op. He Poos Clouds was z'n eerste solo-LP en toen ik een paar weken terug de LP alsnog in m'n bezit kreeg (na 'm speciaal besteld te hebben), ging ik er eens echt voor zitten. Was dit album nu echt zo moeilijk als ik me in eerste instantie voor had gesteld? Neuh. Helemaal niet eigenlijk. Het was vooral mooi. Een soort barokke popmuziek die vaak wordt vergeleken met het werk van The Divine Comedy (het project van miskend talent Neil Hannon) en ergens is ook de geest van Richard Hawley (vroeger bandlid van Pulp) nooit ver weg. Daar zou ik het liefst nog Kate Bush aan toevoegen. In nummers als Song Song Song en I'm Afraid Of Japan doet de muziek me sterk denken aan albums als The Dreaming en The Hounds Of Love. En er is maatschappijkritiek (altijd leuk), zo wordt in This Lamb Sells Condos een projectontwikkelaar uit Toronto aangepakt. Final Fantasy blijft desondanks een onbekend fenomeen. Onterecht, z'n live optredens zijn op z'n minst interessant te noemen (wat wil je ook met een zanger-violist) en He Poos Clouds is echt heel goed (al denkt Pallett er zelf anders over; toen hij de prijs voor 'Beste Canadese Album' won, vond hij dat zelf onterecht).

De grap is dat ik pas de kwaliteiten van het album (h)erkende toen ik het op vinyl terugluisterde. Niet omdat het geluid beter zou zijn dan op cd (alhoewel dat vinyl wel heerlijk blijft klinken), maar omdat ik nu eens aandáchtig luisterde. Daarmee vergt een LP wat meer moeite dan zoiets vluchtigs als een cd (laat staan een mp3-speler). Een leermoment, al moet je wel de tijd hebben om rustig veertig minuten naar een album te luisteren.

(3 mei 2009)

Fleetwood Mac - Rumours
(Warner)

Fleetwood Mac was tot zo'n tien jaar geleden echt een groep waarvan ik regelmatig liedjes op de radio voorbij hoorde komen, maar me niet realiseerde hoe góed die eigenlijk waren en hoeveel het er waren. Eventjes resumé: Everywhere, As Long As You Follow, Go Your Own Way, Little Lies, Save Me, Tusk, You Make Loving Fun, Say You Love Me, Sara. En dan noem ik maar even de klappers uit de 'Amerikaanse' periode van Fleetwood Mac, want die was commercieel een stuk succesvoller dan de Britse bluesvariant (prijsnummer: Need Your Love So Bad, één van de mooiste liedjes uit de jaren zestig). Pas toen tijdens een thema-uitzending op godbetert TMF alle hits na elkaar de revue passeerden, realiseerde ik me dat dit een wel heel erg toffe groep was. En dacht ik geregeld: 'ow, dus dit is óók van Fleetwood Mac' (tja, je kan ze dan ook gemakkelijk door elkaar halen met drie vocalisten want zowel Lindsey Buckingham (Tusk, Go Your Own Way), Christine McVie (As Long As You Follow, You Make Loving Fun, Everywhere) als Stevie Nicks (Little Lies, Sara) zongen op hun beurt een hit vol). Enfin, ik kocht de 'Greatest Hits' (die groene, met die gekke bloem voorop) met daarop, nouja, alle hits uit de Amerikaanse periode.

Door de jaren heen kocht ik ook de andere albums van de groep: Fleetwood Mac (da's die zonder titel uit 1975), het gewéldige Tusk (ooit integraal gecoverd door rockgroep Camper Van Beethoven en misschien wel de belangrijkste reden dat Fleetwood Mac tegenwoordig een grote cult reputatie geniet), het totaal vergeten maar prachtige Bare Trees (uit de Britse tijd, maar met een paar geweldige liedjes zoals Spare Me A Little Of Your Love en Dust), het qua hits per vierkante centimeter (zes hitsingles!) zeer succesvolle Tango In The Night (opgenomen om de belastingschuld van enkele bandleden te betalen) en het zeer aardige comeback album uit 2003, Say You Will (mét Lindsey Buckingham en Stevie Nicks, maar zónder Christine McVie, de bezettingswisselingen zijn altijd een probleem geweest bij die groep). Zelfs de draken die de groep in de jaren negentig uitbracht (Behind The Mask en Time) kocht ik, maar - even ter verantwoording - wel als ik ze in de uitverkoopbak tegenkwam. Fleetwood Mac heeft een paar prachtige pieken gekend, maar ook zeer diepe dalen. En ja, het is niet voor niets dat Behind The Mask vergeten werd (enkel de singles Skies The Limit en Save Me zijn de moeite waard) en Time haalde indertijd zelfs niet de hitlijsten.

Vreemd genoeg ontbrak juist Rumours, dé plaat waar Fleetwood Mac om beroemd is geworden, in mijn collectie. Dat was niet bewust, natuurlijk, ik vond dat óók een geweldige plaat maar ten eerste was die eerst enkel voor de volle prijs te krijgen (en dat vind ik belachelijk voor zo'n al stokoude plaat) en ten tweede waren naast de singles ook de albumtracks (Second Hand News, Never Going Back Again, The Chain, Gold Dust Woman) bekende platen op de radio geworden. Kortom, waarom zou ik die voorlopig gaan kopen? Er was in 2004 een heruitgave gekomen (jaja, ik ken die prullen wel, hoewel deze dan weer net wél interessant was met een bonus cd met leuke alternatieve versies, outtakes en 'roughs'), maar die kostte ook 23 euro bij de Free Record Shop (ze doen hun naam daar nog steeds geen eer aan). Dat geef ik er dus écht niet aan uit. Met andere woorden: maar es afwachten wanneer deze heruitgave in de midprice gaat.

Afgelopen weekend was ik in Amsterdam en ik belandde (een vaste afwijking) in de Fame. Nu vind ik de Concerto een veel leukere platenzaak, maar de Fame heeft de beste aanbiedingen. Want hier lag Fleetwood Mac's Rumours, mét bonus cd, voor 7 euro 50. 7 Euro 50?! Voor deze klassieker? Deze mijlpaal in de rockhistorie? Misschien wel de beste plaat uit de seventies? Prijkend op nummer 23 in de lijst van 'beste albums aller tijden', ooit samengesteld door Rolling Stone Magazine? En hét voorbeeld van de overdaad en decadentie van het verderfelijke Californië uit de jaren zeventig (mensen reageerden niet voor niets zeer euh... verrast toen Bill Clinton Don't Stop als campagnelied koos in 1992)? Alleen al vanwege de mythes rond die LP heeft de plaat eeuwigheidswaarde: iedereen deed het met elkaar binnen de band, Christine McVie deed het naar verluidt ook nog met de lichtman, de huwelijken liepen stuk (ABBA avant la lettre), onder de mengtafel in de studio lagen bérgen coke (Stevie Nicks zou later in een interview verklaren dat ze haar neus stuk heeft gesnoven (al is de bewering dat haar neus bij een windvlaag ineens om zou kunnen klappen een urban legend)), Mick Fleetwood snoof in de jaren zeventig en tachtig voor acht miljoen dollar weg 'you know what they say about coke? It's God's way of saying you've got too much money') en de opnames duurden (door alle bezigheden elders) een eeuwigheid (ter illustratie: er werd vier dagen aan dure studiotijd gebruikt om een piano te stemmen). Geen wonder dat het een nogal vreemde plaat werd waarop tekstueel met de relatieproblemen werd afgerekend en Stevie Nicks bijvoorbeeld ook nog over haar coke verslaving zong (Gold Dust Woman). (Wat met deze kennis achteraf ook niet verrassend is, is dat de bonus cd vooral alternatieve versies van de bekende liedjes bevat. Veel meer dan die elf à twaalf tracks van Rumours is er tussen al het geneuk en gesnuif door dus niet opgenomen.)

Rumours werd een kassucces. De plaat stond 31 weken bovenaan de Amerikaanse albumlijsten en tot op de dag van vandaag zijn er wereldwijd veertig miljoen exemplaren van verkocht, waarmee het in de Top 10 van 'best verkochte platen aller tijden' staat. En natuurlijk ging Fleetwood Mac aan dat succes ten onder. Opvolger Tusk was een volslagen geschifte dubbelaar die meer het geesteskindje was van Buckingham dan van de andere bandleden, maar desondanks een (vergeten) meesterwerk. Tusk is wel es omschreven als 'the sound of a band imploding.' Oftewel: drie individuen die allemaal hun bijdrage leveren maar dat dientengevolge geen duidelijk geheel oplevert. Dat klopt. Rumours was ook meer 'een geheel,' maar ook hier lijkt het wel alsof er vooraf onderhandeld is wie hoeveel liedjes aan mocht dragen: Christine McVie leverde vier liedjes, Stevie Nicks en Lindsey Buckingham elk drie en The Chain was een 'group effort' (het er in de laatste heruitgave tussen gepropte Silver Springs van Stevie Nicks laat ik maar even buiten beschouwing).

Misschien moet dat wel de conclusie zijn: Fleetwood Mac is nooit echt een band geweest.

(21 januari 2008)

Serge Gainsbourg - Histoire De Melody Nelson
(Philips)

Papa fume une pipe,
maman est dans la cuisine
et les enfants sont front le television.


Of zoiets. Mijn kennis van het Frans is door de jaren heen enigszins weggezakt (al zou ik me eenmaal in La France best wel redelijk kunnen redden). Maar op deze manier kregen m'n oud-tantes (de nog levende exemplaren gemiddeld zo rond de 92 jaar, het is dus lang geleden en aan de te leren teksten te zien nog voor de tweede feministische golf; anders zou de tekst hebben geluid dat de kinderen pijp roken, moeders voor de TV zit en papa in de keuken is) ooit nog es Franse les (en vooral het zinnetje 'papa fume une pipe' is vanwege het hoge lulligheidsgehalte tot legendarische proporties uitgegroeid).

Enfin (om in Franse bewoordingen te blijven), ik las in het boek 1001 Albums over Gainsbourg. Nu was ik wel bekend met het werk van de Franse viespeuk, maar dat beperkte zich vooral tot het roemruchte erotische duet Je t'Aime... Moi Non Plus, dat hij in 1969 (de b-kant heette niet voor niets '69, Année Érotique') met Brigitte Bardot en later Jane Birkin opnam. En goed, die tekst verstond ik ook al niet, maar liet tegelijkertijd weinig te raden over. Toch was het ook daarom wel fijn dat vorig jaar de verzamelaar Monsieur Gainsbourg Revisited verscheen, waarop bijna alle Franse liedjes naar het Engels vertaald werden en het Je t'Aime... Moi Non Plus door Cat Power en Karen Elson werd verbouwd tot soort van lesbo erotisch duet met de titel I Love You... Me Either. Wel zo komisch.

Verder kende ik Gainsbourg van een ander belangrijk wapenfeit: hij was namelijk verantwoordelijk voor het liedje Poupée de Cire, Poupée de Son, waarmee France Gall in 1965 namens Luxemburg het Eurovisie Songfestival won (wat mij betreft nog altijd de beste winnaar ooit). Het zal vanwege dat succes zijn geweest dat France Gall besloot meer liedjes van Gainsbourg te zingen en al was het Songfestival liedje nog redelijk onschuldig geweest (de titel is te vertalen als 'Jantje huilt, Jantje lacht'), de tekst van Les Sucettes was explicieter en ging over een meisje dat zo gek is op haar anijslolly (iets als: 'het is zo lekker als ik aan m'n lolly zuig en ik het vocht door mijn mond voel lopen'). Tja. Kon ik het dan helpen dat ik tegenover m'n collega's van de muziekafdeling bij de bieb (allen van een íets andere (oudere) generatie) liet weten enkel dit van de man te kennen? Schande, want ik moest toch weten dat hij met Ballade de Melody Nelson een meesterwerk pur sang had gemaakt?! En ach, ik liet me niet kennen en leende deze cd (vreemd genoeg pas een paar maanden daarvoor aangeschaft; m'n baas was er blijkbaar achter gekomen dat het ontbreken van Gainsbourgs meesterwerk een schandelijke omissie in de collectie was).

Eerlijk gezegd wist ik aanvankelijk niet wat ik ermee aanmoest. Het was euh... een nogal lange zit; en ook al lijkt dat met een totale speeltijd van 28 minuten wat overdreven, het was toch wel zo. Maar goed, de waarde van écht goede kunst leer je pas na langere tijd kennen en waarderen (zoals m'n docent Kunstgeschiedenis op de middelbare school al zei: 'als je een schilderij meteen bij een eerste blik al mooi vindt, ben je er snel op uitgekeken') en na een paar keer draaien begon het te dagen. Dat Franse gereutel over de muziek heen was (en is) nog steeds abracadabra (volgens het boekje gaat het over een dronkenlap die een meisje van '14 zomers jong' met de naam Melody Nelson oppikt, seks (uiteraard) en hoe Nelson er in een nummer aan gaat in een vliegtuigcrash. Of misschien heb ik het verkeerd begrepen), maar het is vooral de orkestrale muziek die zo goed is. De strijkers in opener Melody en Ballade de Melody Nelson zijn weergaloos en pas dán begrijp je waarom Frans elektronica duo Air Gainsbourg als grote voorbeeld noemt.

Goede kunst leer je pas na langere tijd waarderen; het behoeft geen uitleg dat de LP indertijd werd afgeserveerd door de recensenten. Volgens 1001 Albums werd het album gezien als 'platte wellust.' Okee, maar wat is daar mis mee? En ja hoor, pas decennia later werd de waarde van het album duidelijk. Ook al kan het niet: een oude kerel die geilt op een meisje van 14.

Noot: onlangs kwam ik via de wikipedia nog op een site met een hele exegese van het werk van Gainsbourg. Zeer de moeite waard en klik daarom eventjes hier.

(26 maart 2007)

José González - In Our Nature
(Peacefrog)


Moeilijke tweede plaat. Probeer maar es een recensie te lezen van een tweede cd van een artiest waarbij die drie woorden es níet vallen. Natuurlijk, het is ook begrijpelijk, die druk bij 'een tweede plaat.' Aan die eerste kon je jaren werken (want niemand die zich er druk over maakte), die tweede plaat moet snel snel af (want nu je als artiest succesvol bent, dien je er gebruik van te maken) en dan valt het resultaat eigenlijk altijd tegen. De nieuwe Hard-Fi is een flop, het tweede album van The Killers een flinke tegenvaller, de tweede van Franz Ferdinand 'meer van hetzelfde'. De nieuwe van de Arctic Monkeys en de Arcade Fire zijn steengoed, maar wél allebei minder dan het debuut. Het beste wat je als artiest kan overkomen is een eerste album uitbrengen dat pas heel langzaam bij het publiek aan slaat (zoals Dido, die bracht in 1999 een debuut uit dat pas twee jaar later, nadat Eminem haar liedje Thank You had gesampled, een groot succes werd. In de tussentijd kon ze rustig aan haar tweede album werken dat pas in 2003 uitkwam. Overigens is er nog steeds geen spoor van een nieuw Dido album (niet dat ik erop zit te wachten, maar dat terzijde)).

Kom je bij José González uit. Die bracht in 2003 het album Veneer uit. Niemand leek geïnteresseerd want elf gitaardeuntjes, thuis opgenomen en uitgebracht op een klein platenlabeltje, dat kon nooit een groot commercieel succes worden. Mis dus. Ik kan me de klanten herinneren die zo eind 2005 aan m'n muziekbalie kwamen. Of we ook die cd van José González hadden. Wie? Goed, bij die eerste klant dacht ik nog dat het een freak betrof die alle muziekblogs afspeurde, maar toen ik een gezellig stelletje van midden dertig trof dat nog nadrukkelijk meldde nóóit op de muziekafdeling te komen, ja, toen gingen er wel wat alarmbellen af. Wie is José González? Bleek zijn liedje Heartbeats gebruikt te zijn in een reclame van Sony. Iets met stuiterballen. Die reclame heb ik nog steeds niet gezien, maar dat komt omdat ik een echte wegzapper is. Bovendien worden veel (heel erg bekende) reclames enkel op de commerciële zenders uitgezonden en laat ik daar nu nooit naar kijken. Scheelt weer een hoop ergernis. (Ik had het al eerder met de rockgroep Intwine die een hit had met Happy. Collega's hadden het altijd over 'de band van Roger' maar ik kende heel die Roger niet. Bleek een afgehaakte Idols kandidaat te zijn. O.)

Maar goed, José González had eind 2005 ineens een hit te pakken. En hij stond zelfs op Eurosonic. Ik wilde dat wel meemaken want het is weliswaar leuk om een artiest te gaan kijken/luisteren voor De Grote Doorbraak, maar dit kon ook interessant worden. Ik stond al een uur voor aanvang bij de zaal (een bioscoopzaal, vreemd genoeg) te wachten, want ik verwachtte drukte. Dat viel mee, al bleek er achteraf een lange rij te hebben gestaan bij de ingang. Dat is jammer voor al die mensen die het optreden gemist hadden, want ik vond het ontzettend mooi. En hij speelde veel liedjes die geen van allen onder deden voor die ene cover van Heartbeats. Want die was oorspronkelijk van een Zweeds electronica duo genaamd The Knife (en die dankzij deze cover ineens ook buiten het thuisland bekend werden. Later dat festival zouden mrmiddel en ik nog een Deense muziekblogger spreken die van mening was dat de cover beter was dan het origineel - maak je niet vaak mee). En hij speelde halverwege het concert ineens een liedje dat ik herkende. Terwijl een soort metronoom meeliep voor het ritme zat hij enkel met de akoestische gitaar Massive Attack cover Teardrop te spelen. Een heel mooie uitvoering.

Toch werd het daarna vrij stil rond José González. De nieuwe singles Crosses en Deadweight On Velveteen werden niet opgepikt. Jammer, want ook heel erg mooi. En er volgde nog een single, weer een cover, nu van Kylie Minogue's Hand On Your Heart, maar voor de rest had hij blijkbaar last van een writer's block. Dat is nu te merken. Ik vind die tweede plaat In Our Nature weer heel mooi, inclusief het (ver)vreemde(nde) artwork voorop (de vorige hoes deed denken aan het artwork van Joy Division en vreemd genoeg is het werk van González net zo mooi deprimerend), maar ik mis iets. Net zoals Veneer is het een rare plaat, die hij moeilijk kan plaatsen. (Nick Hornby schrijft in zijn boek 31 Songs dat het doel bij popmuziek het 'ontcijferen' of 'begrijpen' is. We willen muziek doorgronden en bij popliedjes kan dat mooi, maar is de lol er ook meteen af als het liedje 'doorgrond' is. Inderdaad maak ik vaak mee dat Top 40 meuk na drie keer draaien niet meer interessant is, een uitzondering (op dit moment With Every Heartbeat van Kleerup & Robyn bijvoorbeeld) daargelaten.)

En inmiddels heb ik het ding al heel vaak gedraaid en ik vind het album fascinerend. Toch is Veneer beter. Eerst dacht ik dat de liedjes te lang duurden, maar dat bleek bij nader inzien onzinnig; ze duurden (op de acht minuten durende afsluiter, die 'm juist níet te lang leek, na) allemaal hooguit zo'n drie minuten, dus dat klopte. Later dacht ik dat het aan de drukke productie lag (vreemd verwijt voor een kale singer-songwriter plaat, maar op Veneer was enkel José González op gitaar te horen, nu is er ook een - weliswaar niet overheersende - drummer (percussionist is een betere benaming) te horen), maar als ik Veneer erbij pakte, bleek dat daar ook wel percussie op te horen was. Toen dacht ik dat het aan de eenvormigheid van de liedjes lag: teveel dezelfde melodie, hetzelfde tempo. Dat kwam in de buurt, de tweede helft van het album is net wat beter dan het eerste, wat meer geproduceerde gedeelte. En die cover van Teardrop - nu eindelijk op cd verschenen (maar lang niet zo mooi als die live uitvoering) - markeert, halverwege de cd, het omslagpunt. Daarna wordt het stukken beter.

Uiteindelijk hou ik het er maar op dat In Our Nature dynamiek ontbeert. Op Veneer kon González met het harder spelen van een enkel akkoord een nummer extra zeggenschap geven, dat laat hij op In Our Nature achterwege. Daarmee blijft het echter wel een rare, fascinerende plaat. José González blijkt ongrijpbaar en dat is heel wat. Nick Hornby zou er wel even zoet mee zijn.

(29 oktober 2007)

The Good, The Bad & The Queen - The Good, The Bad & The Queen
(Parlophone)

Wie in de Popencyclopedie kijkt onder het kopje 'supergroep' (mocht dat trouwens bestaan) zal ongetwijfeld een verhaal lezen over groepen waarvan de leden uit ándere groepen afkomstig zijn, of die al jaren succesvol zijn als solo-artiest en die denken (vooral dat trouwens) dat áls ze samen iets gaan doen, dit een geweldig resultaat tot gevolg moet hebben. Dat dit in de praktijk vaak tegenvalt, is inmiddels wel gebleken; voor het radioproggie Lichtstad Magazine bij m'n eigen lokale omroep draai ik heel deze maand op wekelijkse basis een 'hit' van een supergroep. Niet die 'bekende' supergroepen uit de jaren zestig/zeventig (dus geen Blind Faith, Buffalo Springfield of Crosby, Stills, Nash & Young of euh... nouja, dat zijn ze wel zo'n beetje), maar wat recentere 'typische jaren tachtig' rampgevallen. Toch typisch dat die hele supergroepenmanie nooit echt memorabele muziek op heeft geleverd (veel samenwerkingsverbanden zijn inmiddels dan ook alweer vergeten), maar dat desondanks menig muzikant zich weet te verleiden tot een initiatiefje hier of daar, je weet nooit of het nog iets oplevert...?

Goed. Dus in de jaren tachtig was het ook weer raak met supergroepen (ik bedenk mij nu dat je heel flauw zelfs Band Aid of USA For Africa supergroepen kan noemen) en dat leverde gevallen op als Electronic (on/off samenwerking tussen Bernard Summer van New Order en Johnny Marr van The Smiths (soms deed ook Neil Tennant van de Pet Shop Boys mee)), de Highwaymen (haalt uw stetson van zolder! - hier is sprake van een heuse country supergroep met leden als Waylon Jennings, Kris Kristofferson, Wille Nelson en Johnny Cash), The Power Station (wat Duran Duran leden waarvan de namen me zijn ontschoten en die dan samen met Robert Palmer en Chic-drummer Tony Thompson) en de Traveling Wilburys (toch wel de bekendste supergroep uit de eighties: Roy Orbison, Bob Dylan, Jeff Lynne, Tom Petty en George Harrison). Om bij die laatste te blijven, je zou toch denken dat zóveel muzikaal talent een enórm groot succes oplevert, maar neej, het werd niet meer dan 'aardig' bevonden en leverde één hitje op: Handle With Care.

