Albums
Arcade Fire - The
Suburbs
Arctic Monkeys -
Whatever People Say I Am, That's What I'm Not
Armand - Singles A's
& B's
Attwenger - Song
The Bad
Shepherds - Yan, Tyan, Tethera, Methera!
Band Of Horses -
Cease To Begin
Belle &
Sebastian - The Life Pursuit
David Bowie - Low
Kate Bush - Hounds
Of Love
Johnny Cash -
American VI: Ain't No Grave
The Chills - Heavenly
Pop Hits: The Best Of The Chills
Jarvis Cocker -
The Jarvis Cocker Album
Dick
Dale & His Del-Tones - King Of The Surf Guitar: The Best Of
Dick Dale & His Del-Tones
Do The Undo - Do The
Undo
Final Fantasy - He
Poos Clouds
Fleetwood Mac -
Rumours
Serge
Gainsbourg - Histoire De Melody Nelson
José
González - In
Our Nature
The
Good, The Bad & The Queen - The Good, The Bad & The Queen
PJ Harvey - White Chalk
Ignite - A Place Called
Home
Jefferson
Airplane - Surrealistic Pillow
The La's - BBC In Session
Kate
& Anna McGarrigle - Kate & Anna McGarrigle
MGMT - Oracular Spectacular
Moke - Shorland
Morrissey -
Ringleader Of The Tormentors
Beth Orton - Central
Reservation
Pet Shop Boys -
Fundamental
Razorlight -
Razorlight
Josh Ritter - The
Animal Years
Roosbeef
- Ze Willen
Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten
Roxy Music - Roxy
Music
16 Horsepower -
Folklore
Phil Spector - A
Christmas Gift For You
Dusty
Springfield - Dusty In Memphis
Richard
& Linda Thompson - I Want To See The Bright Lights Tonight
Vampire Weekend
- Vampire Weekend
The Verve - Urban Hymns
Neil Young - Decade
Compilaties
Arbeidsvitaminen
Congratulations
- 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1956-1980
Congratulations
- 50 Years Of The Eurovision Song Contest - 1980-2005
Monsieur
Gainsbourg Revisited
Putumayo Presents: South
Pacific Islands
Vic van de
Reijt's Top 100 van Nederlandstalige Singles
De
Nederlandstalige Cover Top 100 van Vic van de Reijt
Vic van de Reijt
presenteert: Van Du Tot Da Da Da
Vic van de Reijt
presenteert: Surivlaams
Zero: A Martin Hannett
Story (1977-1991)
Albums
Arcade
Fire - The Suburbs
(Merge)
Geloof alle lyrische
recensies niet. Zoals de bewering dat de nieuwe plaat van het Canadese
Arcade Fire beter zou zijn dan Automatic For The People van R.E.M. (kan
niet), of dat het beter zou zijn dan Radioheads OK Computer (is
moeilijk). The Suburbs is een goed album, met een aantal heel sterke
tracks, maar geen klassieker. Waarom het allereerst heel erg goed is,
komt doordat het album begint met een openingssalvo van drie
ijzersterke tracks. Écht goede albums (zoals Thirteen Tales From
Urban
Bohemia van de Dandy Warhols begint met het drieluik Godless, Mohammed
en Nietzsche (ze waren in een filosofische bui) en Morrissey's Viva
Hate opent met Alsatian Cousin, Little Man, What Now? en Everyday Is
Like Sunday) hebben dat. The Suburbs begint met de titelsong, tevens
eerste single, een vrij loom en voor Arcade Fire-begrippen niet eens zo
pompeuze song, om op te volgen met Ready To Start (dat, als je goed
luistert, een bewerking is van Keep The Car Running, de 'hit' van
voorganger Neon Bible) en Modern Man. Daarna zakt het niveau wel
enigszins (Rococo is nogal saai), maar er komen zo hier en daar nog wel
een paar geweldige songs voorbij, waarbij het door Régine
Chassagne
gezongen Sprawl II (Mountains Beyond Mountains), met een heerlijk
stuiterende synthesizer een uitschieter is, temeer het na een drie
minuten rustiek voortkabbelend Sprawl I (Flatland) komt en de symboliek
van shopping malls die like mountains beyond mountains
oprijzen weliswaar plat, maar wel beeldend is (zeker als je, zoals ik
nu eenmaal doe, altijd alles visualiseert). De afsluitende reprise van
The Suburbs klinkt na al dat muzikale geweld van vijftien tracks
koortsachtig ijlend.