Ik denk dat het probleem 'm erin zit dat die muzikanten veel te veel respect voor elkaar hebben en het resultaat daardoor nooit meer dan de som der delen is. Ieder lid 'doet z'n ding' en wie weet levert het dan wel iets op. Niet dus. Neemt men een recenter voorbeeld - The Good, The Bad & The Queen (dat door de betrokkenen overigens wordt gezien als een 'project') - dan worden die vooroordelen weer bevestigd: de ietwat nasale, zeurderige stem van Blur zanger Damon Albarn (hoewel, Blur zanger, hij is de afgelopen tijd actiever met de Gorillaz en z'n Malinese muziekproject geweest), de reggae-achtige baslijntjes van Paul Simonon (ex-The Clash), de gitaar (en spooky soundscapes) van Simon Tong (ex-The Verve) en de drums van Tony Allen (en die speelde weer bij Fema Kuti). Oja, tot slot laat je alles nog mixen en produceren door Danger Mouse (berucht van z'n (illegale) mash-up van The White Album van de Beatles en The Black Album van Jay-Z, culminerend in - hoe verrassend - The Grey Album).

En klinkt dat nou eigenlijk ook nog aardig? Nou, aanvankelijk was ik dus wat skeptisch; ik zag de groep optreden bij Later With Jools Holland en was aanvankelijk vooral op zoek naar de melodie en de meerwaarde van de samenwerking. De eerste recensies waren wat twijfelachtig (hoewel ik als geen ander weet dat je recensenten nooit lukraak moet geloven), maar toch ging ik overstag: een paar weken terug kocht ik de cd. En verdomd, die valt reuze mee. Ja, vrolijk word je niet van nummer als Kingdom Of Doom of Herculean, de algehele sfeer op de cd is er vooral eentje van hel en verdoemenis en het overkoepelende thema is vooral dat Engeland aan de rand van de afgrond staat (de hoes zal (niet toevallig) een verwijzing zijn naar The Clash hit London Calling). Jaja, zowaar geen bescheiden thema's voor een supergroep; misschien moet je wel Brits of op z'n zachtst gezegd anglofiel zijn om dit allemaal te kunnen waarderen of herkennen. Hemelbestormend is het niet en wie weet eindigt The Good, The Bad & The Queen over een decennium op de grote hoop van 'mislukte supergroepen': só 2007.

(19 maart 2007)

PJ Harvey - White Chalk


White chalk hills are all I've known
White chalk hills will rot my bones
White chalk sticking to my shoes

White chalk playing as a child with you

Jaren geleden, ik zat in Groep 6 of 7 van de basisschool, deed ik eens mee aan een soort tekenwedstrijd, aangekondigd in de Taptoe. Ik tekende graag en het idee was dat je rond het thema 'Een Verre Reis' een eigen werkje zou knutselen. Het zou komen te hangen in een Amsterdamse galerie en ik zou er zelfs wat geld aan verdienen (het grootste deel zelfs, de rest ging naar de galerie en een goed doel). Ik werkte toen graag met ecoline, maar - zo begreep ik later pas - ik gebruikte het op een compleet verkeerde wijze. In plaats van het met water te mengen en het als een soort aquarelverf te gebruiken, smeerde ik het puur, onverdund op mijn witte A4'tje. Zo kreeg ik wel een heel mooie, blauwe zee en kon ik met een kroontjespen en Oost-Indische inkt een onbewoond eiland tekenen. Met geel kon ik een mooi strand maken en met donkerbruin en donkergroen de palmbomen. Het werkje werd (voorzien van mijn naam en leeftijd) ingestuurd en toen de galerie open ging, ging ik natuurlijk met mijn ouders naar Amsterdam om een kijkje te nemen en ik was vol trots toen bleek dat mijn tekening als één van de eersten verkocht was. Volgens de eigenaren was het gekocht door een kunstenaar die er helemaal lyrisch over was. (Dat vervulde mij helemaal met trots, al vermoedde ik later dat ze dat misschien uit beleefdheid wel tegen elk kind zouden zeggen, al bedacht ik mij weer later dat mijn gebruik van ecoline in elk geval wél origineel was én ingegeven uit onbevangenheid.)

Ik moest aan dit verhaal denken. Al eerder, gewoon, omdat het een geinige gebeurtenis blijft, maar ook omdat ik op de wikipedia las over de laatst plaat van PJ Harvey. Daar valt te lezen dat ze voor dat album piano is gaan spelen, zodat ze geheel naar eigen inzicht en in alle vrijheid een nieuwe instrument kon 'ontdekken,' daarbij voorbijgaand aan alle geldende conventies. Het album was een beetje langs me heen gegaan toen het september vorig jaar uitkwam, maar dat is gezien de matige verkoop ook niet zo vreemd (de teller staat ergens rond de vijftigduizend exemplaren). PJ Harvey had ik wel altijd al hoog zitten. Ik zag haar op Lowlands 2003, waar ze in de Alpha een gaaf optreden gaf en een jaar later op The Music In My Head, waar ze haar nieuwe album Uh Huh Her promootte. Harvey is het type vrouw waarvan je weet dat ze geen rol speelt op het podium en dat maakt haar soms nogal griezelige teksten nog een stuk enger. Wat Harvey zingt, méent ze ook. En eerlijk gezegd ken ik maar heel weinig artiesten waarvan ik die overtuiging heb (er wordt nogal eens beweerd dat Tori Amos de nieuwe Kate Bush zou zijn. Afgezien van het feit dat er helemaal geen nieuwe Kate Bush nodig is, want de oude is nog steeds actief (in 2006 nog het zeer mooie Aerial uitgebracht), is Amos geen nieuwe Kate Bush. Vooral de laatste platen van de Amerikaanse zijn suffige muzakplaten die ook nog eens veel te lang duren. Ooit was Amos nog sensueel en verleidelijk, maar dat is inmiddels wel héél erg lang geleden. Nee, PJ Harvey is de nieuwe Kate Bush. Net zo openhartig in haar teksten, net zo zoekend naar nieuwe ideeën, net zo eigenzinnig, net zo freaky, net zo gedurfd, net zo...).

Goed. White Chalk dus. Het album was in eerste instantie langs me heen gegaan, maar ik wilde het een poosje terug toch graag nog een keer horen (want gave dingen over gelezen, al zal het niet zo'n makkelijk moppie muziek zijn als Stories From The City, Stories From The Sea, Harvey's meest toegankelijke album uit 2000; ze probeerde er tevergeefs mee door te breken bij het grote publiek). Ding geleend bij de bibliotheek, maar het viel in eerste instantie niet mee. De opmerking op de wikipedia wat betreft haar pianospel klopt trouwens wel. Ze speelt matig, de piano is slecht gestemd en ze zingt er ook nog es wat rommelig, vaak uit de toon, bij. Maar het was wel een fascinerend album, mysterieus. Niet alleen door de vage titels zoals When Under Ether, Grow Grow Grow of Dear Darkness of de beperkte speelduur (33 minuten en 57 seconden) maar ook door de foto op de voorkant van de cd, waarop ze nogal eng staat afgebeeld. En verder is de plaat grotendeels akoestisch met veel piano, wat akoestische gitaren en af en toe wat minder gangbare instrumenten uit de rockmuziek, zoals een wijnglazen, een 'broken harp' en een optigan, een soort mini elektronisch orgel uit de jaren zeventig. De verdere informatie op de hoes is vrij Spartaans; slechts de muzikanten worden gecredit en nergens een tekstvel bijgesloten.

Later realiseerde ik me dat dit een typische groeiplaat is (hoewel ik de naam 'groeiplaat' eigenlijk liever zie als een eufemisme voor 'klinkt nergens naar, maar na een paar keer draaien gaat het allicht érgens op lijken,' geldt het hier wel degelijk. Denk ik). Vaker draaien, daar wordt ie ongetwijfeld beter van. Maar toen was ik druk druk druk met afstuderen en dus kwam het er niet van. Een paar maanden later kwam ik de LP tegen in de stad. Jaja, op vinyl dus. Dan is die hoes nog net eventjes een stukje griezeliger en toen ik onlangs een verjaardagslijstje moest maken, zette ik het album er maar op, niet de illusie het ook te krijgen (want dan moet je wel weten wáár die winkel zit (de Bullit is helaas vertrokken en bevindt zich nu op loopafstand van mijn huis, heel gevaarlijk is dat) en een beetje thuis zijn in de alternatieve muziek), maar een goede vriendin deed de LP me vorige week cadeau (al moest ze er wel naar vragen bij de verkoper). Donderdagavond laat draaide ik 'm weer een keer en het verbaasde me dat ik nog veel liedjes van de eerste paar draaibeurten herkende. En weer werd ik gegrepen door de griezelige, duistere sfeer van de LP. Dit is meer gothic dan menig metalband die zichzelf dat stempel opdrukt. Veel duisterder ook. Tegelijkertijd is dit commercieel gezien zelfmoord en de verkoopcijfers lijken dat vermoeden te bevestigen. Maar, zoals ze dan zeggen, 'de liefhebber weet genoeg': stiekem midden in de nacht opzetten en huiveren.

(7 juni 2008)



Ignite - A Place Called Home
(TVT Records)



Ik was de grenzen op aan het zoeken van wat ik muzikaal nog kon billijken. Ik wilde weten wat het allerhardste was. Ik was al richting de avantgarde, bijna klassieke muziek, afgedwaald en kon ik muziek van Godspeed You Black Emperor! zeer waarderen. Aan de andere kant van het spectrum waren de hardrock, de punkrock en de metal. In de Altstadt was het vooral die muziek die gedraaid werd: op het podium achter in de kroeg deden veertien- en vijftienjarige jongens en meisjes (het was de enige kroeg op Stratumseind waar ze binnen kwamen) een dappere poging tot moshen of pogo'en. Het zag er van een afstandje hopeloos uit, na een paar biertjes (of een paar meer, ik kon indertijd aardig doordrinken) deed ik ook een poging (die al even hopeloos was). Muziek die het daar altijd goed deed: Limp Bizkit, Deftones, KoRn, Rage Against The Machine, Rammstein. Zo hard kon (en kan) ik ze bij het stappen allemaal wel verdragen, maar thuis op de bank werkt hardrock niet. Ja, tenzij je het heel hard draait en dat is thuis (op de bank) onzinnig (ik draai muziek nooit op vol volume. Bijna nooit). Maar van Deftones heb ik een aardig rijtje verzameld. Snoeihard, maar wel spannend.

Ik las over Ignite en het leek me interessant. Politiek gedreven hardcore (wat eigenlijk altijd wel samen gaat), maar met een overtuiging waar ik me ook nog wel in kon vinden. Ik bedoel, veel hardcore heeft het imago van 'extreem-rechtse' muziek gekregen (althans, vooral in Eindhoven/Veldhoven waar een groep als Discipline geliefd is/was) en daar wil ik toch niks mee te maken hebben, hoe goed de muziek dan mocht zijn. Ik downloadde wat liedjes en die bevielen me wel. Ja, het was agressief. Ja, het was snel. Ja, het was hard. Geen muziek die ik beneden in de huiskamer kon draaien, maar zo op m'n eigen kamer beviel het me wel. A Place Called Home heette het meesterwerk van deze groep. Althans, als ik de OOR moest geloven (en dat deed ik indertijd dan wel, ik was verstandig genoeg om ook even verder te zoeken). Maar de algemene consensus was (en is dat tegenwoordig nog steeds) dat dit écht een goeie hardcoreplaat was (zo eentje in de categorie 'als je dan toch een hardcoreplaat aanschaft, zorg dan dat het deze is.' Ooit las ik in de Metro in – ik vermoed – Sydney dat je recensenten die die stijlvorm gebruiken altijd moet wantrouwen. Want het is een subtiele manier om te zeggen dat het niks is. Om dat te illustreren gebruikte de journalist van dienst de volgende vergelijking: 'al zie je dit jaar maar één lesbische poppenvoorstelling, laat het dan deze zijn').

Neej echt, A Place Like Home bleek een geweldig album te zijn. Zanger Zoli Téglás bediende zich van lekker simpele schreeuwretoriek, was geëngageerd in z'n teksten en de productie was loeihard. Zo moet dat dus, een harde rockplaat maken. Niet die zoetsappige neogrunge die zo rond de eeuwwisseling in zwang was en niet dat oppervlakkige nu metal geneuzel waar menig puber op losging in de Altstadt (toegegeven, ook Ignite werd daar gedraaid, soms). Nog een pluspunt, ze kwamen uit Orange County in California, een soort punk/hardcoremekka. En de foto van een tank op de hoes (plus de bandnaam in schreefloos lettertype) maakte ook al duidelijk dat de luisteraar geen vrolijke, flierefluiterige folk kon verwachten. Zanger (andere bandleden vermoedelijk ook) bleek fanatiek veganist en in het cd-boekje werd reclame gemaakt voor Sea Shepherds, toch een vrij militante milieu-organisatie, ooit opgericht door Paul Watson, die de acties van Greenpeace 'te braaf' vond. Tja, dat ging ook mij wel wat ver, maar soit, beter een beetje extreme idealen dan helemaal geen idealen. En die muziek was wel lekker. Veteran. By My Side. Who Sold Out Now. Pieter. Run. Lekker pakkende titels en liedjes die gemiddeld onder de drie minuten klokten. Erg prettig. Handige bijkomstigheid: als ik zondag niet uit bed kon komen om naar de radio te gaan omdat het de nacht ervoor weer laat was geworden en er aardig wat vaasjes doorheen waren gegaan, werkte de cd van Ignite erg ontnuchterend. Dat werkte op twee lagen. Ten eerste omdat het zo’n harde muziek was, ten tweede omdat je – als je toch nog in slaap viel – weer wakker werd en schrok dat je 'al' bij track 7 was (ook al was je dan maar een kwartiertje verder). Prettig, al was het wel de muzikale equivalent van cola op de nuchtere maag.

Ignite werd met dit album ineens populair. Tja, als ik het leuk ga vinden, dan ben je vermoedelijk vrij populair. En als er één doodzonde bestaat in de nogal sektarische hardcorescene, dan is het wel dat je vooral géén hit moet scoren, want dat is pas dodelijk voor je geloofwaardigheid. Absurd, maar waar. Goed, wat ook niet hielp, was dat de groep een cover van U2's Sunday Bloody Sunday op had genomen. Niet eens een slechte over, maar U2, dat was natuurlijk de Ultieme Foute Band. Daar iets van coveren: not done. Kortom, de fans lieten Ignite als een baksteen vallen. Ik geloof dat ze pas jaren later een nieuwe album uitbrachten en dat was meteen een stuk minder succesvol.

Ik trek me nooit iets aan van wat 'in' of 'uit' is, ben Ignite nog vrij lang blijven draaien en nu vind ik het wel aardig. Het stadium waarbij je helemaal gelukkig wordt van ideologisch gemotiveerde en geëngageerde muziek ligt inmiddels wel achter me. Maar die plaat is erg aardig, vooral ook vanwege de ietwat hoge stem van Zoli Téglás, waarbij het toch allemaal net wat lekkerder en beter werd dan de gemiddelde hardcore zanger die z'n teksten onverstaanbaar grommend, gruntend en met lage basstem reutelend bracht. Jaren later nam m'n oudste zus een stapeltje cd's van m'n slaapkamer mee naar de huiskamer, 'om te kijken of er iets bij zat dat zij ook leuk zou vinden.' Ik pakte Ignite er al meteen uit. 'Niet doen, is niks voor jou.' Toen weer wat later m'n jongste zus bezig was met een muziekproject op haar basisschool, klopte ze bij mij aan. Ze zocht muziek die emoties bij kinderen op wisten te roepen. Dus ze zocht muziek die lief werd gevonden, of vrolijk. En ze zocht 'agressieve' muziek. Of ik nog wat had staan? Ja, ik had wel een toepasselijk cd'tje staan. Een weekje later vroeg ik haar naar het resultaat. Een groot succes, de hele klas wist na het draaien van Ignite dat dit 'agressieve' muziek was. Goed gedaan.

(3 november 2009)


Jefferson Airplane - Surrealistic Pillow
(RCA Victor)

Waar komt toch het idee vandaan dat een album een complete, logische volgorde moet hebben en liedjes of tracks moet hebben rond een specifiek, overkoepelend thema? Is dat de schuld van de Beatles? Met hun Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band? En de progrock mastodonten die rond allerhande thema’s megalomane LP’s maakten met nummers die liefst een plaatkant lang duurden? Tot die tijd was een album niet meer dan een verzameling liedjes die een groep tot die tijd had geschreven. Of hooguit een verzameling singles, mét de b-kantjes. Neem nou Jefferson Airplane. Hun meesterwerkje Surrealistic Pillow was niets anders dan een verzameling allerhande liedjes: White Rabbit was al veel eerder opgenomen, Embryonic Journey was al vier jaar eerder geschreven door een van de bandleden en werd nu maar toegevoegd aan het album. Althans, volgens de liner notes bij de heruitgave van Surrealistic Pillow. Ook typisch dat zowat elk bandlid wel een paar nummers aan droeg. Niet dat het bij zou dragen aan het 'groepsgevoel' want alle leden werden gewoon afzonderlijk gecredit. Misschien komt dat door het hele geruzie met de royalties, zoals het een echte Amerikaanse band betaamt.

Hoe zou het er in de Amerikaanse scene in San Francisco aan toe zijn gegaan, zo halverwege jaren zestig? Je had The Mamas & The Papas die wel heel zonnige popmuziek maakten, The Grateful Dead die de psychedelica naar een nieuw plan tilden (maar ook bekend waren om de joints van een paar meter lengte die de bandleden zouden roken). En dan was er dus Jefferson Airplane die hun luisteraars opriepen 'to feed their heads'. Ook oudgedienden trouwens, want in weerwil van de gedachte dat de meeste deelnemers aan de Summer of Love broekies en tieners waren, is daar bij de leden van Jefferson Airplane niet echt sprake van: de meeste leden waren al een eind in de twintig of begin dertig. Oudgedienden die allen al jaren meedraaiden in de lokale muziekscene en nu hun kans schoon zagen om op de psychedelica trend in te spelen: in Amerika waren het The Byrds en Jefferson Airplane die het genre omarmden. Met optredens met nummers die een uur in beslag namen, natuurlijk ondersteund met allerhande 'geestverruimende' diaprojecties. Heel vooruitstrevend en vernieuwend, weet je.

Surrealistic Pillow wordt tegenwoordig algemeen erkend als meesterwerk, maar uiteindelijk waren de leden van Jefferson Airplane absoluut niet blij met hun tweede album. Meer folk dan psychedelica, met rustige tokkelliedjes en een paar hits, waarvan White Rabbit en Somebody To Love de bekendste zijn. In Nederland zijn dat de enige hits geweest van de groep, Jefferson Airplane is toch vooral een Amerikaans fenomeen gebleven, het urenlang durende roemruchte optreden in het Kralingse Bos ten spijt. The Grateful Dead, goede vrienden van de band, maar officieel níet betrokken bij de opnames van Surrealistic Pillow (want conflicterende contracten) hadden in Amerika zelfs een grote cultstatus. Wat Jefferson Airplane zélf in gedachten had, bleek uit een vorig jaar verschenen live cd met daarop inderdaad minutenlange jams die heel erg geestverruimend bedoeld waren. Jammer voor hen, de critici anno 2007 lieten er geen spaan van heel. Suffig geneuzel, vast leuk voor de bezoekers indertijd, maar dan toch écht liever dat ene album, waarmee de groep indruk had weten te maken en dat nu geldt als sleutelplaat van de Summer Of Love.

In Amerika zouden nog enkele albums volgen, daarna zou de groep ten onder gaan aan interne strubbelingen. Er volgden rechtzaken over wie het recht over de bandnaam bezat, dus Jefferson Airplane werd Jefferson Starship. En jaren later werd Jefferson Starship weer veranderd in Starship. En in die hoedanigheid bleef de groep hits scoren in Amerika; in Nederland zijn ze vooral bekend van Nothing’s Gonna Stop Us Now en We Built This City. Laatstgenoemde scoort tegenwoordig hoog in de verkiezingen voor slechtste single ooit, grappig genoeg. Er volgde nog een reünie van de oorspronkelijke bezetting van Jefferson Airplane (voor zover die er ooit was) en sinds 1991 is er ook nog Jefferson Starship: The Next Generation, maar daar is in Nederland al helemaal niks van vernomen.

Ook bizar: ondanks het overmatige drugsgebruik ('no band flew higher than Jefferson Airplaine'), leefden tot voor kort nog alle oorspronkelijke bandleden. Enkel drummer Spencer Dryden overleed in 2005, maar die had dan ook een aangeboren hartafwijking. Van The Grateful Dead overleed frontman Jerry Garcia al in 1995 en van The Mamas & The Papas is enkel nog Michelle Phillips in leven. Het aantal beroemde sixties bands waarvan alle leden nog leven, wordt sowieso erg schaars. Een eerste inventarisatie leverde slechts The Kinks en The Hollies op. Dat stemt droevig.

(31 maart 2008)

The La's - BBC In Session
(Universal)

Een artiest die veel platen wil verkopen kan het beste de volgende career move overwegen: jong overlijden (vrij vertaald naar Jimi Hendrix die de daad ook bij het woord voegde). Veel (commercieel) profijt heb je er dan niet van, maar voor de rest... Ga maar na: Nick Drake bracht bij z'n leven drie albums uit (alledrie klassiekers), Jeff Buckley slechts één legendarisch album (Grace) en Gram Parsons legde de fundering voor de countryrock en legde daarna het loodje. De reden is simpel: de artiesten hebben niet eens de tijd gehad om slechte albums te maken en worden dus slechts herinnerd 'om al het goede.' Eigenlijk is het zo ook met bandjes. Waarom de vraag of de Beatles of de Stones het beste zijn geen vraag meer is, komt doordat de Beatles zo verstandig waren om in 1970 de stekker eruit te trekken. De Rolling Stones brengen nog altijd elke paar jaar een plaat uit waar niemand op zit te wachten, waarna the greatest rock 'n roll show on earth weer kan beginnen. Of neem The Smiths; vier studio-albums uitgebracht en okee, die waren niet allemaal even sterk, maar in elk geval genoeg om tot in lengte van dagen bij Morrissey en/of Johnny Marr te zeuren wanneer die reünie er nou van komt.

The La's. Ja, die hebben nooit die status bereikt. Ik kende ze enkel van een Britpop Top 40 die TMF ergens rond het jaar 2000 moet hebben uitgezonden. Het was zondagavond, ik had een groepje vrienden op bezoek (dus was ik er met m'n gedachten niet volledig bij) maar hoorde ineens een geweldig gitaar intro. Kende het niet, maar het trok m'n aandacht. Bleek The La's te zijn en ik pakte het Hitdossier erbij: The La's, There She Goes, niet verder gekomen dan de Tipparade in 1991. Daarna nóóit meer iets van gehoord. Een paar jaar later las ik in het blaadje van de Van Leest over de honderd beste platen aller tijden en daar stond - heel sympathiek - die ene cd van de groep op nr. 100. Met de vermelding dat er daarna nooit meer iets van de groep werd vernomen.

Ik heb die cd een paar jaar geleden gekocht en die is inderdaad gewéldig; There She Goes is nog altijd het beste nummer (en naar mijn idee zelfs het beste liedje van de jaren negentig), maar er staat veel meer moois op: Son Of A Gun, Timeless Melody (goede titel!) en I.O.U.. Toch jammer dat er nooit meer iets van The La's werd gehoord (al is het voor de legendarische status van je groep wel goed; iedereen wil tenslotte weten wie die groep van dit briljante plaatje is), hoewel ze een paar jaar geleden ineens weer op Glastonbury stonden. En ja, er zou sprake zijn van opnames van een nieuwe cd. Yeah right, het zal wel. De verhalen rond de opnames van die ene debuutplaat zijn legendarisch; de groep verspilde vier producers, was nooit tevreden over het resultaat en na vier (!) jaar was de platenmaatschappij het zó beu (ik snap die jongens in dit geval wel) dat de laatste eindmix (door de van U2 bekende producer Steve Lilywhite) dan maar op cd werd uitgebracht. Bandleider (en het muzikale genie) Lee Mavers liet zich vervolgens waar ie maar kon negatief uit over die plaat. Hij vond het een wanproduct.

Er is nog altijd geen nieuwe cd van The La's en eerlijk gezegd, daar zit ook lang niet iedereen meer op te wachten (het kan namelijk alleen maar tegenvallen), maar vorig jaar verscheen een compilatie van vier sessies die de groep voor de BBC opnam. En het leuke is: daar kon de band niet klagen over slechte producties of meer van dat soort ellende en dus klinkt een veel rauwer rockende band dan de ietwat brave en matte produktie van die debuut-cd (Lee Mavers had gelijk). Ik kocht de cd vorig jaar al op vakantie in Sheffield, maar blijf het ding zo nu en dan uit de platenkast trekken. De oudste sessie stamt uit 1987, een tijd waarin de hitlijsten werden gedomineerd door synthesizers en Stock Aitken Waterman producties en er van Oasis of Blur nog geen sprake was. Daarmee waren The La's de voorlopers van de Britpop en door de sessies heen blijkt hoe goed ze moeten zijn geweest. En There She Goes is nog altijd een briljant liedje; ook in deze versie.

(16 april 2007)

Kate & Anna McGarrigle - Kate & Anna McGarrigle
(Rhino (re-issue))


"Ik vind alles van de Wainwrights geweldig," had de dame aan de balie gezegd. Ik keek haar vragend aan. "Vooral Rufus is fantastisch en ik was al fan van Loudon III. Martha ken ik nog niet, dus die cd van haar wil ik graag lenen." Op de muziekafdeling van de bieb raakte ik vaak aan de praat met klanten, waarbij het merendeel stomverbaasd was dat het dienstdoend personeel ook daadwerkelijk iets van muziek af bleek te weten. Ik kon de dame maar zeer gedeeltelijk volgen. Martha Wainwright had ik ooit op een festival op zien treden. Ze droeg een jurk die het midden hield tussen een kimono en een ochtendjas en zei tussen de nummers door telkens weer 'how great it is to be here.' Haar bijhorende glimlach was zo nep dat het glazuur van m'n tanden sprong. Maar het ergste was dat ze tijdens het zingen de gimmick had ontwikkeld om haar hoofd snel voor de microfoon heen en weer te schudden, waardoor ze dan weer wel en dan weer niet in de microfoon zong. Daardoor ontstond een heel irritant hard-zacht-hard-zacht-hard effect. Waarschijnlijk vond ze het zelf heel erg mooi, want ze deed dat niet één keer, maar aan de lopende band. Kortom, ik was snel weggegaan. Met Rufus had ik wel wat meer, maar meer als performer. Dat gekoketteer met z’n homoseksualiteit vond ik wel geestig en dat hij in een interview had verklaard dat The Never-Ending Story één van z’n favoriete films aller tijden was, droeg ook bij aan een positief eindoordeel. Van Loudon III kende ik eerlijk gezegd niks, maar dat zou nog wel komen (ik hoorde ooit de anekdote dat papa Wainwright in het voorprogramma van Bob Marley optrad in Leiden. Wie op dat onzalige idee was gekomen, geen idee, maar de singer-songwriter werd uitgejoeld en met flessen bekogeld. Hij bleef er koeltjes onder en zei tussen de liedjes door 'wat zijn jullie toch aardig. Dan speel ik toch gewoon nóg een liedje?').

'En hun moeder, wat vindt u daar dan van,' probeerde ik (altijd vousvoyeren, dat deed ik zelfs bij klanten die al jaren bij de bieb kwamen, je wist nooit of ze het je kwalijk zouden nemen als je ineens ging 'jij'en' of 'jou'en'). "Ja, daar heb ik wel eens van gehoord, maar die zingt toch hartstikke vals?" Ik was oprecht verbaasd en verontwaardigd. Kate McGarrigle, de moeder van Rufus en Martha, had in de jaren zeventig samen met haar zus Anna een klassieker in de folkmuziek gemaakt. Hun titelloze debuut in 1975 was zelfs zó'n klassieker geweest dat het volgens een collega die Jong & Wild was in de seventies in elk folkcafé op de pick-up lag. Hij was er bijkans gek van geworden en kon Complainte Pour Ste. Catherine (de single van het album die elk jaar weer in de bovenste helft van de Top 2000 staat) niet meer hóren. Na dat ene album werd het snel stil en ook al brachten de zusjes  elke paar jaar weer een album uit, hun muziekcarrière leken ze niet echt serieus te nemen en grote commerciële successen waren uitgebleven. Toch, hun uit 2004 stammende 'comeback' plaat (het was een slordig decennium lang stil gebleven rond de zusjes, een gezellig kerstalbum met zoon en dochter buiten beschouwing gelaten) La Vache Qui Pleure was zeer de moeite waard geweest. Deze zusjes zongen zeker niet vals, maar ja, het is wel folk en dat is voor sommige mensen een acquired taste. 'Dat debuut is een klassieker,' zei ik gespeeld verontwaardigd. 'Daar is niks vals aan, dat is een heel erg mooie LP, één van m’n ultieme favorieten.' Dat laatste was bluf geweest, want ik had de cd een keertje geleend en vond er weliswaar veel mooie liedjes op staan, maar er stond ook wel wat 'minder' werk op, zo meende ik me te herinneren.

Om een lang verhaal kort te maken, de klant nam de cd op mijn dringend advies toch mee. Ze was wel het type dat zich welwillend liet adviseren door ondergetekende, zo bleek. Later leende ik de cd zelf ook eens en toen bleek mijn aanvankelijk wat weifelende oordeel niet terecht. Dit album was inderdaad heel erg leuk. Inderdaad, een klassieker. Het scheelde natuurlijk wel dat ik niet de braakneigingen bij Complainte Pour Ste. Catherine kreeg die mijn collega wel had ontwikkeld (hoe ik dat liedje kende, is mij nog steeds een raadsel, al vermoed ik het een keertje in de Top 2000 gehoord te hebben). Toch duurde het heel wat langer voordat ik de cd ook daadwerkelijk kocht. Kopiëren deed (en doe) ik bijna nooit, omdat ik een nerd ben die ook het cd-boekje (met het liefst ook teksten of mooie foto’s) wil hebben. Bovendien was het album vrij moeilijk verkrijgbaar. Maar eerder dit jaar vond ik bij Fame een heruitgave van Rhino die weliswaar nogal Spartaans was (geen teksten in het boekje), maar met dat euvel moest ik me dan maar verzoenen.

Kate & Anna McGarrigle bleek een magnifiek debuut te zijn. Eentje die in de hoogtijdagen van de folk werd uitgebracht (in Engeland kwam rond dezelfde tijd ook al zo'n mooi album uit, Richard & Linda Thompsons I Want To See The Bright Lights Tonight, al was dat een veel treuriger album). Ook op dit album zijn melancholieke nummers te vinden, maar toch zijn ze altijd hoopvol. De heimwee in liedjes als My Town, Foolish You en in het bijzonder Talk To Me Of Mendocino is voelbaar. Vooral dat laatste liedje weet me telkens weer tot tranen toe te roeren, zeker als de zusjes samen gaan zingen (geen mooiere samenzang als die van broers of zussen), ook al is het dan misschien tegen het valse aan. De tekst van het korte Swimming Song is erg geestig ('salt my wounds / chlorine my eyes / I'm a self-destructive fool'), op banjo gespeeld en geschreven door papa Wainwright. Liedjes over de liefde als Blues In D en Heart Like A Wheel zijn tijdloos, alsof ze al jaren bestaan en slechts door de zusjes even lukraak op plaat zijn gezet. En dat terwijl er maar één traditional op staat, de afsluitende gospel Travellin' On For Jesus. Single Complainte Pour Ste. Catherine is daarmee niet eens de beste track van het album, maar de tekst handelt wel over een typisch Canadees fenomeen: de taalstrijd. Die strijd wordt door Anna (ze schreef het liedje met dichter Philippe Tatartcheff) vergeleken met een strijd 'contre les moustiques' en is het enige Franstalige liedje op het album. Het is ook echt de single: het net iets vetter (de drums zijn te hard) voor de radio geproduceerde en makkelijk in het gehoor liggende liedje.

Zoals gezegd, dit debuut hebben ze nooit meer weten te overtreffen. Het album was zo uitgebalanceerd dat alles wat erna kwam alleen maar minder kon zijn. Of op z'n best een herhalingsoefening. Liedjes van dit debuut werden gecoverd door artiesten als Linda Ronstadt (Heart Like A Wheel, Talk To Me Of Mendocino), Kirsty MacColl (Complainte Pour Ste. Catherine), Elvis Costello en Anne Sofie von Otter (Go Leave) en Billy Bragg (Heart Like A Wheel). Misschien kwam dat succes ook weer niet zo onverwacht; de zusjes waren al rond de 30 toen ze debuteerden. Ze hadden simpelweg hun tijd genomen om met een bijzonder album op de proppen te komen. Bijzonder is het zeker, het staat bijna vijfendertig jaar later nog pal overeind.

(Raadsel: de van de VPRO bekende Nachtzusters die in de jaren negentig een nachtradioprogramma hadden, heetten Kaat en Anna Schalkens (en waren volgens de overlevering vijf maanden na elkaar geboren). Ik heb een sterk vermoeden, maar weet het niet zeker, dat deze roemruchte (nacht)zusjes zijn vernoemd naar de McGarrigles.)

(16 november 2009)

MGMT - Oracular Spectacular
(Sony/Columbia)


Ja. Jaaaa! Jaaaaaaaa! Hier word ik dus heel erg blij van. En het werd ook weer eens tijd dat ik echt enthousiast werd over iets nieuws. Ik was de afgelopen maanden vooral bezig om m'n back catalogue op orde te brengen. En dus schafte ik - in de uitverkoop bij de Fame bijvoorbeeld - cd'tjes aan van Buffalo Springfield (Retrospective: The Best Of), Neil Young (Zuma, Live at Massey Hall), Traveling Wilburys (die ene heruitgave), Bruce Springsteen (Nebraska), Kula Shaker (Best Of), Pogues (Rum, Sodomy & The Lash, If I Should Fall From Grace With God), Bob Dylan (Nashville Skyline) en Ciccone Youth (The Whitey Album, een curiositeit van Sonic Youth met wat andere muzikanten, tevens een ode aan Madonna - hoe kan het ook anders). Goed om dat van de Pogues eens op orde te stellen want ik ben per slot van rekening een folkliefhebber, maar een folkie die van de Pogues slechts de Greatest Hits heeft, dat kon natuurlijk niet. En al die klassiekers zíjn ook echt geweldig, maar van veel nieuw werk werd ik nog niet echt blij - al was er eerlijk gezegd ook weinig nieuws te melden: het begin van het jaar is altijd een laagseizoen wat betreft nieuwe cd'tjes.

Ik werd zo onderhand bang dat ik m'n edge aan het verliezen was, om te refereren aan wat mij betreft dé beste single van de nullies is: Losing My Edge van LCD Soundsystem. Het nummer handelt over een hipster die jarenlang altijd de eerste was bij elke nieuwe muziekontwikkeling: Captain Beefheart, Kraftwerk, de tweede Summer Of Love, hij heeft het állemaal meegemaakt, maar nu merkt de hoofdpersoon dat hij wordt ingehaald door een jongere generatie die er beter uit ziet en - pas helemaal schandalig want zo kan je niet eens een hekel aan ze krijgen - 'who are actually really, really nice'. En dit alles ondersteund door een geweldig simpele, stuiterende baslijn. En ook al ben ik niet de ultieme muzieksnob (hoop ik althans) zoals die in dit geweldig lied wordt omschreven (ik loop altijd een paar weken of maanden achter bij de allernieuwste muziektrends, maar nog altijd ruim op tijd zodat ik door kán gaan voor dé ultieme muziekfreak. Ahum), ik was wel degelijk losing my edge. Of dacht dat. En aangezien muziek voor mij toch een verslaving is en ik niet kan blijven graven in de bekende hoeken van The Smiths, Beatles en Fleetwood Mac (om er eens een paar te noemen), was ik toe aan iets nieuws.

Nouja, níeuw of vernieuwend is MGMT niet bepaald. Maar het leuke aan dit maffe tweetal uit Boston, of uit New York, of waardanookvandaanzekomen, is dat Ben Goldwasser en Andrew VanWyngarden (Nederlandse voorouders misschien?) werkelijk van álles uit de laatste vijftig jaar popmuziek doorelkaar hebben gemixt. Op het door Flaming Lips en Mercury Rev producer David Fridmann geproduceerde debuut worden dan ook nog al die liedjes voorzien van allerlei maffe geluidjes en elektronica. Er zit psychedelica in (de werkelijk geweldige single Time To Pretend, waarin volgens sommigen ABBA's Dancing Queen is gesampled en nu al het ultieme festival anthem van deze zomer belooft te worden - je kan het zo achter de beelden van Pinkpop of Lowlands monteren), geflipte folk (Weekend Wars, Pieces Of What), jaren zeventig disco à la de Bee Gees (Electric Feel), sixties rock (Of Moons, Birds & Monsters) en electro (Kids). Om maar eens enkele van de tien tracks op debuut Oracular Spectacular te noemen. En het clipje bij Time To Pretend ziet er ook al zo maf uit met die vervreemdende psychedelische beelden. (Eigenlijk is dit muziek voor verstokte hippies: zou dat iets over mij zeggen?)

Goed, het probleem met Amerikaanse cd's is dat er vaak een paar nummertjes op staan waarvan je eigenlijk denkt 'dit hadden ze nog liggen om het cd'tje helemaal mooi op te vullen,' maar het valt bij dit album nog reuze mee. Al word ik wel iebel van het bijna vier minuten durende gepiel van 4th Dimensional Transition. De titel zegt het eigenlijk ook al een beetje. En MGMT is dan wel degelijk bij vlagen poppy, maar het is niet zo erg dat je de cd na drie keer draaien wel kent; eigenlijk blijft het hele album ook na tien keer luisteren leuk.

Maar dan is de vraag: hoe gaat het duo dit allemaal op het podium overbrengen? Met z'n tweetjes kunnen ze onmogelijk het geluid van het album namaken. Bovendien zouden al die gekke bliepjes en vervormde drums maar een onbeluisterbare brij opleveren. De eerste berichten zijn echter positief: op KindaMuzik stond een enthousiaste recensie van een optreden in België en ook het concert in Nijmegen van afgelopen zaterdag zal wel goed zijn verlopen (al is het wel de vraag of ze het hebben kunnen vinden: op hun site stond aangegeven dat ze niet in de Nijmeegse Doornroosje op zouden treden, maar in de Rotown te Rotterdam - het blijven toch Amerikanen, inclusief de beperkte geografische kennis). In hun thuisland is MGMT vooralsnog een leuke cultband, want hun debuutplaat heeft nog geen echt hoge positie in de Billboard Hot 200 weten te bereiken (ergens rond plaats 140). In Nederland hing het album een paar weken rond in de onderste regionen van de Album Top 100. Een cultstatus is leuk, maar hopelijk is dat voor grote platenmoloch Sony niet een reden om de groep snel weer te dumpen. Oracular Spectacular lijkt mij typisch een plaatje dat langzaam maar zeker toch aardig blijft verkopen.

En MGMT staat dit jaar op Lowlands, eigenlijk zou ik het wel willen gaan zien.

(9 mei 2008)


Moke - Shorland
(PIAS)

Het is echt niet dat ik een snob ben. Maar ik heb nu eenmaal niet zoveel met Nederlandse popmuziek. En met Nederlandstalige popmuziek heb ik al helemaal niks. Ik vermoed dat de cd van Spinvis de eerste Nederlandstalige cd in m'n collectie was en van die zanger heb ik inmiddels - twee of drie albums verder - ook het lendewater gekregen. Misschien dat het hele gedoe met kromme rijmzinnen en slechte beeldspraken me gewoon erg tegenstaat. Goed, er zijn uitzonderingen van wonderschone liedjes in het Nederlands, of dingen die simpelweg erg grappig zijn (Kvraagetaan van de Fixkes, om maar es een dwarsstraat te noemen), maar er is in het Nederlands nu eenmaal niet veel goede popmuziek te maken.

In het Engels is het niet veel anders. Komt door de taalbarrière. Want hoe goede je ook Engels spreekt, als Nederlander zal je nooit in vlekkeloos Engels een tekst kunnen schrijven. Jaren geleden sprak ik op ICQ (jeetje, dat is inderdaad lang geleden) met een Australische die graag es wat Nederlandse muziek wilde horen. Eerst stuurde ik - geen idee wat ze leuk vond - wat hits van dat moment op. Kane, Krezip. Maar dat vond ze maar niks. Stomme teksten, slechte nummers, neej, dat was niet wat ze zocht. Toch maar es verder kijken op m'n harde schijf. Vond ik een mp3'tje van Seedling. Dat vond ik zelf een erg leuke groep (altijd vrij onbekend gebleven in Nederland en inmiddels jammerlijk uitelkaar) en ik stuurde haar het liedje William Tell Me toe. Nu kwam er eindelijk een blije reactie terug, dit was nou es écht leuk. En eerlijk gezegd vond ik dat geen wonder; Seedling was in Engeland een cultbandje. Niet voor niets.

Het aandeel van Nederlandse bandjes in m'n cd collectie is dan ook redelijk beperkt. Die mini-cd van Krezip, evenals hun eerste cd, wat dingen van zZz, Daryll-Ann en Johan en het eerder dit jaar verschenen debuut van Do-The-Undo, maar daar houdt het zo ongeveer wel mee op (alle lokale helden niet meegerekend natuurlijk). Kwam ik een paar maanden terug de eerste single van Moke tegen. Vet nummer. Lekker intro, aardige tekst, al versta ik er de helft niet van. Wat meer van gedownload, nieuwe single Here Comes The Summer, albumtracks als Emigration Song en Bygone en verrek, dat was nog best leuk. Niet hemelbestormend, maar wel lekkere songs en - zo bleek later - zanger Felix Maginn was dan ook geen groentje meer; zijn vorige band Supersub had ik altijd wel aardig in de smiezen, maar ook die groep ging helaas uitelkaar (het zijn altijd de leuke groepen die ermee kappen). Moke was zijn 'last chance'; gitaren verkocht om de studiohuur te betalen en leden gezocht die er allemaal voor wilden gáán.

Misschien vind ik dat nog wel het leukste aan Moke: Het fanatisme waarmee er alles aan wordt gedaan om Zo Groot Mogelijk te worden. Spelen in de Bijenkorf in Eindhoven voor een paar man? Doen. Een single laten gebruiken in een reclamespot? Doen. Elke maand op komen draven in De Wereld Draait Door? Doen. (Wat dat laatste betreft, Felix Maginn c.s. waren wel zo snugger om ook eventjes die nieuwe single This Plan te pluggen, tussen alle covers door.) En uit een artikel dat afgelopen week in de Vrij Nederland stond, valt op te maken dat op Shorland nog veel leed wordt verwerkt. Maginn komt uit Noord-Ierland en heeft de ervaringen met het geweld tussen de katholieken en protestanten in de songs verwerkt. Daar had ik in eerste instantie niet bij stilgestaan, dat de uitroep 'animal!' aan het einde van Here Comes The Summer is gericht aan de protestanten die aan de Oranjemarsen deelnemen. Waarmee de teksten al meteen veel zinniger zijn dan de gemiddelde onzin die wordt uitgekraamd.

Er zijn muziekrecensenten die uit een soort chauvinisme een Nederlands product in hun 'eindlijstje' plaatsen. Zou ik niet zo snel doen, maar voor dit album zou ik warempel een uitzondering maken.

(2 oktober 2007)

Morrissey - Ringleader Of The Tormentors
(Attack)

En dan was er op de valreep van maart tóch nog een briljante plaat: de nieuwe Morrissey. Kon ook niet anders dan dat ie geweldig zou zijn en na dé plaat van januari (Arctic Monkeys) en dé cd van februari (Belle & Sebastian) heb ik nu een leuk triootje. Nog meer pret: ik ga ze alledrie binnen een flinke maand live zien. (Hiep hiep hoera voor mezelf!)