Het voornaamste probleem met The Suburbs is dat het allemaal nogal
gelijkmatig voortkabbelt, zeker in vergelijking met de bejubelde
voorganger Neon Bible, dat een veel dynamischer album is. En dynamiek
is erg belangrijk bij een album, zeker als je besluit daar zestien
songs op te zetten. Zestien tracks ja. Waarvan de helft meer dan vier
minuten duurt. Dat is veel te veel. De platenmaatschappij zal wel
gedacht hebben 'krek, zestien tracks, we geven de kopers waar voor hun
geld.' Maar ja, ze hadden er slimmer aan gedaan om er zes tracks af te
gooien om die dan later als ep uit te brengen. Is ook commercieel. Nu
moet ik weer heel uitgebreid de tijd gaan nemen voor deze cd en de
liedjes in hapklare brokjes van vier, maximaal vijf tracks, tot mij
nemen. Want het zal aan de tijdgeest liggen of misschien heb ik gewoon
de aandachtsspanne van een amoebe, maar ruim een uur lang naar
één
album luisteren lukt me nu eenmaal niet. En Dat Moet Wel. Van Win
Butler (hij is de man achter de Arcade Fire). Reden voor hem om het
album alleen als geheel via iTunes te koop aan te bieden (wat trouwens
wel weer best commercieel is, want dan verkoop je ineens zestien
tracks, waarbij je ook ineens van het mindere werk af bent. Al heb ik
zo'n vermoeden dat die tracks over een poosje, als de hype weer is gaan
liggen, toch wel per stuk verkocht gaan worden. Maar dat is vast heel
cynisch van me gedacht).
Want, en dat was ik nog bijna vergeten vermelden, The Suburbs is een
conceptalbum. Over, tja de titel zegt het al, de suburbs. Dat is vrij
uniek. Er zijn veel films gemaakt over de suburbs (Edward Scissorhands,
American Beauty, Happiness), maar voor zover ik weet geen albums. En
het lijkt erop alsof frontman Butler daarmee met een missie bezig is.
Die is om elk nieuw album een Belangrijk Concept aan de orde te
stellen. Op het debuut Funeral was dat nog de dood, op opvolger Neon
Bible was dat het geloof en voor dit derde album is dat dus 'de
buitenwijk' geworden (dat daarmee de onderwerpen wel steeds aardser,
profaner zo u wilt worden, moeten we maar op de koop toe nemen).
Hoewel, de buitenwijk an sich, het onderwerp lijkt een stukje breder
genomen te worden, getuige alle melancholieke jeugdherinneringen die in
de teksten voorbij komen. The Suburbs handelt bovenal ook over alle
vrije tijd die je in jeugd verspilt aan het niks doen en het rondhangen
en dat je daar rond je dertigste levensjaar met een mengeling van
weemoed en afgrijzen op terugkijkt. Dat is een mooi gegeven en
blijkbaar is het een uitgangspunt dat leeft bij veel luisteraars,
gezien de enthousiaste reacties en de megaverkoop (The Suburbs kwam op
nr. 1 binnen in de Amerikaanse Billboard Hot 100). Toch heb ik daar wat
twijfels bij. Want ach, zo erg was het toch niet in je jeugd? Niksen en
vervelen wordt ook wel gestimuleerd, omdat het creatief maakt. Butler
is immers toch maar mooi een succesvolle eigen band begonnen.
Misschien problematischer is het om je als Nederlander te
vereenzelvigen met het beeld van de typisch Noord-Amerikaanse suburbs.
Al doet het daarmee wel meteen de vraag oproepen: wie maakt er hier
eens een conceptalbum over de buitenwijken? Over de troosteloosheid van
de vinexwijken, waar alle volgens Intratuin model ingerichte voortuinen
er uniform uitzien, er elke avond liefst twee four wheel drives
voor de deur staan, na 19.00 uur 's avonds de rolluiken naar beneden
gaan en de gezinnetjes lekker voor de tv hangen om naar campingzenders
als RTL4 of SBS6 te kijken? En waar papa onder het pseudoniem Bertje79
op internet lekker anoniem z'n gal spuit op sites als Geen Stijl en
stand.nl (daarbij het liefst 'links' in het algemeen bekritiserend, al
weet hij niet eens wat dat precies is) en hij samen met mama fijn
extreem-rechts stemt, omdat hij vooral de rijkeluissubsidie (die ook
wel hypotheekrenteaftrek wordt genoemd) in stand wil houden en wil
voorkomen dat er mensen met een kleurtje of een enge godsdienst in de
buurt komen wonen, want dan wordt z'n huis minder waard. Wie maakt er
in Nederland een album over (film mag ook)? Spinvis maakte begin deze
eeuw nog een album waarin de troosteloosheid van Nieuwegein werd
bezongen, maar echt maatschappijkritisch was die cd niet te noemen, te
meer het uiteindelijk toch op een heel verantwoorde VPRO-wijze werd
gebracht.
Ideetje, iemand?
(22 augustus 2010)
Arctic Monkeys -
Whatever People Say I Am, That's What I'm Not
(Domino Records)
Van de Engelse
muziekpers wordt altijd als cliché geroepen dat nieuwe bandjes
zo
gehyped worden. Een beetje flauw, want in elk genre en in elk land
worden wel es bandjes gehyped en eerlijk is eerlijk, de hypes van de
afgelopen jaren uit Engeland en omstreken (The Libertines, Franz
Ferdinand, Kaiser Chiefs) hebben nimmer teleurgesteld. En dus wordt
2006 zonder meer het jaar van de Arctic Monkeys: vier gemiddeld nog
geen twintig jaar oude broekies die de muziekwereld op z'n kop zetten.