Maar goed, Morrissey dus. Geweldige cd, die momenteel zelfs al in de hitlijst van mijn legendarische platen de vorige (You Are The Quarry eindigde in mijn eindejaarslijstje van 2004 op numero uno, niet eens zo zeer de verdienste van de Mozfather, maar eerder vanwege het nogal matige popjaar. Overigens, ook in een matig popjaar en met een niet eens zo briljante plaat steekt Morrissey met kop en schouders boven de rest uit) heeft ingehaald (eerlijk is eerlijk, Viva Hate zal ie nooit achterhalen). Fijne nummers zoals eerste single You Have Killed Me, een grotesk I Will See You In Far-Off Places, een episch Life Is A Pigsty en een van een dikke laag Morrisseyaanse weltschmerz en pathos voorzien Dear God Please Help Me. (Zou Morrissey eigenlijk bekend zijn met het werk van Gerard Reve? Het zou kunnen zijn; het oeuvre van The Moz heeft zich ontwikkeld tot muziek van reviaanse proporties.)

En toch... hoe briljant al die cd's van Morrissey ook zijn, ze halen het ook allemaal nét niet bij The Smiths. Die waren nog nét een stukje briljanterderer. Stiekem weten al die fans (ondergetekende incluis) dat ook best. Die weten donders goed dat The Smiths nooit meer bij elkaar zullen komen (de terugkeer van Elvis wordt nog waarschijnlijker geacht) en dat Morrissey solo second best is: in elk geval één helft van de roemruchte Morissey/Marr tandem die in de jaren tachtig de Britse popmuziek op z'n kop zette. Want waar die Smiths liedjes door de invloed van gitarist Johnny Marr van de prachtigste gitaarriedeltjes werden voorzien en daardoor de ene na de andere memorabele hit (How Soon Is Now, The Boy With The Thorn In His Side, This Charming Man, Hand In Glove, Panic, Girlfriend In A Coma, The Headmaster Ritual, etc. etc.) of b-kant of albumtrack (Cemetry Gates, Frankly Mr. Shankly, Rusholme Ruffians, Paint A Vulgar Picture, A Rush And A Push And The Land Is Ours) opleverde, daar halen de Morrissey songs het qua pakkende en tegelijkertijd o zo lekker tegendraadse melodietjes simpelweg nét niet. De enige track die daar nog het meest bij in de buurt kwam, was eerste solo single Suedehead en die is inmiddels ook al zo'n achttien jaar oud (en vaak als oude Smiths song gezien).

Nog vijf dagen en dan staat The Moz in de Heineken Music Hall. Ik heb zelfs m'n principe (nooit naar de Bijlmer Bier Hal gaan) er voor deze keer voor opzij gezet en ik ben niet de enige: het concert is uitverkocht. Ik sta er straks met allemaal andere Smiths/Morrissey fans - ongetwijfeld stiekem hopend op die paar Smiths nummers die de revue zullen passeren. Dichter bij een Smiths reünie zullen we toch nooit meer komen.

(5 april 2006)

Beth Orton - Central Reservation
(Rough Trade)


Ergens in de tweede helft van de jaren negentig was Beth Orton eventjes het hipste meisje van de klas. Ik was dat niet (ben ook nog steeds geen meisje, wel erg hip), maar op de een of andere manier kwam ik toch in aanraking met deze cd. Ik las erover in de Nieuwe Revu (vreemd) en was gefascineerd. Ze werd omschreven als 'de missing link tussen folk en techno' want Orton werkte aanvankelijk samen met (ook al zo'n hippe) producer Willam Orbit (wat is er met hem gebeurd?). Later bracht ze ook nog het album Trailer Park uit waarop ze haar folkliedjes van dance invloeden voorzag. Dat album was langs me heen gegaan, maar dit niet. Het was folk en ik was indertijd al folkie, dus geïnteresseerd. En Beth Orton is een dame en om de een of andere reden heb ik altijd al een liefde voor zangeressen gehad. (Het is voer voor psychologen, maar mijn cd-kastje puilt uit van de zangeressen. In eerste instantie kon dat nog liggen aan mijn voorliefde voor (Ierse) folk (en dan krijg je al snel de vrouwelijke boegbeelden als Mary Black, Clannad en Enya), maar later volgden nog K's Choice, Catatonia, Melys, Kate Bush en Fleetwood Mac (twijfelgeval). Ik vermoed dat het door mijn zingende moeder komt; als je negen maanden in de buik zit en op wekelijkse basis mams hoort zingen, zal er best iets van blijven hangen.)

Goed. Ik ging naar de lokale platenboer en luisterde naar Central Reservation. Was verrast door het mooie openingsnummer (Stolen Car) en door Ortons ietwat vreemde stem, hoewel het meer de dictie was die me opviel. Ik schrok ook; van de jazzy arrangementen en van de duur van de songs (de meeste boven de vijf minuten, voor mijn idee wel absurd lang). Maar op die hoes stond me wel echt een heel leuk meisje toe te lachen, dus ik bleef maar terugkomen om het album weer eens te horen. Na meerdere keren luisteren kocht ik de cd uiteindelijk en het album ben ik blijven draaien. Goed, er zaten wel steeds langere periodes tussen, maar waar ik albums van K's Choice en Krezip (die ik ook rond die tijd kocht) eigenlijk niet meer draai, is dit altijd een favoriet gebleven. En met de zomer voor de deur is hij weer in het cd-laatje beland. En ja, het valt me mee.

Zoiets is trouwens altijd weer een gok. Sommige platen worden goed oud. Sommige helemaal niet. Er zijn albums uit de seventies die een legendarische status hebben, maar die me totaal niet kunnen bekoren. Misschien heb je ze toen moeten horen om het 'historische belang' ervan te onderkennen. Sommige Britpop klinkt een dikke tien jaar na dato gedateerd en zelfs The Bends van Radiohead (sorry jongens) heeft niet de status van een tijdloze klassieker. Maar met folk (hoewel je dit ook best als 'singer-songwriter' kan omschrijven) kan je natuurlijk ook nooit echt de fout ingaan. En warempel, het album blijft mooi, vooral dankzij de kale productie. Niks geen gekke dance bliepjes of triphop ritmes, maar gewoon een lome, jazzy folkplaat van een heel erg mooie zangeres. Met bloedmooie liedjes als Sweetest Decline en het titelnummer, het gevoelige, voor haar overleden moeder geschreven en met jazzcat Terry Callier gezongen Pass In Time, deprimerende liedjes als Blood Red River en Devil Song, en het toch best opgepimpte Stars All Seem To Weep en de remix van het titelnummer (die allebei de tand des tijds danook slechter hebben doorstaan). Ook wekt het album nog steeds de indruk van een bijelkaar gerommeld zooitje. Zo is een track als Feel To Believe bijvoorbeeld heel anders geproduceerd dan Stolen Car. Maar ik vergeef Orton veel; het klinkt in elk geval wel charmant.

Central Reservation staat nog steeds als een meesterwerk. Omdat singer-songwriters niet hip zijn, zal het album niet snel opduiken in 'Beste Album Aller Tijden' lijsten (een schande, al won het indertijd wel een aantal prijzen), maar mooi blijft het wel. Beth Orton zou dit niveau nooit meer halen; ze kwam in een relatie terecht met enfant terrible Ryan Adams, maakte het ook wel mooie (maar veel mindere) Daybreaker (met vriendje op achtergrondzang), bracht een compilatie uit en kwam in 2006 met het nogal tegenvallende en eigenlijk ronduit slaapverwekkende Comfort In Sound. Daybreaker kocht ik nog, maar draai ik nooit meer. Comfort In Sound heb ik niet eens meer aangeschaft. En met Ryan Adams is het bij mijn weten allang weer uit.

(Ik realiseer me dat ik in de jaren daarna wel steeds meer zangers ben gaan waarderen: Travis, Belle & Sebastian, The Smiths, Nick Drake, Neil Young, Pet Shop Boys.)

(26 juni 2008)

Pet Shop Boys - Fundamental
(Parlophone)


If you’ve done nothing wrong,
you’ve got nothing to fear
If you’ve something to hide,
You shouldn’t even be here

Vreemd. Ik heb mijn liefde voor het oeuvre van de Pet Shop Boys nooit onder stoelen of banken gestoken, maar ik had nog nooit een blogje gemaakt over een album van Neil Tennant en Chris Lowe. Belachelijk natuurlijk, dus ik moest maar es iets schrijven over Fundamental, dat trouwens ook alweer uit 2006 stamt en in Engeland een paar bescheiden hitjes opleverde (waarmee het duo in hun thuisland overigens nog altijd veruit het succesvolste popduo aller tijden is, de teller staat op zo’n veertig Top 40 hits), de hoogtijdagen van de Pet Shop Boys liggen toch een eind achter ons, ergens eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar de groep is altijd goede platen blijven maken én waren en zijn sterk in het maken van schaamteloos catchy singles. Dan kan een prima album als Bilingual geen miljoenenverkoop hebben gehaald, een single als Se a Vida é is ijzersterk. Waarmee de Pet Shop Boys eenzelfde status heeft als bijvoorbeeld The Cure of Depeche Mode: altijd goeie albums gemaakt, maar ook sterk als singles-act.

Bovendien is de groep zich altijd blijven vernieuwen. Ja, Very was een enorm nichterig album (dat gaf Tennant ook grif toe, hij beleefde pas bij de release van dat album zijn coming out, de clip bij Go West liet toch weinig te raden over), maar vervolgens kwam het duo met een door brass geïnspireerd album (Bilingual), met Nightlife kwam er een heus conceptalbum dat gebaseerd was op het nachtleven en voor Release werd (The Smiths) gitarist Johnny Marr aangetrokken. Maar wat moet je op je ‘zoveelste’ nieuwe album? Nieuwe fans zal je er niet mee winnen, je vaste publiek weet dat het sowieso een prima album wordt (want je hebt ze nog nooit teleurgesteld) en de vernieuwingsdrang is ook wel over. Je maakt – gewoon – een prima nieuwe plaat waarmee je je status consolideert en je kan weer even op tournee om een aantal nieuwe nummers te spelen en verder veel oud werk nog eens te herhalen. (Wie zit er nog te wachten op nieuw werk van – pak ‘m beet – de Manic Street Preachers of The Cure?)

‘Die teksten, die zijn zo goed,’ zo vertrouwde een collega muziekjournalist me ooit toe. Je mag mijn cd-collectie er op nakijken en ongetwijfeld is niet elke band of artiest te betrappen op diepgravende teksten, maar de Pet Shop Boys stellen nooit teleur. Luister maar es naar zoiets moois als Rent (‘Oh, look at the two of us, in sympathy, I love you, you pay my rent’), Opportunities (‘I’ve got the brains, you’ve got the looks, let’s make lots of money’) of What Have I Done To Deserve This? (‘Now I can do what I want to – forever, how am I gonna get through?’). Een tekst over een stukgelopen relatie is nog tot daar aan toe, maar de maatschappijkritiek in Rent, over yuppen die alles kopen (desnoods een vriendin) en het cynisme van Opportunities spreken boekdelen. De Pet Shop Boys golden eind jaren tachtig niet voor niets tot de grootste criticasters van het Grote Geld Kapitalisme van Margaret Thatcher (elke zichzelf respecterende Britse popartiest was tegen Thatcher, behalve dan Gary Numan, maar die was altijd al een beetje euh… raar).

De Pet Shop Boys hebben op Fundamental hun maatschappijkritiek teruggevonden. Zo is het album opgedragen aan twee Iraniërs die zijn opgehangen omdat ze homoseksueel zouden zijn. Dat is een wrang detail, maar de sneren naar Labour zijn helemaal duidelijk. Altijd overtuigd links geweest en gedacht dat het na Thatcher alleen maar beter kon worden, valt het beleid van Tony Blair vies tegen. En dus is er woede over de steun van Blair aan de oorlog in Irak in I’m With Stupid, is er een soort berusting in het intrieste Numb (geschreven door de Amerikaanse Diane Warren (ze levert songs op bestelling. Zo schreef ze I Don't Wanna Miss A Thing voor Aerosmith); het was eigenlijk bedoeld voor de – overigens geweldige – verzamelaar PopArt maar was daar te depressief voor) en wordt de obsessie van Britten met veiligheid (in dat land hangen overal camera’s, wat ironisch genoeg CCTV heet (toevallig (?) ook de naam van de Chinese staatstelevisie)) op de hak genomen in Integral (inclusief de boven dit stukje geplaatste mantra van de voorstanders van een overheid die precies wil weten waar ik als inwoner mee bezig ben). Het is een treurig stemmend album, van twee muzikanten die verbitterd zijn over hun idealen die verkwanseld zijn.

Wél mooi. Want ja, dit is pop, dit is om op te dansen, om veel plezier mee te beleven, maar als je dan ook nog goede teksten toevoegt, dan ben je pas écht goed.

(17 oktober 2008)

Razorlight - Razorlight
(Vertigo)

Het blijft leuke releases regenen, nu dít weer. Geweldige groep (aan de andere kant van de Noordzee mateloos populair), prachtige cd. De OOR was al lovend (da's over het algemeen een reden om huiverig te worden, ware het niet dat de recensie was geschreven door een stagiair die ook betrokken is bij KindaMuzik dus mwa, wel vrij betrouwbaar), maar wat een toffe cd is dit! Tien liedjes, allemaal raak. En met net 35 minuten ook lekker kort. Da's nog es wat anders dan cd's met 18 tracks en een speelduur van vijf kwartier (sorry Sufjan, maar zeg es eerlijk, wie gaat zo'n cd nu helemaal uitluisteren?).

Razorlight. In Nederland zal het niet veel mensen iets zeggen. En da's jammer. Twee jaar geleden stond de groep rond zanger Johnny Borrell op Lowlands. Op zondagmiddag, in de India tent. Het was een magere Lowlands editie; de enige hoogtepunten tot die tijd waren The Zutons (altijd een geweldige live ervaring) én Cool Politics - bij dat laatste kwam weinig muziek kijken, maar het beeld van Theo van Gogh en Hirsi Ali (Magan?) die elkaar achter de schermen omhelsden staat voor altijd in m'n geheugen gegrift, maar verder verveelde ik me zelfs een beetje. Was dan ook erg brak van de avond/nacht en de bijbehorende euh... consumptie. In de India tent had ik al Blanche én Radio 4 gezien (ook niet te versmaden trouwens) en nu dus Razorlight. Ik kende het niet; de naam had ie net een week ervoor in de nieuwste OOR zien staan in de rubriek 'aanstormende Britse bandjes' en ja, ik heb nu eenmaal een zwak voor 'aanstormende Britse bandjes;' zo zag ik al Franz Ferdinand én The Libertines in een vroeg stadium, respectievelijk in het bovenzaaltje van Paradiso (is nog een stoere bootleg van dat concert verkrijgbaar) en in de Groningse Vera, dus dit mocht ik ook niet missen (ik was blijkbaar zowat de enige die er zo over dacht, want de tent was maar half gevuld).

Het was de moeite waard. Absoluut. Sterker nog, het was het beste optreden wat ik dat weekend zag. Goed, The White Stripes waren een geweldige afsluiter (de mensen die gaan roepen dat dat optreden een zeperd was, hebben er echt geen snars van begrepen), maar dit was pas showmanschap. Want zanger Johnny is een showmannetje. Jasje uit, jasje aan (schijnt, zo las ik in een interview in de Volkskrant, dat hij 'De Ondraaglijke Lichtheid van het Bestaan' van Milan Kundera in z'n borstzakje had gestopt, stond lekker intellectueel; zo'n type is het dus), tussendoor achteloos het ene na het andere memorabele liedje zingend. En allemaal even sterk en catchy (ik heb vaak als ik bandjes ga kijken dat de verveling snel toeslaat; de liedjes ken ik soms niet eens en dan is het een lange zit). Na afloop stond ik verbaasd voor me uit te staren. Dit was écht een bijzonder concert geweest, zeer de moeite waard zelfs.

Eenmaal terug in Eindhoven werd me bij de bieb gevraagd of ik nog tips had voor de aanschaf van nieuwe cd's. Ik raadde Razorlight aan (inmiddels staat die op 16 uitleningen en dat is vrij goed; dat recensenten bij het verschijnen van de nieuwe cd stellen dat het debuut in Nederland is geflopt is dus lichtelijk overdreven; ter vergelijking, de nieuwe Morrissey staat op elf uitleningen (wordt wel sterk geplugd door ondergetekende) en de nieuwe Pet Shop Boys nog op zero, maar dat komt nog wel).

Enfin, we zijn inmiddels twee jaar verder. Tegenwoordig wordt aan het Lowlands optreden gerefereerd als 'een legendarisch optreden waarvan iedereen zegt dat ie erbij was, terwijl dat niet kan want de tent was half leeg.' Ik voel me bijna beledigd; was ie er weer es een keer op tíjd bij, wordt ie niet geloofd. Tis toch schandalig. De nieuwe cd wordt laaiend enthousiast ontvangen en Razorlight lijkt nu - lichtelijk verlaat - ook in Nederland aan te slaan. Met indierock cd'tjes uit het Britse muziekgebeuren ben ik vooraf toch altijd wat huiverig, maar dit is een topper (ik gebruik hier liever niet langer het in het verleden wel vaak gebruikte adjectief 'toppertje'). Eerste single In The Morning: raak. Who Needs Love? Prachtig pianoliedje. Hold On, idem dito. America, ondanks de titel geweldig. En zo gaat het maar door. Pop Song 2006, in de roos. Kirby's House, verscheen al eerder op de ook niet te versmaden compilatie Help! A Day In The Life en staat hier nu in een nog betere versie op, Back To The Start, fijn reggae ritme. En Los Angeles Waltz? Een wals ja. In de OOR stond dat de muziek ook makkelijk op Sky Radio kon (en dat was niet als belediging bedoeld), maar ook dat is waar. Het heeft weinig meer met indierock te maken; wél met het schrijven van steengoeie liedjes. Dit is pop. Pure pop.

Fijne cd. Ik draai 'm bijkans grijs en daar schuilt wel een klein gevaar in; dit is dan wel enorm goed, maar het risico is dat ik tegen de tijd dat het Lowlands is - en ik Razorlight ongetwijfeld weer ga zien - de liedjes niet meer kan hóren. Dat risico moest ik dan maar nemen.

(29 juli 2006)

Josh Ritter - The Animal Years
(V2 Records)

I don't know how they found me
I'll never know quite how
I still can't believe they heard me
That I was howling out that loud


Maanden geleden werd ik 's morgens ineens wakker met deze vier regels in m'n hoofd. Geen idéé uit welk liedje ze kwamen, maar het zat in m'n hoofd en het kwam er niet meer uit (dat is niet zo heel gek, gemiddeld zitten er dagelijks zo'n vijf verschillende melodielijnen in m'n hoofd (die elkaar gelukkig wel afwisselen, anders word ik er helemaal knettergek van)). Ik begon es te analyseren. Ik móest het gehoord hebben, van één van m'n nieuwe cd's kon het niet komen en m'n hele cd-rek werd uitgeplozen (toch zo'n vijfhonderd stuks), maar niets dat er ook maar op leek. Ik kon het es bij de bieb gedraaid hebben, maar aangezien daar zo'n twintigduizend cd's in de bakken staan, was ook dat een bij voorbaat onmogelijke zoekactie. En een Top 40 hit met zulke lyrics leek ook erg onwaarschijnlijk. Een liedje over iemand die zoek is, dan weer gevonden wordt en dat waarschijnlijk omdat ie zo hard aan het krijsen was. Zat een mooie kadans in die zinnen, zonder meer, maar wíe...?

Tja. Wat nu? De regels bleven in mijn hoofd zitten en dat ging zo nog wel wat maanden door, al wende het na verloop van tijd wel. Een laatste poging betrof de map 'Guidje's mp3's.' En ineens had ik het. Het was Wolves, van Josh Ritter! Ja, geen idee hoe ik ermee in aanraking is gekomen, maar zo op de wekelijkse speurtochten op diverse (muziek)blogs zal ik het wel es *ergens* opgesnoven en gedownload hebben. Blijkbaar kwam het uit de tijd dat ik nog muziek samenstelde voor AVRO 1 Op De Middag, in die tijd was ik vaak vrij wanhopig op zoek naar nieuwe muziek die op Radio 1 thuishoorde maar daar vanwege allerlei rare malversaties en overeenkomsten met muzieksamenstellers van Radio 2 nooit gedraaid werd. (Overigens heeft Radio 2 de muzieksamenstelling van Radio 1 inmiddels volledig gekaapt en wat ingewijden wisten me te melden dat het er daar kwalitatief niet op vooruit is gegaan. Dat streelt mijn ego, maar is eeuwig jammer voor de muziek op Radio 1.)

Maar als zo'n liedje zich zo in mijn onderbewustzijn kon nestelen, dan moet er wel iets mee aan de hand zijn. En dus toch maar es die cd lenen bij de bieb. En daar bleek elk liedje raak te zijn. Openingstrack Girl In The War was al helemaal in de roos, het bovengenoemde Wolves was fantastisch en het daaropvolgende Monster Ballads was van een onnoemlijk verstilde schoonheid. Geen idee waar die teksten over gingen met zinnen als 'ones and zeroes bleeding mesa noise', maar het klonk wel fascinerend. De rest van de cd was ietsjes minder, maar nog altijd van hoog niveau. Pardon, Hoog Niveau. Ook mooi, een negeneenhalf minuut durend Thin Blue Flame, of de afsluitende pianoballad Here At The Right Time. Teksten zijn cryptisch, verwijzen meerdere keren naar Laurel & Hardy of stellen de oorlog in Irak aan de kaak. Dat laatste gebeurt wel vrij subtiel, dus wie het op een andere wijze wil interpreteren krijgt daar alle gelegenheid toe.

Zo'n cd móest in m'n eindlijstje van 2006 en dat gebeurde ook; tot m'n eigen verbazing eindigde het ding op nr. 2, vlak achter de Arctic Monkeys. Daarmee waren het de enige twee albums die me dat jaar mateloos fascineerden. Een geruststellende gedachte dat ik trouwens niet de enige was die voor het album was gevallen; menig muziekjournalist en blogger bleek onder de indruk. Nu nog es live gaan zien.

(23 januari 2007)

Roosbeef - Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten
(Excelsior)


Gelukkig. Het is toch nog goed gekomen met Roosbeef. Waar het winnen van de Grote Prijs in de categorie pop/rock al jaren als een kus des doods geldt, is het voor de singer-songwriters een zegen. De afgelopen jaren wonnen mensen als Marike Jager, Charlie Dée, Lucky Fonz III en Leine en allemaal kunnen ze op een vrij succesvolle carrière rekenen. Het zal ook een klein beetje komen doordat een onderdeel van winst van de Grote Prijs een optreden op Folkwoods is. Ook al is de bezetting van dat festival vrij traditioneel, singer-songwriters krijgen er altijd een open doekje, tot grote verbazing van de betreffende artiesten. Marike Jager verkocht na afloop bijna haar hele stapel meegebrachte cd’s (waar ze totaal niet op gerekend had) en Lucky Fonz III vertelde blij te zijn met de hoge opkomst (en dat terwijl het grootste deel van de Folkwoods-bezoekers elders, bij Gerard van Maasakkers, stond te kijken). Ook Roosbeef zag ik op Folkwoods optreden (ik schreef indertijd het programmaboekje en herinner me de bar slechte biografie die ik moest bewerken), als onderdeel van de winst van de Grote Prijs. Alleen werd er daarna (we schrijven 2006) weinig meer van de Duivense groep rond zangeres Roos Rebergen vernomen. Enkel een single met het hilarische De Bouwvakkers.

Tot nu. Eindelijk. Goed werk heeft tijd nodig. Elf liedjes, waarvan enkele al tijdens dat optreden op Folkwoods in 2006 werden gezongen. En gelijk staat half radio DJ’end Nederland op z’n kop. Nouja, de radiowereld dan. Rob Stenders draaide enkele weken geleden de single Onder Invloed op en kreeg via de sms reacties als ‘wat een kutplaat’ of ‘jammer, ben je weer een luisteraar kwijt.’ De leukste was nog ‘hmmm, eens even kijken wat Frits op Radio 2 in de aanbieding heeft.’ Stenders vindt het geweldig (was ook dolgelukkig toen het werd aangevraagd als request (‘drie keer zelfs!’) en liet Rebergen de reacties horen. Ze reageerde er nuchter op: 'het zegt toch wel iets als je zoveel bij je publiek los weet te maken'), Beelen is ook fan, Ekdom vindt het verschrikkelijk. Zo loopt de waterscheiding bij 3FM op het moment zo’n beetje. Leuk dat die discussie over wat wel/niet draaibaar is op Nêerlands popzender openbaar gevoerd wordt (ik vermoed dat plaatjes op deze manier worden ‘uitgetest;’ slaat het over een paar dagen nog steeds niet aan, dan wordt het onverbiddelijk afgevoerd).

En ja, je moet ervan houden, van de lijzige stem van zangeres Rebergen en haar tegen het valse aan zingen. En toch is single Onder Invloed alleen al een heel goed nummer, één van de weinige goede Nederlandstalige liedjes die ik in lange tijd hoorde. Met zinnen als ‘geen loverboy wil me hebben / ook al leg ik er zelf een gouden ketting bij’ en ‘ik vind de gekste dingen leuk / zelfs Xander de Buisonjé brak bij mij een snaar.’ Kom daar eens om met de andere Nederpop van tegenwoordig waarbij de teksten aan elkaar hangen van de rijmelarij. Rebergen heeft besloten dat in het Nederlands zingen toch echt het beste is, wat gezien de matige kwaliteit van die vroege, Engelstalige liedjes wel zo begrijpelijk is. Met die tekstuele spitsvondigheden schurkt ze tegen de kleinkunst aan. Zelf noemt Rebergen de (vaak lekker grove) cabaretier André Manuel als voorbeeld, een labelgenoot als Meindert Talma of een absurdistische cabaretière als Katinka Polderman lijken ook wat in het verlengde te liggen.

Alleen teksten is maar de helft van het verhaal, maar de muzikale omlijsting is ook prima. Tom Pintens van Zita Swoon vond de groep zo bijzonder dat hij aanbood het debuut te produceren. Met succes; hij zorgt voor een heel vervreemdend geluid. Zoals in Volle Magen, een nogal mysterieus nummer dat muzikaal trekt, schuurt en voortploegt, tevens één van de oudste liedjes van het album. De muziek is vaak een soort van krakkemikkig, met het omfloerste geluid van een klarinet als opvallendste component. Ik heb weinig Nederlandstalige cd’s in mijn collectie. Een paar jaar geleden was het debuut van Spinvis de eerste, en op dat moment had ik al honderden cd’s. Daar is sindsdien bitter weinig bijgekomen (het blijkt bij Nederlandstalige muziek maar vaak genoeg dat de teksten erbarmelijk slecht zijn en dat wringt nu eenmaal), of het moet die (wel erg leuke) Rowwen Hèze verzamelaar zijn. Maar Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten is zomaar de leukste Nederlandstalige plaat in jaren. De leukste van 2008 én 2009.

(14 januari 2009)


Roxy Music - Roxy Music
(Island)


Roxy Music is één van de weinige bands van de jaren zeventig die is ónderschat. Veruit de meeste bands en artiesten uit de seventies worden bijna bovennatuurlijke talenten toegedicht en slechts enkelen (Fleetwood Mac, David Bowie, Sparks) hebben recht op enige legendarische status. Maar verder? De Eagles? Hebben voor doorbraakalbum Hotel California een aantal mooie nummers gemaakt, maar dat maakt ze nog geen briljante groep. Supertramp? Mooie liedjes hoor en vooruit, een paar goede albums, maar er zit ook een hoop troep bij. Yes, King Crimson of Emerson, Lake & Palmer? Overdreven moeilijkdoenerij. Queen? Een hoop nodeloze bombast, waar vooral Nederlanders om de een of andere reden heel erg vatbaar voor zijn. En dan heb ik het nog niet gehad over groepen die al in de jaren zestig begonnen zijn en een decennium later helemaal de weg kwijt raakten, zoals Deep Purple, The Doors, Moody Blues en Status Quo. Nee, het moge duidelijk zijn, ik ben geen warm pleitbezorger van al die ambitieuze albumrock uit de jaren zeventig.

Ik was wel bekend met het oeuvre van Roxy Music. Althans, de hitsingles (More Than This, Jealous Guy, Do The Strand, Avalon, Take A Chance With Me, Dance Away) kende ik allemaal wel, maar het enige album van deze sjieke, stijlvolle Britse artrockers dat in mijn platencollectie te vinden was, was Avalon. Een prachtige cd, het laatste album dat de groep in 1982 uitbracht, maar ook een album dat algemeen wordt gezien als een wat overgeproduceerde en gladde draak. Onterecht dus, al had die achtergrondzangeres in Avalon beter achterwege kunnen blijven. Maar Roxy Music was ook een nogal ongrijpbare band. Dan weer uit elkaar gegaan, om vervolgens weer bij elkaar te komen voor weer een album (plus reünietournee) en daarnaast hield zanger Bryan Ferry, een gesofistikeerde dandy, er ook nog een redelijk succesvolle solocarrière (met hits als Let’s Stick Together en The Price Of Love) op na, wat het onderscheid tussen welke muziek nou van Roxy Music is en welke muziek van Bryan Ferry solo komt er niet gemakkelijker op maakt (bij Genesis en Phil Collins solo is het trouwens ook lastig).

Het was de Top 2000, editie 2009 en ik zag dat If There Is Something er aankwam. Een albumtrack van Roxy Music die ik niet kende, maar ik was meteen om. Natuurlijk, ik vond Roxy Music al sterk, maar dit nummer was simpelweg briljant. De opbouw alleen al is magnifiek; het begint als een gezellig popdeuntje, een soort boogie-woogie, dat klinkt als het eerste de beste bandje in de dichtstbijzijnde kroeg met Ferry als de opgewekte crooner. Maar na anderhalve minuut slaat de sfeer om. Eerst volgt er een mooie hobosolo, dan begint zanger Bryan Ferry steeds wanhopiger te klinken als hij bijna jankend zinnen brult als 'I would put roses around your door, sit in your garden' terwijl de hoboïst (of is het een saxofoon; de meningen zijn verdeeld) dreigend op de achtergrond blijft en mineurakkoorden speelt. En de drummer, die blijft gortdroog (maar met een prettige galm, dit nummer is erg goed geproduceerd) doormeppen, alsof hij denkt 'Ferry, stel je niet zo aan man.' De hoboïst/saxofonist volgt vervolgens weer met een lange solo, die aanvankelijk bijna oosters klinkt, om tegen het einde toe helemaal de hoogte in te gaan. Vermoedelijk is Ferry op dat moment de wanhoop redelijk nabij. Althans, de zanger klinkt nog altijd melodramatisch als hij vervolgens begint te mijmeren over vroegere (en natuurlijk betere) tijden ('the grass was greener, when we were young') en vette strijkers onderstrepen de dramatiek alleen maar nog verder. If There Is Something duurt ruim zeseneenhalve minuut, maar het schijnt dat de originele versie, die de groep live bij BBC DJ John Peel speelde, twaalf minuten duurde en dat Ferry daar helemaal de weg kwijtraakte. Arme man.

Ik was verkocht en bestelde een week later het debuut van Roxy Music, waar If There Is Something op staat. Dat debuut wordt niet beschouwd als hun beste album; dat voorrecht lijkt voorbehouden te zijn aan later werk als For Your Pleasure, Country Life en Siren. Dat het debuut niet tot de hoogtepunten van het oeuvre wordt gerekend, komt deels doordat de rest van het album beduidend minder is en het simpelweg niet zo bekend is. Roxy Music was een nog relatief kleine band en pas toen de single Virginia Plain uitkwam, braken ze door (waarop in allerijl die single aan nieuwe persingen van de debuut LP werd toegevoegd). Alle acht studio-albums van Roxy Music hebben de Britse top-10 van de albumlijsten gehaald, al was het in dit geval wel nipt: op plaats nummer 10.

(16 januari 2010)

16 Horsepower - Folklore
(Glitterhouse)

Pinkpop, juni 2000. Zondagavond. Het veld was halfleeg (of halfvol, zo zou de optimist schrijven); de rest van het publiek was al naar de campings vertrokken om een wedstrijd van het Nederlands elftal op het EK van dat jaar te volgen. Ergo: de mensen díe er stonden, waren óf enorme voetbalhaters óf grote 16 Horsepower liefhebbers. Ik behoorde toch tot de tweede groep. M'n toenmalige buurman had 'm de groep sterk aangeraden: 'dat móet je gaan zien! Zó enorm goed!' Enfin, ik had wel enig ontzag voor m'n buurman en z'n nogal grote muziekcollectie én kennis, dus dat wilde ik wel gaan zien. De groep had trouwens ook net het prachtige Secret South uitgebracht (met de huiveringwekkend mooie Dylan cover Nobody 'Cept You, wat mij betreft één van de mooiste covers ooit) dat hoog in de Moordlijst prijkte, dus er was enige bijval uit de muziekpers. M'n mede Pinkpopganger was wat meer gereserveerd. 'Bah, country en relimuziek,' mopperde hij. Want oja, frontman David Eugene Edwards is een gelovig man. Zeer gelovig zelfs. Z'n teksten zijn doorspekt van een angst voor God en hangen aan elkaar van de bijbelse beeldspraken. De vriend en mede Pinkpopganger is trouwens wel gebleven, vreemd genoeg.

Het optreden begon een kwartier te laat (de celliste was haar bril kwijtgeraakt), maar wat was het overweldigend. Wat een passie. Wat een voordracht. En een muzikaal divers geluid met cello, bandoneon, violen en banjo. Hielp ook wel dat de groep speelde tegen een zonsondergang die er dreigender uitzag door de hel en verdoemenis preken van zanger David Eugene Edwards. Een 'eredienst voor het almachtige opperwezen,' zo zou ik het in een iets te poëtische bui noemen. Hel en verdoemis werd er over het argeloze Nederlandse klootjesvolk uitgestort. Zo. Legt u het daar maar neer. Je zou er bijna gelovig van worden. Wereldoptreden. Halverwege de set vroeg David Eugene niet begrijpend aan een toeschouwer met een vlag van de Amerikaanse volksoorlog: 'what are you waving that flag for?' Hij kreeg geen antwoord.

16 Horsepower bracht sindsdien, naast een live-cd en een verzamelaar met allerhande rariteiten, nog één van de mooiste albums ooit uit: Folklore. Een set van tien liedjes; zes covers (waaronder eentje uit Tuva, een wel heel vrolijke mazurka en eentje van The Carter Family) en vier eigen werkjes; het verschil is zelfs niet te horen. Het tiental klinkt als ware het opnames uit lang vervlogen tijden. Van Alan Lomax ofzo. Indrukwekkend werk dus en een cd die ik ben blijven draaien; ik kocht 'm in de snikhete zomer van 2003 en ondanks het warme weer kwam die country noir erg mooi over. Nu nog steeds draai ik de cd af en toe; waar ik me bij andere albums tot de hoogtepunten wil beperken, draai ik deze van begin tot einde; simpelweg omdat er geen slecht nummer op staat. Wel jammer dat het album altijd in de schaduw staat van Secret South (ook niet misselijk trouwens).

De band maakte enkele jaren na de release van Folklore bekend ermee te kappen. Het gerelifreak van frontman David Eugene Edwards was de andere bandleden blijkbaar teveel geworden. Damn! Daar gaat weer een topgroep. En ik had ze niet meer live kunnen zien. Ja, een optreden op TV op Lowlands; het zweet gutste van het voorhoofd van de zanger. 'Gatverdamme, wat smerig,' zei m'n moeder, die er een vies gezicht bij trok. Ze had er duidelijk niets van begrepen. 'Geef me passie en muziek!' zou ik eendachtig Raymond van het Groenewoud wel hebben willen uitroepen.

(17 juli 2006)

Phil Spector - A Christmas Gift For You
(Philips)


Als je es écht goed wilt griezelen, dan moet je rond deze tijd van het jaar de bakken met kerst cd's es goed bekijken. Bij de bieb had ik daar vaak al helemaal lol in, want daar kwamen de meest afgrijselijke dingen (Roger Whittaker, 'N Sync, Grant & Forsyth, Garth Brooks, prinses Christina of een cd met de veelzeggende titel 'Country Stars Christmas Gala') voorbij. Het hoogtepunt werd bereikt als vlak voor Kerst alles wat nog een beetje acceptabel was, was uitgeleend. Zo'n beetje elke zichzelf respecterende artiest heeft een 'holiday' cd opgenomen en die dingen bevatten altijd net een paar eigen liedjes (die zelden hits worden, All I Want For Christmas Is You van Mariah Carey is een uitzondering), maar vooral veel van dezelfde kerstballen als White Christmas, Little Drummer Boy, Silent Night of meer van dat soort standaard meuk. Blijkbaar is er een markt voor, of is dat spul makkelijk te produceren, want er zijn stápels te krijgen. O, er zijn goede kerstplaten. De kerst cd van de Beach Boys is echt erg gaaf, de Christmas mini cd van Low is een absolute aanrader, evenals de kerst cd van The Brian Setzer Orchestra (Dig That Crazy Santa Claus!) en met Kerstfeest met Bert & Ernie is het elk jaar weer groot feest in Huize Guidje (dankzij de klassieker Ik Ben Een Kerstbal).

Neej, natuurlijk, dé kerstplaat aller tijden is A Christmas Gift For You van Phil Spector. Dé Phil Spector. Die van de Wall Of Sound. De man die een roemruchte carrière achter de rug heeft, inclusief een vreemde verdenking van moord en een ongezonde obsessie met wapens. De verhalen zijn legio (hij zou de Ramones gedwongen hebben om het intro van Rock 'n Roll High School acht uur lang achter elkaar te blijven spelen. Hij zou zijn vrouw en zoon in huis hebben opgesloten. Daar was het constant donker, want Spector kon het niet verdragen om te zien dat ie kaal werd), maar één van de mooiste is nog altijd dat ie Leonard Cohen net zo lang een pistool onder z'n neus hield totdat ie 'm de goede zangpartij leverde. Bij het uiteindelijke productieproces werd Cohen uit de studio verbannen. Een klant bij de bieb verbaasde zich er ooit es over dat Cohen z'n (uit 1977 stammende) LP Death Of A Ladies' Man niet leek te koesteren. 'Dat zal komen door de slechte herinneringen die ie eraan heeft,' legde ik uit en ik vertelde het verhaal over het pistool. De klant begreep het, maar bleef het een mooi album vinden.

Het is opvallend dat over zo'n legendarisch kerst album weinig anekdotes bekend zijn, zeker gezien Spectors reputatie. Wat er over bekend is, is dat het ergens in 1963, in een snikheet Los Angeles (op de foto's in het boekje staan de sterren in zomerse jurkjes in de studio, plus een grote uitklapbare foto van Spector, verkleed als kerstman, maar wel met z'n stereotiepe, gigantische zonnebril en een button met de tekst 'Back To Mono' op z'n borst) werd opgenomen en dat Spector het idee had om samen met de sterren uit 'zijn' stal een mooi, eerbiedwaardig en stijlvol maar vrolijk kerst album te maken. En een mooie manier om zijn Wall Of Sound ten gehore te brengen. De artiesten, de Bob B. Soxx & The Blue Jeans, The Ronettes, Darlene Love en The Crystals (en niet toevallig ook volgens de producer zelf 'de populairste tienersterren van het moment') zongen de standaard kerstballen (White Christmas, Frosty The Snowman, Santa Claus Is Coming To Town, Winter Wonderland), maar deden dit met zoveel enthousiasme en vrolijkheid dat er niks oubolligs meer aan was. Dit was (en is) een groot feest om naar te luisteren. Vooral Sleigh Ride (door The Ronettes) is uitgegroeid tot een geweldige klassieker (ik hoorde het afgelopen week zelfs op Sky Radio voorbij komen).

Maar de echte verrassing zit aan het einde van het album, als er twaalf evergreens voorbij zijn gekomen. Dan neuriën de artiesten op de achtergrond zacht Silent Night en wenst Phil Spector zelf de luisteraars een heel erg fijne Kerst. Dat doet ie echter met zo'n lief en kinderlijk stemmetje dat je je afvraagt of het niet Michael Jackson is die je hoort praten. Heel merkwaardig, zeker als je bedenkt wat voor een gestoorde gladiool de beste man is. Phil Spector moet ervan overtuigd zijn geweest dat het een succes zou worden. Hij had pech, botte pech. Het album kwam uit op 22 november 1963 en in plaats van dat de Amerikanen massaal naar de platenzaken gingen, zaten ze naast de radio of voor de televisie om te horen over de moord op John F. Kennedy. Spector zou het album daarna zelfs (uit piëteit met de nabestaanden en met het idee dat het land niet in de stemming zou zijn voor vrolijke kerst LP's) uit de winkels hebben teruggehaald, maar belangrijker was dat het album, compleet onverwacht, flopte. Ook de geheide kersthit 'Baby (Please Come Home For Christmas)' van Darlene Love deed hoegenaamd niks.

Gelukkig groeide het later alsnog uit tot een klassieker met veel liefhebbers; zo noemt Brian Wilson de LP z'n favoriete Kerst album en plaatste Rolling Stone het op nr. 142 in hun uit 2003 stammende lijst met 'The 500 Greatest Albums Of All Time.' Het is niet alles goud dat er blinkt; toen mijn vader op zijn basisschool bij het kerstfeest deze cd draaide, kon ie op weinig bijval van de kinderen rekenen. De verzamel-cd van de Beach Boys (met kerstklassieker Little Saint Nick) was daarentegen wel heel populair.

(13 december 2008)

Dusty Springfield - Dusty In Memphis
(Atlantic)


De mooiste stem uit de pophistorie is die van Dusty Springfield. Er zijn veel mooie zangeressen (met mooie stemmen), er zijn er een paar die heel erg goed zijn en daar boven dan nog, op eenzame hoogte, heb je Dusty Springfield. De zangeres die geboren werd als Mary O'Brien (naar eigen zeggen voorbestemd om bibliothecaresse te worden) en een stem heeft die verleidt, die troost, die ontroert, die eigenlijk alles kan. En dat op de beste momenten ook nog allemaal tegelijk. Elk woordje, elk zinnetje heeft zoveel zeggingskracht dat je niet te lang stil moet staan bij al die schoonheid. Goed, het duurde ook bij mij eventjes voordat ik dat in de gaten had. Wat heet, toen Springfield in 1999 overleed aan borstkanker en er bij wijze van In Memoriam een documentaire over haar leven uit werd gezonden, was ik niet bepaald onder de indruk. Nee, dit was me te saai, te jazzy, te ouwelijk. Het kan verkeren. In de jaren daarna hoorde ik wel eens liedjes voorbij komen zoals Son Of A Preacher Man of I Just Don't Know What To Do With Myself (trouwens ook nog eens niet onverdienstelijk gecoverd door The White Stripes), maar het kwartje viel pas echt toen ik op een avond I Think It's Gonna Rain Today voorbij hoorde komen. Niet eens haar bekendste liedje, maar dat ook dit al zo wonderschoon is, zegt genoeg over de klasse van Springfield.

Ook met Dusty In Memphis duurde het trouwens eventjes voordat ik volmondig 'ja' zei. Maar ja, de beste albums zijn dan ook niet die platen die je al meteen geweldig vindt. Ik vond ook Dusty In Memphis de eerste keer wat saai, maar als De Zangeres Met De Beste Stem Ooit een Meesterwerk uit heeft gebracht, dan moest ik dat toch es horen. Gelukkig viel het de tweede keer mee. Dat kan ook niet anders als de helft van de liedjes op single verscheen (en dus al enige bekendheid genoot) en je van de diensten van songschrijvers als Hal David en Burt Bacharach, Carole King en Gerry Goffin en Randy Newman gebruik kan maken. Of nouja, het was eerder de platenbaas van Atlantic Records die in 1969 besloot dat Dusty Springfield maar es naar Memphis moest komen. De 'blue eyed soul' (wat een eufemisme is voor 'soul, maar dan gezongen door een blanke') zangeres zou daar een echte soulplaat opnemen met lokale muzikanten. Springfield wilde eerst niet (maar had weinig keus omdat haar carrière met het succes van de Beatles en al hun navolgers in het slop was geraakt), kwam uiteindelijk dus toch, de muzikanten speelden de liedjes in, Springfield vond ze niet goed genoeg, zong dus geen noot in en vloog terug naar New York waar ze dan tóch nog alle liedjes in zong. (Eigenlijk moet de titel dus zijn 'Dusty In Memphis And New York'.)