M'n sympathie hadden ze al doordat ze uit Sheffield komen - vanwege een
jarenlange uitwisseling van onze zwemvereniging met die van de Engelse
stad uit 'The North' heb je toch een soort van band met de
industriestad (die overigens over een rijke (en gevarieerde)
muziekhistorie beschikt: Dave Berry, Joe Cocker, Cabaret Voltaire, Def
Leppard, ABC, Human League, Pulp, Moloko). En toen ik afgelopen najaar
in verband met die uitwisseling in een Engelse platenzaak kwam en de
muren (letterlijk!) volgepakt waren met de debuutsingle I Bet You Look
Good On The Dancefloor moest ik, als Britpopfreak, deze single
natuurlijk meteen aanschaffen. En mijn God, wat klonk díe goed.
Zonder
twijfel dé Single van het Jaar. En dan hebben we het over 2005,
één van
de beste jaren uit de recente (alternatieve) muziekhistorie.
Maarja, dan moet zo'n band de hype wel waarmaken. Ik hoopte nog even op
een optreden op Eurosonic zodat ik het wonder met eigen ogen kon
aanschouwen, maar die hoop bleek al snel ijdel. De nieuwe single When
The Sun Goes Down verscheen afgelopen maandag in Great Britain, maar ik
telde vooral de dagen af voordat de debuut-cd Whatever People Say I Am,
That's What I'm Not (fijne titel) uitkwam. Afgelopen zaterdag
lichtelijke verbazing toen op m'n werk in de bibliotheek een vader
trots de cd aan z'n
zoontje showde (kind helemaal in de wolken, vreemd, de Arctic Monkeys
maken niet bepaald Top 40 muziek) met de toevoeging 'net bij de Jayke's
gekocht, ze hadden 'm al.' Ah! Dus ff onthouden. Een klant informeerde
al voorzichtig: 'hij komt maandag uit he? Ik ben benieuwd, jij zeker
ook?' Absoluut, dus in de pauze stiefelde ik allereerst naar z'n
favoriete platenzaak (die 'm niet hadden, dom!) en vervolgens maar naar
de Jayke's. De verkoper vond het allemaal erg grappig: 'en ja hoor! Dat
is de laatste die we er nog van hebben!'
En klinkt ie goed? Snotverdorie wat klinkt ie goed ja! Alles wat
Engelse muziek zo leuk maakt; tegendraadse en ronduit geraffineerde
songs (Smiths!) en allerlei (andere) invloeden uit veertig jaar Britse
popmuziek: de authentieke jaren negentig Britpop, de laatste revivals
van de new wave en ska en daar bovenop dan ook nog eens leuke en
intrigerende teksten over het leven van de gemiddelde Engelse
youngster: doordeweeks werken en dan in het weekend uit je dak gaan in
een uitgaansleven dat bovendien bol staat van het geweld en irritante
bouncers - Hard-Fi deed vorig jaar al iets soortgelijks op het ook
al zo leuke Stars Of CCTV. Het fotoboekje toont dagen uit het gezapige
leven in een oude Engelse industriestad die nogal verlopen of, zoals de
Engelsen zo mooi zeggen, gloomy oogt. Het zou trouwens best
Sheffield kunnen zijn.
Is het dé Plaat van een Generatie? Zoals Definitely Maybe van
Oasis? Of
The Queen Is Dead van The Smiths? Dat is wat overtrokken, maar ik ben
dan ook een nuchtere jongen. Maar als ze zulke onweerstaanbare liedjes
blijven schrijven als Fake Tales Of San Francisco, You Probably
Couldn't See For The Light But You Were Staring Straight At Me (ook al
zo'n fijne titel) en From The Ritz To The Rubble komt het helemaal
goed.
Tweede single When The Sun Goes Down kwam vandaag op nr. 1 binnen in de
Britse hitlijsten.
(22 januari 2006)
Armand
- Singles A's
& B's
(Nederlands Pop Instituut/Hunter)
Over alleen Armand kan
je al een geweldige quiz bedenken. Dat ie een tweedehands Jaguar kocht
die ooit nog es van (minister van Buitenlandse Zaken) Joseph Luns is
geweest. Dat z'n lied Een Van Hen Ben Ik (b-kant Ben Ik Te Min is een
stuk bekender) verhaalt over legendarisch Eindhovens café De
Poort Van
Kleef (waar zoveel in drugs werd gehandeld dat de politie besloot de
boel maar ópen te houden, dan hadden ze er tenminste nog enig
zicht
op). En dat ie al tien jaar bezig is met z'n Tripelpee (Guns 'n Roses'
Chinese Democracy is er niks bij); volgens de site van Armand zijn er
al twee nummers opgenomen.