Het album kwam er na verloop van tijd wel, maar was een flop. De recensies waren heel enthousiast, maar commercieel was Dusty In Memphis geen succes. In Engeland kwam het album niet eens in de hitlijsten (wat volgens Springfield kwam door de slechte kwaliteit master tapes die de Britse platenmaatschappij toegestuurd had gekregen), in Amerika bereikte het nipt de onderste regionen van de albumlijsten, maar haalde single Son Of A Preacherman wel nog de Top 10. Het succes nam nog een beetje toe toen The Windmills Of Your Mind een Academy Award kreeg in de categorie Best Original Song. Over de desastreus verlopen opnamesessies zou Springfield later verklaren dat het kwam doordat ze nu eenmaal perfectionistisch en onzeker als altijd was en zich geïntimideerd voelde in de wetenschap in dezelfde studio op te nemen als een soul grootheid als Aretha Franklin, die zij enorm bewonderde (de bewondering was overigens wederzijds). De producers Jerry Wexler, Arif Mardin en Tom Dowd verweten Dusty divagedrag, niet alleen door haar perfectionisme, maar ook doordat ze aan het begin van elke opnamedag uren in haar kleedkamer met make-up in de weer was.

Aangezien Dusty In Memphis geen succes was, liep ook Springfields carrière nog meer averij op. Begin jaren zeventig werden er nog wel albums uitgebracht, al kwamen sommige enkel in Groot-Brittannië en andere enkel in Amerika op de markt. Later in de jaren zeventig werden de albums zelfs niet meer uitgebracht, kwam Springfield terecht in een drankverslaving, raakte ze depressief, zou ze zelfs aan zelfmutilatie doen en staken geruchten de kop op over een lesbische relatie (blijkbaar een schande). Pas in 1982 maakte de zangeres een voorzichtige comeback met het album White Heat. In 1987 was het pas echt weer raak toen de Pet Shop Boys haar vroegen voor het duet What Have I Done To Deserve This?, haar grootste internationale hit. In de begeleidende videoclip zit een shot van Springfield waarin ze ondeugend de camera in kijkt, alsof ze wil zeggen 'had je niet gedacht he? Maar hier ben ik weer!' De Pet Shop Boys zouden het uit 1990 stammende album Reputation nog produceren, met daarop de geweldige hits In Private en Nothing Has Been Proved. In de jaren negentig volgden nog een paar duetten en een enkel album. Die deden er hoegenaamd niet toe - Springfield had zich al gerevancheerd.

Dusty Springfield overleed in 1999 en het verhaal gaat dat ze op de dag van haar overlijden eigenlijk naar Buckingham Palace had moeten gaan om een koninklijke onderscheiding in ontvangst te nemen. In haar testament zou hebben gestaan dat haar kater Nicholas voor de rest van zijn leven goed verzorgd diende te worden, inclusief een huwelijk met een bevriende kat (die bruiloft vond een jaar later ook daadwerkelijk plaats). Een tragisch verhaal is dat Springfield aan het einde van haar leven zelfs de rechten van al haar liedjes verkocht teneinde de behandeling van borstkanker te kunnen betalen. Misschien is dat de reden dat er tegenwoordig zo enorm veel compilaties met Springfields werk te krijgen zijn. Maar het is met al die compilaties zo: als Wishin' and Hopin', The Windmills Of Your Mind, I Think It's Gonna Rain Today, How Can I Be Sure?, Summer Is Over, The Look Of Love, Son Of A Preacher Man, Goin' Back, You Don't Have To Say You Love Me of I Just Don't Know What To Do With Myself er maar op staan, dan kan het simpelweg geen slechte verzamelaar zijn.

(8 juli 2008)

Richard & Linda Thompson - I Want To See The Bright Lights Tonight
(Island)

Brengt het grootste lijden de mooiste kunst voort? Het is een nogal suffig cliché waarvan je toch zou mogen hopen dat het niet klopt. Maar de kunstwereld barst van de miskende schilders die pas jaren later erkenning kregen en menig popartiest heeft albums gemaakt die compleet flopten en waarvoor pas jaren later enig krediet is gegeven. (Nogal een conservatief en 'rechts' gegeven dat een artiest onder de druk van het idee straks geen brood op de plank te hebben in staat blijkt tot het maken van de mooiste muziek.) Het verhaal gaat dat Richard Thompson volledig aan de grond zat voor de opnames van I Want To See The Bright Lights Tonight. Z'n vorige (en eerste solo) album (na een lidmaatschap van Fairport Convention), Henry The Human Fly, was een grote flop gebleken en op een low budget (naar verluidt zelfs nó budget) nam hij samen met Linda Peters (ook wel Thompson genoemd) uiteindelijk het wonderschone I Want To See The Bright Lights Tonight op. Aan het nogal simpele hoesontwerp werd vervolgens ook niet al teveel geld besteed. Toch zat platenmaatschappij Island in eerste instantie met het album in hun maag. Ja, vast wel mooi, maar wel heel erg treurig. Zou er een markt zijn voor deze muziek?

Echtparen en stelletjes in de popmuziek, waar hebben we dat vaker gezien (ABBA? Fleetwood Mac? Gert & Hermien?).

I Want To See The Bright Lights Tonight. Nick Hornby schrijft in 31 Songs dat er weinig albums zijn die zó op en top Brits zijn. Wil je Engeland leren kennen, dan moet je die plaat horen. Goed, hij zegt het met enige ironie, want hij refereert in hetzelfde stuk (dat trouwens voornamelijk over The Calvary Cross, track 2 op het album, handelt) aan de obsessie van Britten met Amerika. Ja, de V.S. dus. Dat Britten blijkbaar geobsedeerd zijn met Amerika wist ik niet en vond ik de eerste keer dat ik dat las zelfs ronduit schokkend. Hornby schrijft het bijna met een sardonisch genoegen dat Thatcher in de jaren tachtig Engeland omvormde naar een soort van Amerika, maar dan wel de smakeloze variant: die van shopping malls, McDonalds en yuppen. Ik ben nog nooit in Amerika geweest, maar de eerste keren dat ik in Engeland kwam, meende ik het soms als een soort van mini-Amerika te kunnen zien. Vooral de uitgebreide leisure centres (complete centra met bowlingbanen, bioscopen en drive-in restaurants) deden ronduit Amerikaans aan. En élke stad heeft een eigen gigantische shopping mall waar Hoog Catherijne of de Heuvelgalerie bij in het niet valt. (Let op: ze gaan er in Nederland ook steeds meer komen. Slechts een kwestie van tijd.)

Tja. Dat is inderdaad een vrij smakeloze variant van Amerika. Terug naar Richard & Linda. Het stel zat dus financieel aan de grond en nam dit album op. Ik was er niet bij, in 1974, maar de plaat wordt door muziekhistorici gezien als tekenend voor het tijdsbeeld: de werkloosheid in Engeland was torenhoog en als oplossing voor dat probleem werd een driedaagse werkweek ingevoerd. Er was zelfs een tekort aan vinyl, dus de LP kon aanvankelijk niet geperst worden. En als je deze LP hoort, van de troosteloze thematiek tot de koperblazers die in sommige nummers voorbij komen, denk je de grauwe industriesteden en de rokende schoorstenen er zo bij. De Engelsen hebben voor zulke triestigheid een mooi woord: gloomy. Het woord keert terug als je het trieste The Cavalry Cross hoort, of het wel hoopvol gestemde titelnummer. Op de mooie (en niet al te overdreven opgedirkte) heruitgave uit 2004 staan ook enkele live opgenomen nummers (Hornby woonde ooit een concert bij en vond dat Linda erbij zat alsof Richard haar wilde verkopen. Op een foto in het tekstboekje lopen Richard en Linda Thompson als een net verliefd stelletje gearmd over straat), waaronder een tien minuten durende versie van The Cavalry Cross.

Overigens, over echtparen in de popmuziek gesproken, ook Linda en Richard gingen net als de echtparen in ABBA, de stelletjes in Fleetwood Mac en Nêerlands eigen Gert & Hermien uit elkaar. Volgens de geschiedenisboekjes bekeerde Richard zich tot de islam, dumpte hij Linda toen ze al maanden zwanger was (vaak wordt gedacht dat het uit 1982 stammende album Shoot Out The Lights (goede titel!) over hun breuk handelt, maar dit schijnt niet waar te zijn) en waar Richard succesvolle albums bleef maken, kon Linda van alle spanningen en ellende die het gebroken huwelijk teweegbracht bijna twintig jaar (letterlijk) niet zingen. Maar ze kwam ijzersterk terug en bracht in 2002 het ook al zo prachtige (en tevens treffend getitelde) Fashionably Late uit, waarop ook Richard meezingt. En in het slotnummer Dear Old Man Of Mine rekent ze alsnog met haar ex af. Als je betoverd bent door I Want To See The Bright Lights Tonight, dan vind je die plaat ook geweldig. Maar dat is weer een ander verhaal.

(25 februari 2008)

Vampire Weekend - Vampire Weekend
(XL Recordings)


Dat blijft toch vervelend, dat je net een paar maanden na het braaf inleveren van je jaarlijstje over 2008 een plaat uit dat jaar ontdekt die er toch écht bij had gemoeten. Nu is het weer het debuut van Vampire Weekend, een plaat die al lang op m'n verlanglijstje stond, maar almaar niet gekocht had. Een bestelling, vorige maand nog, liep op niks uit en tenslotte kocht ik de plaat dan maar op vinyl. Wat trouwens wel heel mooi is, met een knalgeel inlegvel met teksten. Ach, ik had m'n portie nieuwe Amerikaanse bandjes ook wel gehad: MGMT met hun ultrahippe bliepjes en 'muziek van de toekomst' en het juist ouderwets aandoende Fleet Foxes. Misschien dat Vampire Weekend, het meer hopeloos intellectuele en door de Talking Heads beïnvloede bandje, daarom langs me heen was gegaan (het kan ook komen doordat MGMT onder contract staat bij de grote platenmoloch Sony en Fleet Foxes uit Seattle, gewezen grungestad afkomstig is). Met liedjes met titels als Campus, Oxford Comma en Mansard Roof presenteren ze zich natuurlijk ook maar wat al te graag als het nerdy groepje studenten (er hebben er op Columbia University gezeten, dus ze zijn niet bepaald onbemiddeld) dat toevallig ook nog es verdomd lekkere liedjes kan spelen. Natuurlijk krijg je dan een open doekje bij het muziekjournaille dat maar graag genoeg intellectueel overkomt. En als ze zo’n vijftien jaar geleden waren gedebuteerd, hadden ze zo meegekund onder de (overigens belachelijke) noemer nerdrock. Onder die verzamelnaam werden groepen als Weezer en Nada Surf gedumpt. Omdat de zanger een bril had (Weezer) of omdat ze een liedje zongen over hoe het is om niet populair te zijn (Nada Surf). Beide groepen bestaan overigens nog steeds, inclusief een trouwe fanschare (niet slecht voor zo’n klein subgenre).

De invloed van het eerder genoemde Talking Heads is nadrukkelijk aanwezig, evenals het geluid van Graceland van Paul Simon (zanger Ezra Koenig (ook al zo'n fijne naam) klinkt een enkele keer zelfs als Simon) en – ook al zo’n liefhebber van wereldmuziek – Peter Gabriel (die nog genamecheckt wordt in een enkel nummer). Voordat je denkt dat het bol staat van de 'oerwoudmuziek,' nee, dit zijn Afrikaanse ritmes, koortjes en gitaarlijntjes en die invloeden worden veelal volledig geïntegreerd in een leuk, open geluid en bovendien in verdomd korte (van de elf songs klokken er maar twee boven de vier minuten, vijf zelfs onder de drie minuten) en pakkende liedjes. Albumopener Masard Roof en Oxford Comma zijn nog simpele popliedjes, maar daarna wordt er veel meer gespeeld met leuke ritmes en Afrikaanse gitaarlijntjes (pak er ter vergelijking de fijne Putumayo compilatie Acoustic Africa bij). Een enkele keer gaat het iets te ver met het epigonisme (zoals in One), vaker levert het bijzonder leuke, ongecompliceerde muziek op (Cape Cod Kwassa Kwassa, I Stand Corrected). En nergens een vervelende ballad die de vaart uit het album haalt, wel een mooie, bedachtzame afsluiter als The Kids Don't Stand A Chance.

Dit is zoals een debuutplaat moet zijn: kort (amper 34 minuten), elf liedjes die allemaal kloppen (dus 'all killer, no filler') en een mooie hoes (daar val ik toch elke keer weer voor) met een foto van een kroonluchter die meer als een snapshot op een decadent universiteitsfeestje oogt. Het doet bijna denken aan die andere New Yorkse groep met die leuke debuutplaat van zo'n zeven à acht jaar terug: The Strokes. Vampire Weekend maakt hopeloos intellectualistische, maar tevens ongecompliceerde muziek, met zelfspot en relativeringsvermogen. Dit is meer indiepop dan rock en daar is helemaal niks mis mee. Een plaat die bij de eerste draaibeurt al meteen leuk is, maar na meerdere keren draaien (kant A én kant B) ook leuk blíjft. Maar nergens is het té Afro en trouwens, Vampire Weekend heeft het sowieso veel liever over 'Upper West Side Soweto.' Een belachelijke term natuurlijk, die misschien is ingegeven door het adagium dat het erg cool is om een eigen, nieuw genre op te richten, in plaats van in een hokje te worden gestopt (een hokje waar ze nu toch in terecht zijn gekomen, samen met MGMT en TV On The Radio maken ze nu deel uit van het groepje dat ik gemakshalve maar de 'New York School of Cool' noem. Kortom; alles wat hip is, loopt met die groepen weg. Ik heb TV On The Radio geprobeerd en ik vind het vooralsnog vrij complexe, freaky en onbeluisterbare muziek; het lijkt wel net zo avant-gardistisch als Battles, dat 2007 even Snoepje van de Week was).

Hoe ontstaat zo'n scene nou eigenlijk? Eindhoven was zo’n tien jaar geleden heel hip, want daar kwamen rockgroepen als 7Zuma7, Peter Pan (toen nog zonder het achtervoegsel Speedrock, dat hebben ze er pas achter gezet toen ze door Duitsland toerden en – naar eigen zeggen – hele gezinnen naar de optredens toe kwamen; niet zo handig, gezien het imago van ruigste rockband van Nederland), Suimasen, 35007 en The Spades vandaan. En die waren dan weer zó cool dat ze nooit hits scoorden. Maar het was de pers die het maar wat graag over Eindhoven Rockcity had, een stempel dat veel van die muzikanten maar niks leken te vinden. Anno 2009 is Eindhoven Rockcity al vele malen doodverklaard; 7Zuma7 ging al snel uit elkaar, The Spades eveneens en van Suimasen en 35007 is het de vraag of ze nou nog wel of niet meer bestaan. Alleen Peter Pan Speedrock doet nog altijd hetzelfde trucje met verve. Maar, om een lang verhaal kort te maken, zouden muziekjournalisten denken 'heej, dat is leuk, die band komt uit New York en maakt toffe muziek, laten we kijken of er nog meer leuke muziek uit The Big Apple komt?' Of spreken ze gezamenlijk af dat voor 2009 'die en die regio' even heel hip wordt. Het zal vast heel cynisch van me zijn om dat te denken, maar het lijkt er af en toe wel op. Eerst was het Engeland (Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs, Arctic Monkeys), toen was het Canada (Islands, Arcade Fire, Final Fantasy). En nu? Nu is het weer de VS. En godzijdank is de muziek die uit Amerika komt wel heel wat interessanter dan die grunge meuk die er halverwege jaren negentig vandaan kwam.

Het grappige is dat ik deze plaat nu weer es op vinyl kocht. Dat doe ik graag, alleen levert het wel een probleem op. Sinds een maand heb ik namelijk een iPod en tja, dat blijft toch lastig 'inladen,' vanaf vinyl hoppa!, de iPod in. Dus nu moet ik de LP kopen (mooiere hoes, fijner geluid), vervolgens de cd ergens zien te lenen en die dan inladen (reden waarom ik de nieuwe Franz Ferdinand nog niet heb gekocht; ik wil 'm op vinyl hebben, maar moet eerst via via aan de cd zien te komen). Het probleem heb ik met een paar oude LP's (The Strokes, Low) al kunnen omzeilen, maar dat wordt in de toekomst nog een stuk lastiger. Kom ik een mooie LP (van de meeste cd’s die tegenwoordig uitkomen, verschijnt vaak ook nog es een extra mooi uitgegeven vinyl versie, het liefst op twee LP's) tegen, moet ik nu ook nog de cd-versie gaan zoeken voor m'n iPod. Een bijkomend nadeel is dat ik op cd's graag tracks skip en er zo snel doorheen ga. Dat is bij een LP een heel stuk moeilijker. Niet bij Vampire Weekend, dat Pitchfork Media niet voor niets omschreef als een geweldig debuut: 'one of the most refreshing and replayable indie records in recent years.'

Klopt. Hij komt niet van m'n pick-up.

(8 februari 2009)

The Verve - Urban Hymns
(Hut)


Halverwege jaren negentig was ik van de Britpop. Dat was een beetje een pragmatische keuze; de folk was ik in inmiddels ook wel een beetje zat en zag ik niet langer als hip (hoewel ik later begreep dat veel klasgenoten het juist wel leuk vonden dat ik een wat afwijkende muzieksmaak had). Het probleem was echter dat klas H3a op muziekvlak was ingedeeld in twee kampen: enerzijds de gabbers met muziek met meer dan 200 BPM en aan de andere kant de metalliefhebbers waarbij ook 200 BPM werd gehaald en bovendien ook nog eens werd gegrunt. Het was de kunst om in een vrij uur de kantine in te rennen en de dienstdoende bardame te overtuigen dat op jouw cd toch echt rustige muziek stond en zij er - naïef als altijd - in zou trappen. Overigens waren de gabbers in de meerderheid, maar waren de metalfans meestal sneller met het inleveren van hun cd. Daar zat ik dan - met een paar klasgenoten - tussen en meestal was het antwoord op de vraag 'wat voor muziek vind jíj dan leuk?' een laf 'Top 40' (altijd goed). Maar na verloop van tijd was dat 'Top 40' ook wat lafjes en zag ik op MTV clips van Blur, Oasis en Pulp. Leuke muziek, niet kinderachtig, wel melodieus en bovenal niet te veel herrie (nooit van veel geschreeuw en gekrijs in muziek gehouden, uitgezonderd een periode waarin ik nog wel eens naar punkrock en hardcore (goeie stapmuziek) wilde luisteren). En - ook niet onbelangrijk - met een gezonde dosis zelfspot.

Enfin, ik kwam dus via via op The Verve uit. Eigenlijk vond ik vooral Blur leuker, spannender, vernieuwender en gedurfder. Waar Oasis elk paar jaar weer dezelfde plaat uitbrengt (Noel Gallagher speelde ooit een liedje voor iemand en die zei 'het klinkt een beetje als de Beatles', waarop Gallagher net een paar akkoord veranderden waardoor het niet meer 'een beetje als' de Beatles klonk, maar de Beatles wás; op de vraag welk album hij het beste vond, antwoordde hij eens 'de rode en de blauwe'), wist Blur zich toch telkens weer te vernieuwen. Dat Damon Albarn en consorten door de broertjes Gallagher werden afgeserveed als een stelletje studiebollen en nerds die (helemaal schande) upper class waren, zou mij worst wezen. En achter de hegemonie van (en de zogenaamde strijd tussen) Oasis en Blur bevonden zich nog zat andere leuke bands: Pulp (met Jarvis Cocker als songschrijver; veruit de beste van de jaren negentig Britpop generatie), Supergrass, Suede en The Verve. En het is grappig, maar het is juist The Verve dat hét ultieme Britpop nummer heeft geschreven: Bitter Sweet Symphony (al wint de laatste jaren Wonderwall wel aan populariteit).

Het bizarre is dat The Verve eigenlijk al uitelkaar was ten tijde van de opnames van Urban Hymns. Dat heb ik altijd vreemd gevonden, een plaat op te nemen terwijl je eigenlijk weet dat het voorbij is. Waarom ga je dan tóch door om die laatste plaat op te nemen? Was er een contractuele verplichting? Of was er ergens onbewust toch het idee dat dit het briljante meesterwerk was dat de vijf leden van The  Verve in zich hadden. Met de altijd treurige teksten van zanger Richard Ashcroft en het spookachtige gitaargeluid van gitarist Nick McCabe? The Verve was al een paar jaar bezig en had de gehele Britpop periode weinig succes gehad buiten Engeland. En in 1997 (toen Urban Hymns verscheen) lag het hoogtepunt van de Britpop nét achter ons. In de videoclips bij de singles van The Verve was het Richard Ashcroft die consequent de hoofdrol speelde (of opeiste?). Een voorbode voor zijn op het punt van beginnen zijnde solocarrière.

Richard Ashcroft zong in Bitter Sweet Symphony 'it's a bittersweet symphony this life / trying to make ends meet / you're a slave to money then you die'. Dat was niet hoopgevend en ik vond het vooral een sneue flard tekst. Ook ik als puber zat vol met zelfbeklag, Weltschmerz en het idee dat de hele wereld tegen mij was (en ik tegen de wereld), maar er was toch altijd de hoop dat Het Later Beter Zou Worden. Hier was een zanger die het net iets anders zag en eigenlijk zei 'nee jongen, ook later wordt het niet veel beter.' Maar ik had pas echt problemen met het zinnetje 'like a cat in a bag / waiting to drown'. Als groot kattenliefhebber kon ik dit tekstfragment moeilijk waarderen of hoe dan ook begrijpen. Ja, de drugs (medicijnen) werkten niet en hij voelde zich depressief (afkickverschijnselen), maar deze beeldspraak vond ik vervelend. Waarom zou een weldenkend mens überhaupt een kat willen verzuipen? Als ik de tekst van The Drugs Don't Work woordelijk meezong, sloeg ik dát stukje net even over. Maar eerlijk is eerlijk: het blijft wel een heel erg mooi liedje, net als de andere twee singles: Lucky Man en Sonnet.

Na het succes van Urban Hymns begon zanger Richard Ashcroft inderdaad aan die solocarrière. Aanvankelijk vrij succesvol, maar de laatste jaren kwam de klad erin. En in deze tijd van bands die aan de lopende band reünies organiseren kon ook een reünie van The Verve niet uitblijven. De BBC zond gisteravond een live registratie uit van het optreden op Glastonbury en ja, het was prachtig. Met The Rolling People, Lucky Man, The Drugs Don't Work en Bitter Sweet Symphony. Het is tien jaar na Urban Hymns en wat mij betreft heeft Ashcroft slechts een beetje gelijk gekregen met zijn opmerking dat het leven 'een bitterzoete symfonie' is en jij slechts 'een loonslaaf.' Het is Later toch Beter Geworden. Gelukkig maar.

(30 juni 2008)

Neil Young - Decade
(Reprise)

Ik weet niet hoe het komt, maar ik ben de laatste tijd nogal in de americana hoek bezig. Nouja, niet die honky tonk Nashville shit, maar meer de westcoast/countryrock variant of de rafelige singer/songwriter rock van Neil Young. Met fiddle en harmonica ook wel enigszins kuntrie. Die laatste kende ik natuurlijk al langer. Was me ooit aangeraden door een medechatster. Nu had ik eigenlijk altijd ruzie met de betreffende chatster, maar eerlijk is eerlijk, muzieksmaak had ze en daarom kocht ik al jaren geleden es Harvest, toch één van de hoogtepunten uit het oeuvre van de Canadese zanger. Die draaide ik nu ook weer niet grijs, maar het is inderdaad een klassieker en een mooie LP. Een paar jaar geleden werd ik ineens gegrepen door Like A Hurricane, ook al zo'n evergreen. Het bijbehorende album (American Stars 'N' Bars) is volledig vergeten en trouwens ook niet zo heel eenvoudig verkrijgbaar. En ach, bol.com bood toen de Greatest Hits aan voor acht euro. Het fijne van die cd was dat ik dan ook gelijk dingen als After The Goldrush, Cinnamon Girl, Rockin' In The Free World en Harvest Moon in m'n collectie had en voor dat bedrag liet ik 'm dan ook niet liggen.

Maar het kan altijd nog goedkoper.

Liep ik gisteren de Van Leest (en goed, het is inmiddels genoegzaam bekend dat ik nu eenmaal niet graag aan de nieuwste verbouwing van de Conny Breukhoven BV mee betaal, maar als het zó goedkoop is, zal er geen winst op gemaakt worden) binnen en ligt daar Decade, een andere 'best of' van Young. Voor vijf euro. En al uitgebracht in 1977 (of daar ergens omtrent); indertijd op 3 LP's en nu samengeperst op 2 cd's (ik ken die gevallen wel; toen Fleetwood Mac's Tusk een aantal jaren geleden werd heruitgebracht, werd Sara pardoes in de radio edit op de cd versie geplant, de originele versie paste niet). Maar tegelijkertijd had ik deze al es bij de bieb geleend en bood het een mooi, uitgebreid overzicht van al het vroege werk. Like A Hurricane kon ik inmiddels trouwens niet meer uitstaan, sinds ik het es op m'n discman luisterde en het iele, dunne synth lijntje op de achtergrond me wel erg opviel en irriteerde.

En eerlijk is eerlijk, op de Greatest Hits stonden ook maar twee tracks van ná 1977 (Rockin' In The Free World en Harvest Moon, het schijnt dat Neil Young in de jaren tachtig dan ook danig van het padje af is geweest met allerlei elektronica projecten. Het leidde ertoe dat platenbaas David Geffen Young aanklaagde wegens 'het opzettelijk niet willen klinken als Neil Young,' één van de absurdste rechtzaken ooit in de muziekgeschiedenis), dus deze verzamelaar kwam ook wel van pas. Heb ik nu ook eindelijk Cortez The Killer op cd, een nummer dat een favoriet is van een vriend en die het 'm al tig keer had aangeraden. Cortez The Killer gaat over Hernan Cortez, de Spaanse generaal die een paar eeuwen terug de halve Zuid-Amerikaanse bevolking over de kling heeft gejaagd, wat de autoriteiten van España halverwege jaren zeventig overigens niet belette om het nummer te verbieden (dat moet net voor of na het overlijden van Franco zijn geweest, het geeft te denken), maar het biedt wel een erg geromantiseerd beeld van de 'nobele wilde.' Ik bedoel, zo vredelievend waren die Azteken (of waren het nou de Maya's, Inca's of Tolteken?) nou toch ook weer niet.

En op cd 1 staan dan een paar uitgerekte rockklassiekers die in recensies worden omschreven als epische stukken waarbij die gitaren met elkaar het duel aangaan. Ja, me dunkt, al dat geïmproviseer en gefreak met duellerende instrumenten moeten ze maar in de jazzz doen, dus die tracks laat ik voorlopig maar voor wat ze zijn. Maar nu heb ik er inmiddels wel een paar mooie Buffalo Springfield tracks (Expecting To Fly, Broken Arrow) bij. Buffalo Springfield, ook al zo'n klassieker uit de vroege westcoast/countryrock die ik maar es moest gaan ontdekken. Als ik volgende week zondag naar A'dam ga voor het concert van Björk, moest ik maar es de Concerto in schieten en es op zoek gaan naar een goeie verzamelaar of naar zo'n andere countryrock klassieker (de Byrds' Sweetheart Of The Rodeo). Hiiihaaa! Als het nu ook nog mooi weer wordt, is het helemaal feest.

(4 juli 2007)

Compilaties

Arbeidsvitaminen
(EMI)

Verzamelalbums galore! Ja, dat 'galore' slaat op de jaarlijkse overvloed van eindlijstjes die waarschijnlijk over een goede maand op stoom komt, maar het is nu in elk geval al tijd voor een hele hoop compilaties. Tja, kersttijd he. Dan brengen zelfs de nitwits die net één hit op hun naam hebben staan (vandaag gelezen: t.A.T.u. - The Greatest Hits) een verzamelaar op de markt. Tot nu toe al gesignaleerd: Jamiroquai, Oasis, Sugababes, Moby, Alan Parsons Project en Depeche Mode. En ik zal er ongetwijfeld eentje vergeten zijn. Ook leuk: alle verzamel boxen die er uitkomen. Was al een druk jaar wat dat betreft; ik spotte al De 100 Grootste Rock 'n Roll Hits, De 100 Grootste Car Classics, De 100 Grootste 90's Hits, etc.. Allemaal samengesteld volgens het principe van 'een stuk of twintig vrij goed en de rest meuk.' En wat betreft die honderd nineties hits, daar zitten een paar platen uit de jaren tachtig bij en een hele hoop tracks die niet eens hits zijn geweest. Zo kan ik het ook! Waar zit ik dan nog wel op te wachten? Nou, de heruitgave van Vic van de Reijt's Top 100 van Nederlandstalige Singles én Vic van de Reijt's Cover Top 100. En de nieuwe Top 2000 cd (een jaarlijks terugkerende obsessie), áls die dit jaar tenminste eentje komt (nog altijd speur ik het internet af naar een voorlopige tracklisting, maar ik kan niets vinden, nog niet eens een aankondiging van de nieuwe cd. Ja zeg, je kan toch geen Top 2000 hebben zonder nieuwe compilatie?!).

Goed. Afgelopen week verschenen - ook zeer de moeite waard - een verzamelaar in het kader van zestig jaar Arbeidsvitaminen. In de bieb bevindt zich een serie van tien cd's die ooit is uitgegeven in het kader van het euh... 45-jarig bestaan van het radioprogramma. De nummers op die cd deden veel ergs vermoeden: Neil Sedaka, Anneke Grönloh, Doris D & The Pins, om maar es een paar 'toppers' te noemen. Gelukkig is de muzieksamenstelling van Arbeidsvitaminen sindsdien wat veranderd (anders had het programma waarschijnlijk ook niet het zestigjarig jubileum gehaald). En goed, er staat 'Gerard Ekdom presenteert' boven en ja, die tracklisting bekijkend is de hand van de meester wel herkenbaar. Gelukkig. ik zie de 'usual suspects' Coldplay's Talk staan (door de DJ een paar maanden geleden nog uitgeroepen tot dé track van dit decennium), ABC, Yellow Pearl, Tom Cochrane, Jamie Lidell, ja, dat zijn wel 'evergreens' uit het langstlopende (wereldwijd zelfs) radioprogramma.

De rest van de twee eerste cd's wordt gevuld met tracks die niet echt heel bijzonder zijn (Gino Vannelli, Talk Talk, Sly Fox, nummers die op menig verzamelaar staan), maar de echte krenten in de pap staan dan ook op de derde cd. Veel tracks die leuk zijn voor de echte freaks (lees: écht iets voor mij dus) zoals Then Jerico met The Motive, Electronic (een hobbyproject met leden van New Order en de Pet Shop Boys - sinds Ekdom z'n coming out beleefde als Pet Shop Boys fan durf ik daar ook voor uit te komen), Topper Headon (Leave It To Luck, nog nooit op cd verkrijgbaar) en lekker veel one hit wonders als DAG, Dodgy, de Leningrad Cowboys, Jesus Jones, Sad Café en Slut. Ja, daar ga ik nógal van watertanden. (Ook leuk trouwens: als je als luisteraar veel kans wil maken dat je 'request' ook daadwerkelijk gedraaid gaat worden, dan moet je bij Ekdom zeker één van deze artiesten aanvragen.) Geen wonder dat de box snel besteld was (bij bol.com, die bieden het ding voor vijftien euro aan en aangezien dat onder de inkoopprijs (!) is en ie bij de Free Record Shop al zo'n 22 euro 99 kost, is dat zeker een aanbeveling).

De vaste Arbeidsvitaminen luisteraar mist ongetwijfeld andere favorieten. Waar zijn obscure tracks als Call It Love van Poco? Of Monday Morning 5.19 van Rialto? En bekendere artiesten als Jamiroquai en Michael Jackson, toch ook favoriete van de 3FM DJ? 'Ik heb carte blanche gehad bij het samenstellen!,' riep hij vorige week nog op de radio. Goed, dat wil ik best geloven, maar ook tot op zekere hoogte. Of zou er dan nog een verzamel-cd '60 Jaar Arbeidsvitaminen' - Deel 2 komen?

(2 november 2006)

Congratulations - 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1956-1980
Congratulations - 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1980-2005
(Edel)

Kijk, het is natuurlijk hartstikke leuk dat Paul de Leeuw straks weer namens Nederland de punten toekent tijdens het Eurovisie Songfestival en ook ik kan als hetero zijnde al die valsenichtenhumor die met het feestje gepaard gaat nog wel waarderen, maar het is de laatste tijd wel een héél erge homo aangelegenheid geworden. Alleen maar gemiep en gezeur over te hoge hakken of over het glamourgehalte van die en die jurk en bovendien een parade van travestieten en transseksuelen. Kortom, hoog tijd dat het mainstream publiek en misschien zelfs de alternatieve muziekliefhebber het Songfestival weer wat serieuzer gaat nemen; eerder nam Morrissey zich al voor om namens het Verenigd Koninkrijk aan het festival mee te doen (helaas niet gebeurd, maar Jarvis Cocker van Pulp heeft zich al voor volgend jaar aangeboden) en Zweden stuurt de rockgroep The Ark (in Nederland vooral bekend van het radiohitje It Takes A Fool To Remain Sane; toen in de hoedanigheid van een electro groep). Ierland maakt weer eens kans om te winnen met de niet te versmaden folkgroep Dervish, kortom, het festival krijgt zowaar weer enige credibility.

Een paar jaar geleden kreeg ik een man aan m'n muziekbalie die vroeg of de bieb niet twee dubbel-cd's aan wilde schaffen met het complete overzicht van álle Eurovisie Songfestival winnaars (plus nog wat 'favorieten'). En ja, echt álle winnaars stonden erop (iedere kenner weet dat er altijd ééntje ontbreekt: ABBA's Waterloo, helaas de aloude rechtenkwestie). Er steeg bij dit verzoek tot aanschaf wel een lichte kreun op uit het kantoor van 'dze boss' ('neej he, niet wéér een Songfestival cd'), maar vooruit, die cd's werden aangeschaft en ach, zo heel af en toe worden ze wel uitgeleend. Maar eigenlijk gebeurt dat nog het meeste door mezelf, als ik weer es een liedje voor dit of dat nodig heb en ze dan es beluister en me bedenk dat het merendeel van die tracks eigenlijk best wel geinig is. Of ik gebruik het als oefenstof voor het pubquizzen (inmiddels kent Guidje álle winnaars uit het hoofd). En aangezien ik ook niet tot m'n pensioen bij de bieb blijf werken (en van het privilege van *gratis* cd's lenen niet gebruik kan blíjven maken), moest ik ze toch maar es aanschaffen. Wel wachten tot na m'n verjaardag, want ik zal ze es cadeau krijgen van een melige vriend (ik krijg ook nog altijd cd's van Roxette; da's jammer, want die heb ik allemaal al).

Maar die cd's zijn dus best geinig. Goed, die oudste liedjes zijn lichtelijk saai (wie zegt de naam Lys Assia bijvoorbeeld nog iets?) en het is een groot raadsel waarom een juist wel relatief opwindend liedje als Volare (van Domenico Modugno) níet heeft gewonnen, maar dat gedeelte moeten we dan maar zien als een soort archiefkast. Het festival werd pas écht leuk halverwege jaren zestig, als elke zichzelf respecterende mainstream artiest zich kandidaat stelt voor het festival: Udo Jürgens, Frida Boccara, Nana Mouskouri, Cliff Richard, Conny Froboess, Olivia Newton John, Sandie Shaw, Vicky Leandros, ja, allemaal deden ze mee (maar lang niet iedereen won daarbij). En vooruit, muzikale trends werden redelijk gevolgd (France Gall's Poupée De Cire, Poupée De Son is een klassieker). Na de overwinning van ABBA volgden echter wel héél lichtgewicht winnaars (Brotherhood Of Man, Teach-In) en in de jaren tachtig zakte het festival als een plumpudding in elkaar. Goed, best lachen hoor, dat Diggi-Loo, Diggi-Ley en leuk die twee overwinningen van Johnny Logan, maar daar staat tegenover dat werkelijk níemand meer Corinne Hermès (won in 1983 namens Luxemburg) of Riva (won in 1989 namens Joegoslavië) kent.

Ik mag dan wel klagen dat de homoscene het festival heeft gekaapt, maar het is wel mede aan hen te danken dat het in de jaren negentig weer enigszins populair werd. Aanvankelijk was het nog het terrein van de 'smaakvolle ballad' (vooral het domein van Ierland dat ermee in 1992, 1993, 1994 én 1996 won; in 1995 won Noorwegen met een wel heel Íers klinkend liedje), maar met de overwinningen van Dana International is het weer één campy zooi geworden. Dat hoefde nou óók weer niet. Na de eeuwwisseling en met de opkomst van de Oost-Europese landen is de kwaliteit van de liedjes niet bepaald omhoog gegaan. Zo heel soms staat zo'n groep ook wel eens op het Groningse Eurosonic en dan is het muzikaal zo oninteressant dat ze geregeld het toch al kleine zaaltje leegspelen. (Ik vind die liedjes ook totaal niet catchy, maar het schijnt dat ze in het voormalig Oostblok al lang van tevoren geplugd worden; zou Nederland ook es moeten doen.)

Voor dit jaar heb ik niet al te hooggespannen verwachtingen. Fijn dat Edsilia al heeft verteld dat ze vooral wil proberen de halve finales door te komen. Misschien moet Nederland dat voortaan maar als hoogste doel stellen: door de halve finales heen zien te komen. Maar waar is de Nederlandse rockgroep die het voorbeeld van Zweden en Finland volgt en z'n neus niet langer ophaalt voor het Eurovisie Songfestival?

(3 mei 2007)

Monsieur Gainsbourg Revisited
(Barclay)

Zoals een Eindhovens bandje ooit in een interview voor een lokaal popblaadje me toevertrouwde: coveren is leuk, maar coverbands zijn zó enorm vervelend. Ik kon ze niet meer gelijk geven. Het is toch veel leuker om met een groepje vrienden muziek te maken en je eigen stijl te ontwikkelen in plaats van uitgekauwde liedjes van anderen na te spelen? Een enkel liedje coveren kan altijd nog (terwijl ik dit typ, realiseer ik me dat ik nog een afspraak heb staan om *ooit* een avond foute duetten te gaan zingen met een vriendin); kan je het meteen mooi 'op eigen wijze' interpreteren.

Trouwens, goed coveren is een kúnst. Pardon, een Kunst. Veelal is het toch matig naspelen wat de klok slaat: wat te denken van de Goo Goo Dolls die Supertramps Give A Little Bit exact kopiëren (volgens de nieuwste OOR is het een erg leuke cover, bah!) of die Noorse hobbit Kurt Nilsen die She's So High van Tal Bachman coverde: ik hoor het verschil tussen de twee versies nog steeds niet. Het voordeel is wel dat covers het origineel van een nummer nog wel eens onder de aandacht kunnen brengen. Toen ik It's My Life in de uitvoering van No Doubt hoorde, ging ik eerst over m'n nek, maar toen de aandacht voor het geweldige origineel van Talk Talk daardoor weer toenam, keerde zijn mening. En die versie van No Doubt heeft een gitaarriffje dat weer 'geleend' is van Michael Jacksons Beat It (luister maar es goed!), dus tweemaal '80's retro.'

Goed. Enkele weken geleden verscheen Monsieur Gainsbourg Revisited. Veertien uitvoeringen van liedjes van Serge Gainsbourg, de Godfather van de Franse popmuziek, opgenomen door veelal Britse artiesten. Ik ben vooralsnog niet heel erg bekend met het werk van de grootmeester, maar weet wel dat hij een grote invloed heeft gehad op het Franse lied. Natuurlijk, ik ken Je t'Aime... Moi Non Plus en toen Chazia Mourali (schijnt fan te zijn) in een interview verklaarde dat Love On The Beat nog veel meer ordi was dan dat plaatje, heb ik genoemde track ook maar es gedownload. Mwa, het víel mee (mooi verhaal trouwens over Gainsbourg die een paar jaar tekstschrijver voor de jonge France Gall is geweest en een liedje schreef over een meisje dat gek is op haar ijslolly - toen ze (een paar jaar ouder) de strekking van het nummer begreep, was het subiet over met de samenwerking).

En? Staan er goede covers op? Sommige wel. Cat Power & Karen Elson die I Love You (Me Either) doen is erg grappig (en al geregeld te horen op VPRO radio), Jarvis Cocker (Pulp zanger en chroniqueur van het Britse leven; grappige foto van hem met Frans woordenboek in het bijbehorende cd-boekje) is samen met Kid Loco goed bezig in I Just Came To Tell You That I'm Going en Carla Bruni (zo'n beetje de enige Française op de cd en populair bij de leners van de lokale bieb hiero) doet een aardige Engelstalige versie van Ces Petits Riens. Jammer genoeg iets teveel aandacht voor 'hippe' dance acts; zo valt de bijdrage van Tricky wat tegen en of Portisheads versie van Requiem For Anna nu de langverwachte comeback zal gaan inluiden, ik betwijfel het.

Ach, doel is toch een nieuwe generatie met het werk van Gainsbourg in aanraking te brengen. Wie weet lukt het.

(19 mei 2006)

Putumayo Presents: South Pacific Islands
(Putumayo)

Het schijnt dat de inwoners van Tonga (of Tuvalu, het is in elk geval een eilandstaatje aan de andere kant van de aardkloot) de gelukkigste mensen op aarde zijn (wel raar dat ik net gisteren in de krant las dat uit ander onderzoek de Denen als gelukkigste volk naar voren kwam; Nederland staat vijfde en da's gek voor een volk van aartsmopperaars). Maar goed, Bas Haring refereerde er enkele weken geleden aan in een leuke column in een Volkskrant bijlage. Hij vertelde daarin over z'n reis naar de Stille Zuidzee en z'n ontmoeting met een kok en z'n vrouw, die met z'n tweeën op een eilandje aldaar woonden. Ze woonden daar al vijftien jaar en de kok had nooit de behoefte gehad om een ander eilandje, dat aan de horizon lag, te gaan bezoeken. 'Waarom zou ik daar heen gaan? Ik heb het hier toch prettig?' Kijk, da's nou logica (de man zou trouwens nooit een goede kapitalist zijn).

Ergens snap ik het wel; wat voor illusies kan je jezelf maken als je in een eilandenstaatje in the middle of nowhere woont? Je kan jezelf redelijk onderhouden, hebt meestal wel goed weer, hoeft je geen zorgen te maken over andere landen die oorlogje willen spelen (99% van de wereldbevolking zal niet eens weten waar je landje ligt) en... nouja, tis een heel relaxed bestaan. Ik wil er wel heen hoor. 'Wel wat saai,' placht m'n vader dan te zeggen. Maar ook heel relaxed, de perfecte plaats om es goed te onthaasten. Een soort verloren, onbekende wereld, hoewel echte onbedorvenheid misschien alleen nog te vinden is in de binnenlanden van Brazilië of Papoea Nieuw-Guinea (één van de mooiste verhalen die ik dit jaar las, was die over een expeditie in een gebergte in Papoea Nieuw-Guinea; de leden hadden allerlei nieuwe diersoorten ontdekt die ook nog es nooit eerder met mensen in aanraking waren gekomen. Zo waren er twee dieren die voor de ogen van de expeditieleden een paringsdans uitvoerden - ze waren dus nog níet bang voor mensen geworden).

Goed. Ik wil er wel es heen. Maar da's wel duur. En ver vliegen. En nogal een onderneming. Trouwens, hoe zou muziek uit die contreien eigenlijk klinken? Het schijnt dat er weinig cd's met muziek uit 'ze Pazifik' verkrijgbaar zijn, maar ik stuitte op dit exemplaar van Putumayo. Leuk label dat muziek uit allerlei windstreken haalt om er leuke compilaties van te maken. Een cd met Afrikaanse kinderliedjes werd enkele weken geleden al cadeau gedaan aan m'n pasgeboren nichtje Esmee (en dat is een - ook voor volwassenen - enorm leuke cd, want haar vader draaide 'm al vaak) en ik draaide met veel plezier de verzamelaar Celtic Crossroads - Keltische muziek, gemixt met moderne elementen. Dus geen zijige tin whistles en fiddles. Nouja, die wel, maar dan een beetje opgefluft. Vaak bevatten de cd's onbekendere bands en artiesten die verrassend mooie liedjes weten te brengen. (Er is ook wel wat gezeik; zo zijn er miepkonten die vinden dat de cd's van Putumayo te kort duren. Inderdaad, de gemiddelde speelduur zal zo'n drie kwartier zijn, maar dat is een erg mooie lengte. Als ik de laatste jaren Leo Blokhuis (irritantste quote: 'Coldplay is Radiohead-light') één verstandige opmerking heb horen maken, dan is het wel dat drie kwartier een maximum lengte voor een cd moet zijn. Hij heeft gelijk.)