Ach, Armand is een held. Pardon, Held. In die overtuiging werd ik eens
te meer bevestigd toen de verstokte hippie afgelopen augustus op het
podium van Folkwoods klauterde (dat laatste woord is niet voor niets
gekozen, want op je zestigste klim je niet meer zo kwiek op de
planken). Wat volgde was meer een uur stand-up comedy met zo hier en
daar een aardig liedje. Die ene (Ben Ik Te Min) en die andere hit
(Blommenkinders) plus nog wat niet-hits als Dat Is Juist De Pest, Op De
Tandem Naar Marokko, Lijpe Harrie en een enkele Dylan cover. Dat die
singles geen hits werden, lag volgens Armand trouwens aan Hilversum,
die in totaal zo'n eenderde van z'n oeuvre geweigerd hebben te draaien.
Zelf noemt ie het geboycot krijgen van platen 'een specialiteit' (en
waar een boycot in Engeland een garantie voor een nr. 1 hit was (Sex
Pistols' God Save The Queen, Frankie Goes To Hollywood's Relax), in
Nederland betekende dit gewoon: géén hit).
Na afloop wist ik het zeker: ik wilde es een leuke verzamelaar van
Armand hebben. Hoort bij de opvoeding, als Eindhovenaar zijnde. Van de
Singles A's & B's (een serie uitgaven van het Nederlands
popinstituut waarbij oude singles uit de vergetelheid worden gehaald)
hadden ze in de bieb al een exemplaar en dat leek me wel wat. Drie cd's
met a en b kantjes van alle singles, plus nog wat albumtracks (van zo'n
negen minuten) en wat 'rarities.' Is dat niet een beetje veel van het
goede (en vooral ook slechte)? Ach. Een beetje wel. Maar je kan beter
óvercompleet zijn dan euh... helemaal niet compleet. En okee,
niet
alles is inderdaad even sterk. Vooral de eerste singles zijn erg goed.
Liedjes als Wat Het Klootjesvolk Wil Weten, Een Van Hen Ben Ik en
natuurlijk Ben Ik Te Min zijn erg leuk en goed. Een b-kantje als
Vrijgezel is meer een vervelende klaagzang over een jongen die de
toekomst maar somber inziet en covers van Peter Sarstedt (Waar Wil Je
Heengaan M'n Liefste, Armand was er zelf ook niet gelukkig mee, maar
werd ertoe gedwongen door producer Peter Koelewijn) voegen niet veel
toe. Wel aardig is weer het ronduit cynische Je Broer Wordt Ook
Soldaat. Als er es een body bag terugkomt uit Uruzgan is dat
een aardig plaatje om weer es te draaien (al zal het niet gebeuren,
indertijd werd het singletje ook al geboycot door de schijterige
media).
Pas op cd 2 komt de klad erin; dan worden oude hits nog eens opgenomen,
wat dan weer geen hitsucces, maar wel de nodige belangstelling
oplevert. De echte pareltjes zijn dan moeilijk te vinden, Vrijheid, De
Plantagewerker en Een Beetje Vriendelijkheid zijn enkele hoogtepunten.
Op cd 3 staat nog het anti-kernwapenlied (natuurlijk deed ook Armand
begin jaren tachtig een duit in het zakje) Liever Een Rus (In De Keuken
Dan Een Raket In De Tuin) en Ben Ik Te Min - the sequel, ook wel bekend
als Nog Steeds Te Min. Erg goed is weer Fuck The Blues, wat Armand zelf
ook een heel grappig liedje vindt want 'driekwart van mijn nummers is
over een bluesschema gecomponeerd,' grinnikte hij nog op Folkwoods. En
vooruit, nóg een versie van Ben Ik Te Min, nu met ska-band Let's
Quit.
Die 'rarities' aan het einde zijn inmiddels wel wat teveel van het
goede, maar altijd leuk om te hebben.
Die Popinstituut uitgaven zijn overigens zeker aan te raden; in het
verleden verschenen al heel aardige verzamelaars met alle a en b
kantjes van groepen als Cuby & The Blizzards, The Outsiders of Q65.
Van Peter Koelewijn & Z'n Rockets werd een Singles A's &
Rarities uitgebracht - veel b-kantjes ontbreken hier jammer genoeg.
Zouden er de komende tijd nog meer leuke Popinstituut verzamelaars
uitkomen? Om even in de Eindhovense scene te blijven, Guidje heeft wel
behoefte aan een 'Singles A's & B's' van Lenny Kuhr. Met De
Troubadour (en de Rinus Michels variant De Generaal), Visite en Maar
Ja. He ja. Léuk.
(12 oktober 2006)
Veruit de mafste band van Folkwoods 2008 was het Belgische Ballroomquartet. Ik kan het achteraf het beste omschrijven als 'folkpostrock' of 'postfolkrock', vooraf kwam ik niet verder dan 'een eclectisch geluid dat zowel dromerig als dansbaar is' (een beschrijving die achteraf overigens ook zeer juist gebleken is en die zelfs zo accuraat is dat ik me afvraag hoe ik erop gekomen ben; vermoedelijk rechtstreeks uit hun eigen bio overgenomen). Hoopgevender is het dat afgezien van die paar folkies die na twee nummers verschrikt wegrenden, het merendeel gefascineerd bleef luisteren.
Dat is wel eens anders
geweest. In 2005 stond het Oostenrijkse en knotsgekke Attwenger
op het podium. Het was zaterdagavond laat alvorens deze twee malloten
het podium beklommen: één dikkige, kleine man met een
accordeon voor
z'n buik en een lange slungel die achter een vrij Spartaans uitgeruste
drumkit plaats nam. Naast hem stond een MD-speler met ernaast een bakje
minidisks. Geen idee wat dit moest worden, maar het werd al snel
duidelijk.
De drummer deed een MD'tje in de speler waarop vaak
niet meer stond dan een simpele drumloop of een ander soort ritme. Hij
mompelde er vervolgens in onverstaanbaar Oostenrijks dialect een soort
van aankondiging overheen, waarna hij mondharp ging spelen en z'n
kompaan er op de accordeon ook wat melodietjes uitperste. Het was
helemaal geweldig (naar mijn idee dan), nummers waren 'zowel dromerig
als dansbaar' en duurden soms langer dan een kwartier (en dat zonder
maar een moment te vervelen), maar het overgrote deel van de folkies
stond elkaar verschrikt aan te staren, alsof ze wilden zeggen: 'moet
hier nu een bourree, een mazurka of een hantendro op gedanst worden?'
Dat onbegrip was duidelijk wederzijds, de drummer deed gewoon z'n
standaardact met mondharp/MD-speler/drumsetje, de accordeonist stond
tussen de nummers door verschrikt naar het publiek te kijken ('waar ben
ik nu in godsnaam aanbeland?!').
Misschien had je erbij
moeten zijn, maar ik was helemaal verkocht. Een week later stond het
duo ook nog op Lowlands en in de tussenliggende tijd spamde ik geregeld
3FM, als je verzoekjes in mocht dienen van acts die in Biddinghuizen op
zouden treden. Natuurlijk draaiden die Attwenger niet (veel te maf en
radio-onvriendelijk), ze zullen er zelfs nog nooit van gehoord hebben.
Op Lowlands speelde Attwenger op de vrijdagmiddag en daardoor was de
magie al meteen een stuk minder. Natuurlijk, het was nog steeds leuk,
maar wat niet bepaald hielp was de vrij lege tent, afgezien van die
twee meisjes die met een Oostenrijkse vlag stonden te zwaaien, zo vlak
voor het podium. Zozo, meegereisde groupies.
Ik wilde er een cd'tje
van, maar zoals bij zoveel Folkwoods acts bleek daar totaal niet aan te
komen. En natuurlijk werd er na afloop van het concert niks verkocht
(later hoorde ik van de organisatie dat ze onmogelijk waren geweest.
Een vriendin van de organisatie wilde ze best even naar Eindhoven
brengen (wilden ze graag heen), even later wilden ze toch naar
Amsterdam, er kwam geen stom woord uit en als ze iets zeiden, waren ze
enkel aan het mopperen, waarmee de blik van de
accordeonist op het podium wel verklaard werd). Een paar maanden later
ging een vriend van me voor z'n studie naar Oostenrijk. Ik had
inmiddels op internet wel diverse loftuigingen gelezen (eindelijk
medestanders!) zoals 'de Oostenrijkse Pogues', 'de Alpunks', 'ook John
Peel is fan' of 'net zo eigenzinnig als Kraftwerk' en vroeg of hij
wellicht een cd'tje mee kon nemen. Doe dan maar Song, daar zou in elk
geval het ook op Folkwoods gespeelde Wama Liaba (Weama Song) op staan.
Een studente aldaar nam de vriend mee naar een platenzaak en wist te
melden dat het duo in Oostenrijk heel beroemd is en dat het uitermate
vrijgevochten types uit de alternatieve krakersscene zouden zijn. En ze
maken tevens films. Hoe een mens zich kan vergissen op louter
uiterlijk: vooral die accordeonist leek rechtstreeks uit Oberammergau
(ook al ligt dat in Duitsland) overgevlogen, alleen het Alpenhoedje en
de lederhosen ontbraken nog.
Wama Liaba (Weama Song)
was en is geweldig. Opgebouwd rond het gejengel van een mondharp komen
er achtereenvolgens een drumloop, een accordeonist en wat
onverstaanbare zang bij. En dat duurt dan ook nog eens een dik
kwartier. Je kan er onmogelijk op stil blijven zitten en het ritme
heeft nog het meest weg van een soort triphop. Of is het hiphop? Geen
idee waar het over
gaat, maar het gaat om de sfeer. Het tweede nummer Ged Wer is net
zoiets, maar net iets minder pakkend. De eerlijkheid gebiedt me te
zeggen dat ik nooit veel verder heb geluisterd, ik was (en ben nog
steeds) gefascineerd door dat eerste (briljante) nummer. Het
ultrakorte, zes seconden durende Es Gibt Wiederholungen is toch vrij
overbodig.