En, is het wat? Ja! Het is echt leuke muziek. Gelukkig geen field recordings van allerlei cultureel antropologen die traditionele gezangen hebben opgenomen, maar gewoon, elf mooie liedjes. Daaronder dan wel vier van Te Vaka (ik zou bijna gaan woordspelen. Te Vaka? Eerder Te Vaak!), een vanuit Nieuw-Zeeland opererende groep met leden uit Tokelau en Samoa. Eigenlijk is vooral Iuliana een erg leuk liedje, maar de andere drie bijdragen zijn ook zeker okee. Ook mooi is het gitaarliedje Abebe van de uit Papoea Nieuw-Guinea afkomstige Telek. Iets té traditioneel zijn de bijdragen van OK! Ryos, waar zelfs het ruisen van de zee in de muziek is verwerkt. Hmf, da's wel iets te toeristische humbug. Ander hoogtepunt is Watolea van Gurejele, uit Nieuw-Caledonië. Geen idee of het allemaal kwalitatief enórm goed is; daarvoor ben ik nu eenmaal te weinig expert in de wereldmuziek, maar het is in elk geval muziek die goed te genieten is. En dan staat er in het cd-boekje ook nog een recept om op Pacifische wijze kip te bereiden. Wel jammer dat ik geen vlees eet, maar het komt vast nog wel es van pas als er carnivoren op bezoek komen.

Eigenlijk was dit wel een goede soundtrack geweest om lekker bij onderuit te hangen in een strandstoel. In de achtertuin. Vooralsnog werkt het weer niet mee. Maar áls ik de drie miljoen win, dan ga ik naar de Stille Oceaan. Eilandjes kijken. En muziek luisteren.

(9 augustus 2006)

Vic van de Reijt's Top 100 van Nederlandstalige Singles
De Nederlandstalige Cover Top 100 van Vic van de Reijt
(Nikkelen Nelis/Universal)

Eigenlijk zijn ze broertje en zusje. Ze werden ergens in 1999 en 2000 uitgebracht en indertijd moeten ze allebei langs me heen zijn gegaan. Tja, dit soort Nederlandstalige meuk had op dat moment nog niet echt m'n interesse, maar enkele jaren later, ik was inmiddels bij de bieb met beide boxen in aanraking gekomen, viel ook ik voor het hoge camp gehalte en de uitstekende bloemlezing uit de Nederlandse muziekgeschiedenis. En dan was ook nog elke single voorzien van een korte toelichting en was het single hoesje in het boekje afgebeeld. Maar ja, tegen die tijd waren die cd's al nauwelijks meer te krijgen - ik liep stad en land af en vond zo heel af en toe nog wel een exemplaar van de Cover Top 100 (stiekem de leukste van de twee), maar ik wilde ze wel allebéi hebben en om het risico niet te lopen straks één boxje te hebben, besloot ie zich er maar niet meer druk om te maken. Een blik in het programma van de distributeur leverde ook al weinig hoopvols op: ze waren beiden 'deleted.' Oftewel: niet meer leverbaar. Balen, maar ik moest me dan maar behelpen met de boxjes die ie bij de bieb kon lenen. Was toch gratis.

De afgelopen jaren wierp Vic van de Reijt zich in Het Parool (waar ook al de Top 100 van Nederlandse Singles en de Cover Top 100 in waren verschenen) op als beschermer van respectievelijk het Franse chanson en de Duitse schlager en opnieuw verschenen er weer mooie verzamelaars van - respectievelijk Les Meilleurs 69 en Van Du Tot DaDaDa. Nu was ik er als de kippen bij en ja, ze zijn allebei zeker aan te bevelen voor mensen die een aardige doorsnee van beide muziekgenres willen hebben. Goed, bij de Subjectivisten klaagde er al iemand over, Vic van de Reijt zou de cd's hebben samengesteld met het Hitdossier in de hand, maar dat boeit niet - hij pretendeert dan ook niet een alternatieve lijst samen te hebben gesteld.

Vorige maand stuitte ik bij bol.com stomtoevallig op de Cover Top 100 en stond er - vreemd genoeg - onder: 'Nog niet beschikbaar.' Verbazing. Zijn ze dan weer verkrijgbaar? Worden ze opnieuw uitgebracht? Ja dus. Vorige week werden beide boxen heruitgebracht. Goed, niet in de mooie boekvorm van de originelen, maar in een iets eenvoudiger uitvoering. Da's jammer, maar het gaat dan ook niet om de vorm, maar om de inhoud (tegeltjeswijsheid); de muziek blijft toch het leukste. Ik schreef al, die Cover Top 100 is stiekem het grappigste, met evergreens als Manuela (Jacques Herb), Laat Me Alleen (Rita Hovink) en Dokter Bernhard (Bonnie St. Claire & Ron Brandsteder), maar het zijn onbekendere dingen als Rijk de Gooijer die de Beatles' Yesterday om zeep helpt en de Groningse bajesklant Alias Berger (met een Nederlandstalige versie van Johnny Cash's San Quentin, bij hem heet het Veenhuizen en het was voor hem aanleiding een hele LP op te nemen onder de titel Linke Liedjes) die de box pas helemaal tot een succes maken.

Als je erover nadenkt is het ook niet zo gek dat die Cover Top 100 het beste is; lang niet alles werd vanuit het Engels, Duits, Frans of Italiaans (de voornaamste bronnen) naar het Nederlands vertaald, dit werd enkel gedaan met de nummers die hun hitpotentie al hadden bewezen. Toch is uiteindelijk ook de Top 100 van Nederlandstalige Singles niet veel minder dan de Cover Top 100. Het is de box met oer-Hollandse nummers als Aan De Amsterdamse Grachten (Wim Sonneveld), Ketelbinkie (Frans van Schaik) en Naar De Bollen (Louis Davids). Om maar eens een paar voorbeelden te noemen. Ook veel kleinkunst, liedjes uit het cabaret en werk van Boudewijn de Groot, André Hazes, Peter Koelewijn en Drs. P. Voornaamste songschrijvers: Willem Wilmink, Harry Bannink, Annie M.G. Schmidt, Gerrit den Braber en Vader Abraham.

En ja, het Nederlandstalige cultuurgoed valt reuze mee; honderd liedjes die stammen uit een tijd dat Marco Borsato, Ali B., en Lange Frans & Baas B. de hitparade nog niet bevolkten. Héél fijn.

(27 november 2006)

Vic van de Reijt presenteert: Van Du tot Da Da Da
(Nikkelen Nelis/Universal)

Aber das ist ganz toll! En dan houdt het verder wel op met de kennis van das Deutch; ik lette namelijk nooit goed op. Ik zal een jaar of 13, 14 zijn geweest en vond Duits een kuttaal. Ook wel Scheisse genoemd. En ik voerde dus kein Muhr uit. Gevolg: op z'n eerste rapport in 2 Havo stond ie een 3 en dat heeft ie met heel veel moeite tegen het einde van 3 Havo op kunnen krikken naar een mager zesje (die ie overigens niet kreeg van z'n leraar Duits Herr Von Tuyl; hij vond het nochtans iets té veel eer). Daarna liet ik het vak dan ook maar wie ein Backstein fallen. Om dus maar vooraf te waarschuwen: er kan hier en daar een ringel-s (of nee, die is inmiddels abgeschaft) of naamval verkeerd staan. (Het valt trouwens nog best mee met het zich verstaanbaar maken van ondergetekende in der Heimat. Ik ging afgelopen jaar naar het onvolprezen Haldern Pop Festival (net over de grens im Deutschland) en kon me - ondanks alle fouten - vrij goed redden. Sommige Deutschers dachten zelfs dat ze hier met een 'native' Deutscher zu machen hatten. Ik moest ze teleurstellen maar was desondanks best trots.)

Niettemin, warum was ik dieses Vertellung ergonnen? Owja, Vic van de Reijt's Van Du tot Da Da Da. Een 3 cd-box met zestig Duitstalige liedjes. En wat een feest. Oder wie ein Fest. Vic (vooral bekend als uitgever en singletjes verzamelaar) publiceerde eerder al rond de eeuwwisseling de Top 100 van Nederlandstalige Singles en - nog veel leuker - de Cover Top 100 en vorig jaar volgde nog Les Meilleurs 69. Afgezien van de ietwat flauwe titel een geweldige verzameling Franse chansons. En ik kan met gerust hart melden: ook in de bieb zeer populair bij de diverse leners en lenertjes. Overigens was het nog lang onduidelijk of die box er zou komen; de aloude rechtenkwestie speelde op: van de opnames van Charles Aznavour, Gilbert Bécaud en George Brassens bleken de licenties niet verkrijgbaar. Jammer; maar het euvel werd vrij elegant opgelost: simpelweg geen Aznavourian of Bécaud en van Brassens' bekendste liedje Brave Margot werd een andere uitvoerende gekozen. Toch nog iedereen 'très heureux.'

En dan vond ik op internet allerlei verhalen dat een Duitse cd-box niet door ging vanwege heel dit licentiegedoe. Maar wie schetst mijn verbazing als ik woensdagmiddag naar de herhaling van De Wereld Draait Door zit te kijken? Vic van de Reijt zit er aan tafel. Met z'n nieuwste project: een 3 cd-box met zestig Duitstalige liedjes. Ganz toll. Übergeil zelfs! Vandaag sjeesde ik dus naar de Schallplatenaufnamewinkel (of hoe zo'n ding ook in het Deutsch mag heten). En kocht er meteen de box. En wie ein Spass: drie cd's met Qualitätsmusik von Marlene Dietrich, Hildegard Knef und Johnny Cash (!) und etwas minderes Qualitätsmusik von Roland W., die Erste Allgemeine Verunsicherung (het gewéldige Ba-Ba Banküberfall) und Marianne Rosenberg. Vooral die laatste is een heldin van me. Ook hier ontbreken wel een paar échte knallers: BAP, Udo Jürgens, Nana Mouskouri und Kraftwerk wilden niet meewerken (Herbert Grönemeyer und Nicole worden niet genoemd, blijkbaar was de planning sowieso nicht dat zij op deze cd's zouden komen; in het geval van Grönemeyer wel een schande want zijn Halt Mich is onovertroffen; tranen in m'n ogen zo mooi).

In het bijbehorende boekje schrijft Vic van de Reijt dat het Duitse lied vooral over Heimweh handelt. Das ist etwas vreemd voor een land dat al decennialang z'n overzeese gebieden kwijt is, maar allee, bij gebrek aan kennis van das Deutsches Lied zal ik 'm dat punt gunnen. Ook veel aandacht voor die Neue Welle en de - inderdaad, goed geconstateerd - recente herwaardering voor dat werk en haar voornaamste pioniers: o.a. Kraftwerk en Einsturzende Neubauten.

Ik voorzie een gat in de markt; de volgende jaren móeten er wel meer leuke cd-boxen uit gaan komen met meer gewéldige foute en minder fouten platen. Qua landen zal alleen Italië nog mogelijk zijn en misschien kan Zuid-Amerika of Afrika als thema dienen, maar dan houdt dat op. Maar wat te denken van een box met de zestig foutste kerstplaten. Of de zestig foutste zomerhits (ik ben in het bezit van een 5 cd-box met de an sich adequate titel 'Zomer Top 100' maar die is voorzien van een afgrijselijk lillikke hoes, dat doet Vic van de Reijt stukken beter met die leuke tekeningetjes). Kurzom, das wird Spass für mir/mich/minn in die nächtsten Jähre!

(27 april 2006)

Vic van de Reijt presenteert: Surivlaams
(Nikkelen Nelis/Universal)

Als ik heel eerlijk ben, had ik de link tussen Suriname en België (of Vlaanderen, zo u wilt) niet bepaald gelegd. Ja, Vic van de Reijt (samensteller van heel erg leuke cd compilaties, altijd voorzien van een mooi verzorgd doosje en uitgebreide toelichting) komt met een paar overeenkomsten (in allebei de landen zit men graag voor het huis in de voortuin (of in het geval van Suriname, iets wat daar voor door moet gaan), beide landen hebben een moeizame relatie met Nederland en zowel Belgen als Surinamers zijn ironisch over Nederland. En soms eerder sarcastisch of cynisch. Ik zou daar nog aan toe willen voegen dat beide landen een nogal groot politiek probleem hebben, al heet dat probleem in België Dewinter en in Suriname Bouterse en dat beide landen tot de derde wereld gerekend kunnen worden (die laatste opmerking was natuurlijk cynisch bedoeld - ha ha ha)).

Enfin, Suriname en Vlaanderen (België, het is me niet geheel duidelijk of Van de Reijt het nu over Vlaanderen of België heeft bij zijn nieuwste compilatie, dus ik ga beide benamingen lekker door elkaar heen gebruiken) vormen de inspiratiebron voor de nieuwste verzamelaar van Vic van de Reijt. Rond de eeuwwisseling waren er al de Nederlandstalige Singles Top 100 en de Cover Top 100 en de afgelopen jaren volgden nog Les Meilleurs 69 (Franse chansons) en Van Du Tot DaDaDa (Deutsche Schlagers en Neue Welle). Ik hoopte stiekem op een 3cd box met zestig Italiaanse liedjes of desnoods een compilatie met zestig zuid-Europese liedjes (dan kunnen ook Portugal, Spanje en Griekenland er ook nog bij), maar het werd dus deze ietwat vreemde Surivlaamse 3cd box. Met de beide Top 100 verzamelaars deelt deze box dat Van de Reijt lekker uit heeft gezocht wat híj goed vindt en niet kijkt naar of een plaatje een grote hit is geweest in Nederland (zoals bij de Franse en Duitse cd's gebeurde - die waren met het Hitdossier in het hand samengesteld).

Maar werkt het? Dat Suriname en Vlaanderen op een verzamel cd. Euh... niet echt. Kijk, het is heel leuk hoor, veertig Vlaamse liedjes en twintig Surinaamse liedjes, maar de combinatie is op z'n zachtst gezegd muzikaal te verschillend. De Surinaamse liedjes swingen veel meer (hoezo cliché) en de Vlaamse liedjes zijn veel meer door de Nederlandse (pop)muziek enerzijds en het Franse chanson anderzijds gevormd. En die combinatie, die vloekt dus nogal.

Wat ook niet echt handig is, is dat er nogal vrij eenzijdig is geselecteerd: zo zijn maar liefst zes van de veertig Vlaamse bijdragen van Raymond van het Groenewoud en hoe goed ik Van het Groenewoud dan ook vind, dat is wel heel erg veel van het goede. Waarom niet iets extra's van Clouseau, want die hebben naast het wonderschone Daar Gaat Ze zoveel anders moois gemaakt (en meteen een mooie gelegenheid van dat imago van tieneridolen af te komen - daar hebben ze in Nederland namelijk nog steeds last van)? Of van Gorky, waarvan het prachtige Mia is gekozen, dat in Vlaanderen dezelfde status heeft als - pak 'm beet - Boudewijn de Groots Avond in Nederland. Het lied laat in de Top 100 Aller Tijden lijstjes steevast het werk van Van het Groenewoud en Brel achter zich. Daar staat tegenover dat er een paar prachtige juweeltjes uit zijn gezocht: Castelli de Cannero van Kris de Bruyne (al had ik nog liever het sfeervolle Amsterdam, bekend van de Old Amsterdam kaasreclame, gehad) en De Fanfare van Honger en Dorst van Jan de Wilde (dat ik enkel kende in de ook al niet misselijke uitvoering van Brabantse held Gerard van Maasakkers). Ook fijn dat de recentere Belgenpop van Noordkaap, De Mens en Kamagurka en de Vlaamse Primitieven niet is vergeten.

Hoe zit het dan met de Surinaamse eenderde van de 3cd box? Ook daar is één artiest oververtegenwoordigd, Max Woiski jr., een zanger die vier van de twintig liedjes levert (en overigens ook al vertegenwoordigd was op de Nederlandstalige Top 100, dus daar dubbelt hij ook nog es). Voor de rest heeft Van de Reijt moeten schrapen om een totaal van twintig liedjes te kunnen halen, zo geeft hij toe in de liner notes. Daarom heeft hij maar gesmokkeld met Neerlands Hoops Doe de Ballenkneller ('omdat het over een Surinaamse man gaat') en De Kakkietrap van Wieteke van Dort ('omdat het in nep Surinaams is'). Wel heel leuk om es Ma-Di-Wo-Do van de Bontjie Stars (dat ik enkel kende van de jingle van Stenders' Eetvermaak) te horen of het treffend getitelde Orgasme van de Seven Latin Stars.

Blijft toch de eindconclusie dat Van de Reijt misschien beter ervoor had kunnen kiezen om een enkele cd te maken met twintig Surinaamse liedjes, dan had hij zich bij deze 3cd box tot enkel Vlaanderen kunnen beperken. Dat was - met het grote aanbod aan Vlaamse kwaliteitsmuziek - zeker en vast gelukt. Nu heb ik telkens de neiging om óf alle Surinaamse, óf alle Vlaamse liedjes op de cd-speler te programmeren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest?

(2 februari 2008)

Zero: A Martin Hannett Story (1977-1991)
(Big Beat)

Martin Hannett? Ik had er tot een paar jaar terug nog nooit van gehoord en maakte pas kennis met de man (en diens roemruchte imago) via de film 24 Hour Party People. In één van de eerste scènes is hoofdpersoon en dan kersvers platenbaas van Factory Records Tony Wilson naar 'm op zoek en vindt de producer ergens in een grasveld op een heuvel buiten Manchester met een richtmicrofoon in de lucht:

"What are you doing?"
'Recording! Silence!'
"You're recording silence?"
'No, I'm recording Tony fuckin' Wilson!'

Fijne man. Door de rest van de film volgt de ene na de andere hilarische anekdote. Een van de mooiste is dat de producer tijdens de opnamesessie van de debuutplaat van Joy Division het drumgeluid in de studio niet goed vindt en de drummer sommeert op het dak van het gebouw te gaan spelen. 'Just keep on playing, we'll let you know when you're ready.' In een later shot zie je de andere bandleden wegrijden terwijl de drummer nog braaf z'n ritmes intikt.

Kortom, legendarisch producer. Onlangs verscheen Zero: A Martin Hannett Story, een verzamel-cd met daarop een aantal van z'n opvallendste productiewerkjes (voor wie zich afvraagt wat een producer nu eigenlijk doet: dit is geweldig interessant studiemateriaal). Natuurlijk, Joy Division, The Durutti Column en New Order (bekende bands van het Factory label) staan erop, maar ook de Buzzcocks, Orchestral Manoeuvres In The Dark (OMD) en U2. Om bij OMD te beginnen: in de liner notes wordt een warrig verhaal opgehangen over een versie die uiteindelijk wel en toch weer niet op single is uitgebracht, maar de versie door Martin Hannett is toch heel anders dan degene die is terug te vinden op de cd The OMD Singles; vermoedelijk vond de groep de versie van Hannett te bizar. En de leden van U2 namen hun tweede single ever met de befaamde producer op (zeer interessant verhaal dat door Simon Reynolds is opgetekend in z'n standaardwerk over de postpunk jaren (grofweg 1978-1982) Rip It Up And Start Again: het schijnt dat Bono na de zelfmoord van Joy Division zanger Ian Curtis nadrukkelijk bij Factory labelbaas Tony Wilson heeft gesolliciteerd naar de 'vacature.') - het werd geen succes; Martin Hannett was een te gecompliceerde persoonlijkheid om mee samen te werken. En eerlijk gezegd mag je je ook afvragen of U2 succesvoller was geweest als hij de volgende singles en LP's van de groep wél had geproduceerd.

Na 1982 kwam er de klad in. De producer raakte verslaafd aan drank, drugs en euh... nou, drank en drugs vooral. Op de cd dan ook geen werkjes uit die periode, al schijnt hij in 1985 nog een nooit verschenen plaat met The Stone Roses (de vooral in Groot-Brittannië legendarische rockband) te hebben opgenomen. Pas met de komst van de Happy Mondays leek Hannett z'n creativiteit weer terug te hebben gevonden. Het was een laatste stuiptrekking: begin jaren negentig overleed ie (twee keer z'n normale gewicht) op 41-jarige leeftijd aan een (hoe kan het ook anders) hartaanval. Een mooie scène in 24 Hour Party People is die van de uitvaart van Hannett: voor de man moet een extra brede kist worden gemaakt. Tony Wilson - die de producer door de gehele film blijft adoreren - vindt het opvallend: 'Typical Martin Hannett. Too big for the grave.'

Uit de cd blijkt vooral dat Hannett een rockman is geweest en z'n gortdroge drumgeluid en vervormde gitaren zijn uit duizenden herkenbaar, evenals de bijna even duistere basloopjes. Vrolijk word je er niet van (niet alleen Joy Division, ook veel andere muziek op de tjokvolle cd (exact tachtig minuten speelduur) blijft toch het beste te beluisteren met een strip Prozac binnen handbereik; zelfs het anders zo hoopvol klinkende U2 is hier lichtelijk deprimerend bezig), maar het is indrukwekkend productiewerk. Toch staan er ook enkele echte popliedjes op waarin de hand van de meester te herkennen is; neem de vervormde zang in The Psychedelic Furs' Pretty In Pink. Of de gortdroge drums in Dream Sequence 1 van Pauline Murray & The Invisible Girls (de laatste is de begeleidingsband waar Hannett zelf deel van uitmaakte). Alleen in enkele tracks die Hannett rond '90 opnam voor one hit wonders als Kitchen Of Distinction en World Of Twist is te horen dat de man door z'n ideeën heen is: ze klinken vrij alledaags.

Wat is dat toch met producers die volledig flippen? In de jaren zestig had je al de geweldige Joe Meek, de man die de gelegenheidsgroep de Tornados de wereldhit Telstar bezorgde (het werd de eerste Britse nummer 1 hit in Amerika), hele nachten op amfetaminen doorhaalde om de meest bizarre en wonderlijke plaatjes te produceren en via glaasje draaien ook nog communiceerde met de geest van Buddy Holly. Uiteindelijk schoot hij én de hospita én zichzelf dood (van hem verscheen onlangs trouwens ook een erg mooie cd-box). En wat te denken van een Phil Spector: die staat naast z'n fameuze Wall Of Sound tegenwoordig ook bekend als moordverdachte. Het kan verkeren.

(3 juni 2006)