Attwenger maakt nog
steeds muziek. Nog altijd op het alternatieve Duitse Trikont label en
nog steeds knotsgek. Bij een cd uit 2005 weet allmusic.com te melden
dat de cd per abuis bij een kenner van Duitstalige muziek terecht was
gekomen en die had het schijfje meteen doorgestuurd naar een dance
liefhebber. Die was er helemaal weg van, sterker nog, zelfs zijn hond
vond het fantastisch.
(12 augustus 2008)
The Bad
Shepherds - Yan, Tyan, Tethera, Methera!
(Monsoon Music)
Als je - zoals ik - een
aantal jaren het programmaboekje van Folkwoods mag schrijven, kom je
soms bands op het spoor die je anders misschien gemist zou hebben. Hoe
de organisatie van het festival bijvoorbeeld dit fenomeen op het spoor
was gekomen: geen idee. Maar The Bad Shepherds is een door Adrian
Edmondson (comedian, bekend als Vyvyan Basterd uit The Young Ones of
Eddie Hitler uit Bottom, tevens de echtgenoot van Jennifer 'Absolutely
Fabulous' Saunders) bijelkaar gezochte groep. Zijn doel? Punksongs naar
een folkversie vertalen. Vooruit, het zijn niet enkel folksongs, zo is
er ook ruimte voor wat new wave klassiekers als Once In A Lifetime van
de Talking Heads, The Model van Kraftwerk of Rise van P.i.L. (weliswaar
een project van Johnny Rotten, maar je kan P.i.L. met goed fatsoen niet
meer tot de punk rekenen). Enfin, ik werd nieuwsgierig en kreeg de
mogelijk geboden om met Edmondson te kletsen, voor het programmaboekje
(elk jaar licht ik een aantal artiesten extra uit middels een
interview. Dat ik dit keer Een Beroemdheid mocht spreken, was een kans
die ik me niet liet ontglippen). Ik maakte er daarom ook maar meteen
een
interview voor KindaMuzik
van.
Want er zit natuurlijk
ironie in dit project: Edmondson speelde in The Young Ones de rol van
punker (zelfs eentje met
groene spikes), de punk was - door het vernietigende en nihilistische
karakter - een tegenhanger van die brave folkies met hun love and peace, en veegde heel de
folkscene plat. Aldus de muziekgeschiedenisboekjes. Dat folk werd
weggevaagd door de punkers was ook een beetje de schuld van de
folkmuzikanten, vindt Edmondson, die waren veel te protectionistisch en
sektarisch ingesteld (hij heeft het niet voor niets over folknazi's).
Maar hij meende het wel degelijk serieus, zo benadrukte Edmondson. Want
als
kind was hij wel helemaal gek van folkmuziek en kon hij bands als
Fairport Convention en Lindisfarne wel degelijk waarderen. Maar ja, de
punk was voor een puber eind jaren zeventig nu eenmaal veel
opwindender. Nu, zo'n slordige dertig jaar
later, vond hij het tijd geworden om die oude punksongs op een
folkmanier te gaan spelen. Ten eerste omdat ze geweldig op mandoline
klinken en ten tweede omdat het fantastische songs zijn. Edmondson
benadrukte het nogmaals, dit zijn goede nummers die het verdienen om
van
generatie op generatie te worden doorgegeven, als ware het folksongs.
Het was een leuk
interview, al hoopte ik er nog even op dat ik voordat ik Edmondson zou
spreken, eerst mw. Saunders aan de telefoon zou hebben gekregen.
Helaas, die pret werd me niet gegund. Maar mijn gesprekspartner bleek
erg serieus, met af en toe een leuke kwinkslag tussendoor. Zo meende
hij
te weten dat 70% van de bezoekers voor hem komt. 20% komt voor de
punkmuziek en 10% voor de folk. Maar na afloop is iedereen het meest
weg van de folkmuziek. Dat zal best, want het live concert, anderhalve
maand later op Folkwoods, was geweldig. Het is mooi om te merken dat
songs als Down At The Tube Station At Midnight (The Jam) en Up The
Junction (Squeeze) op deze manier een tweede leven krijgen. In
Nederland zijn beide songs altijd vrij onbekend gebleven en als je nu
naar de tekst luistert, merk je pas hoe mooi en gevoelig die is. Dat
had je niet achter die punkers gezocht. Goed, niet alles werkte, zo
kwam
het zinnetje 'anger is an energy'
(uit Rise) wel wat kneuterig over, als het lieflijk wordt gezongen met
een viool op de achtergrond. Maar meestal stond je verbaasd te
luisteren, om dan na een lang intro toch ineens Once In A Lifetime te
ontwaren of London Calling te herkennen.
Het grappige is dat er
soms ook traditionals door de muziek heen zijn gewerkt. Tijdens het
live concert vroeg een bezoeker aan me of ie nu echt Mountain Road
gemixt met God Save The Queen hoorde. En even later hoorden de
toeschouwers Teenage Kicks (Undertones) overgaan in Whisky In The Jar.
Die
combinatie is volstrekt natuurlijk. Net als die reel die halverwege het concert
wordt gespeeld en Yan, Tyan, Tethera, Methera! (volgens Edmondson
zouden de Ramones zo hebben afgeteld als ze uit Cumbria waren gekomen)
heet. Hij had ook niet voor niets een geweldige groep folkmuzikanten om
hem heen verzameld: Maartin Allcock speelde bij de Fairport Convention
(al was dat niet tijdens de succesvolle periode uit de jaren zeventig)
en doedelzakspeler Troy Donockley treedt regelmatig op met Nightwish.
Maar zelfs die geweldige muzikanten moesten toegeven niet elk nummer te
kunnen 'verfolken.' Want volgens Edmondson was het tot op heden niet
gelukt om een song van de Buzzcocks te spelen. En ook Ghost Town van de
Specials was nog niet gelukt.
Ik had na afloop graag
direct een cd'tje gekocht, maar de band was uitverkocht. Zelf grapten
ze dat
het kwam doordat ze low budget vlogen en ze enkel één
onderbroek mee
mochten nemen die ze ook nog es met z'n vieren moesten delen, maar het
ware verhaal is dat ze rechtstreeks waren doorgereisd van een ander
festival waar ze volledig door hun collectie heen waren gegaan. Die cd
moest ik dan maar na afloop via de site bestellen. Afrekenen mocht bij
meneer en mevrouw Monsoon, de cd is uitgebracht op het label
Monsoon Music. Voor de kenner.
(4 september 2009)
Maar verdikkeme, dat album was écht goed. En dat is het - na veelvuldig draaien - nog steeds. Is There A Ghost had ik wat veel bij de radio gedraaid en sloeg ik voor de zekerheid de eerste tijd maar even over. Bleek tweede track Ode To LRC eigenlijk nog veel fijner te zijn. Harde gitaren, vette indierock met een heel erg lekker, verrassend ritme. Het nummer groeide al vrij snel uit tot m'n ultieme favoriet op het album. Een album dat verder nog veel meer moois te bieden heeft; No One's Gonna Love You is een mooie ballad, Detlef Schrempf is een ode aan de basketballer met dezelfde naam, The General Specific leunt qua muziek net wat meer tegen americana aan. Islands On The Coast en Cigarettes, Wedding Bands hebben dan weer fijn door galopperende indierock waar je – eenmaal op je fietsje zittend – lekker hard van gaat trappen. Maar het is vooral die mix van enerzijds indierock en aan de andere kant wat bedaardere americana die zo prettig is. En daar komt dan de hoge zang van zanger Ben Bridwell bij, die meer dan eens wordt vergeleken met Neil Young (die vergelijking is mij iets te makkelijk; het is net zo makkelijk als elke rockzanger die een beetje gevoelige muziek maakt en soms met falsetstem zingt, te vergelijken met Thom Yorke en Jeff Buckley (wat groepen en artiesten als Coldplay, Novastar en Starsailor rond de eeuwwisseling overkwam)).
Waar het dan wel op lijkt? Ergens klinkt Band Of Horses best wel emo. Er ligt veel dramatiek in de muziek en de stem van Bridwell. Het klinkt allemaal bij vlagen best desolaat en apocalyptisch, zeker als langzame coupletten worden afgewisseld met hardere refreinen. Wel een prettig soort emo; niet die drama queens die populair zijn bij zichzelf iets te serieus nemende pubers die het hele wereldleed met zich mee torsen. En ook niet die nep-emo à la Tokio Hotel. Eerder een beetje à la Panic At The Disco of Sunny Day Real Estate. En okee, die hard/zacht dynamiek die door de groep zo handig wordt toegepast is weliswaar niet nieuw te noemen, het klinkt wel erg lekker. Het is niet voor niets dat twee grote Amerikaanse rockgroepen er groot mee zijn geworden (Boston, Nirvana). Dat hard/zacht trucje wordt op Cease To Begin al een stuk minder (extreem) toegepast dan op voorganger (en debuutplaat) Everything All The Same. Maar daar wordt het wel meteen in het beste nummer van die plaat grandioos gebruikt/misbruikt. The Funeral is het pièce de resistance op het debuut, een zwaar aangezette, dramatische song dat qua structuur bijna naar progrock neigt. Het moment van de door overdubs bijna etherisch klinkende 'oeohoes,' vlak voordat de beuk erin gaat, is geweldig. En dan wordt dit geweldige nummer ook nog es gebruikt als begeleidingsmuziek van een wel heel erg cool fietsfilmpje op Joetjoep.
Ik miste de hype rond Band Of Horses dus (want een hype was het - gezien de hoge uitleencijfers bij de bieb - wel), maar op die manier gaat het, als je dat later in wilt halen, om de muziek. En die is fijn. En misschien is het ook wat minder druk als komend jaar album nr. 3 verschijnt en de groep weer op tournee gaat. Althans, dat hoop ik. Band Of Horses op Pinkpop? Lowlands?
(19 december 2009)Belle &
Sebastian
- The Life Pursuit
(Rough Trade)
Het was omstreeks het
jaar 2000 dat ik voor het eerst de naam Belle & Sebastian oppikte.
In die tijd had de BBC nog een Teletekst pagina waarop verschillende
muziekfreaks en snobs elkaar voor rotte vis uitscholden omdat de ene
zichzelf nóg alternatiever of cooler vond dan de ander. Oasis,
dat
waren
sell outs en Blur was veel alternatiever en vernieuwender en de
eerste Travis was veel beter dan die tweede, etc. etc. Enfin, daar las
ik dat Catatonia (indertijd zijn favoriete bandje, in Nederland hebben
ze nauwelijks voet aan de grond gekregen. Toen de groep in september
2001 uit elkaar ging, was Guidje daar nog het meest van van slag)
totaal niet indie was. Neej, Belle & Sebastian, díe waren
pas
indie.
Huh? Indie? Wasda? Ik - op dat moment nog een groentje in de
alternatieve muziek, maar wel stiknieuwsgierig - had geen idee. Indie,
zou dat van India komen? Muziek met sitars en allerlei Indiase
invloeden? Kula Shaker was ook indie en dat klonk vaak ietwat oosters.
En leuk! Maar ik had geen idee en het leek me derhalve het beste maar
es een mp3'tje te downloaden. Via Napster (ach ja, die goeie ouwe...)
kwam ik wat tegen. Legal Man heette het ding. Duurde ook lekker kort
(tweeëneenhalve minuut, zo hoort het, als je meer dan drie minuten
nodig hebt om je punt te maken dan ben ik weg, ik ben nu eenmaal snel
verveeld), dus bovendien zo binnen via de kersvers aangesloten
kabelverbinding.
En verrek, dat ding klonk verrekte oosters. Leuke muziek was dat! Met
sitar, lekker dansbaar ook, grappige koortjes, nogal sixties, nouja,
eigenlijk perfecte popmuziek. Maar es wat meer downloaden dan. En zo
kwam ik aan Judy Is A Dick Slap (ja ze kunnen er wat van met die
titels) en Winter Wooskie, de andere nummers die (toevallig) op
hetzelfde EP'tje als Legal Man stonden. Die klonken totaal niet oosters
en het duurde niet lang meer voordat ik eindelijk begreep dat indie
stond voor independent. Een compleet loze term, want het betekende
eigenlijk dat de muziek op kleine labeltjes werd uitgebracht (de Britse
hitlijsten hanteren naast de gangbare Top 40 ook enkele specifieke
hitlijsten zoals de Dance Top 40 en de Indie Top 40. In die lijst staan
alle singles van 'onafhankelijke' platenlabeltjes, maar dat is zeer
breed: Bob de Bouwer is bijvoorbeeld ook op een klein labeltje
uitgebracht, evenals DJ Tiësto).
Maar het belangrijkste van heel deze zoekactie was dat ik een nieuw
bandje ontdekt had waar ik weer es helemaal voor kon gaan. Ik kocht al
snel de Legal Man EP in de enige platenzaak die zoiets - vrij obscuurs
- zou hebben en vond vervolgens de drie eerste EP'tjes bij een andere
zaak. Dit werd feest en ik zocht alle leuke plaatjes van de groep die
ie kon krijgen (wat gelukkig zo'n beetje alles was dat ze ooit hadden
uitgebracht). Via een vriendelijke medewerkster van één
van die
platenzaken kwam ik zelfs nog aan de bootleg The Black Sessions,
opgenomen in Frankrijk met o.a. Poupée de Cire, Poupée de
Son (France
Gall won er in 1965 namens Luxemburg het Eurovisie Songfestival mee) en
toen ik enkele jaren geleden op de zaterdag daar binnen liep in de hoop
dat ze de nieuwste cd (toen Dear Catastrophe Waitress) hadden, hoefde
ik niet eens te zoeken; hij was al apart gelegd.
Ja, je bent een freak of je bent het niet. Toen de voorverkoop voor het
- inmiddels legendarische - concert in de Utrechtse Vredenburg begon,
stond ik om exact 10.00 uur bij de VVV. De verkoopster aldaar bleef op
'Enter' drukken om de lijst met concerten te verversen en zogauw 'Belle
& Sebastian' in het beeldscherm verscheen, klikte ze meteen. Zo!
Die zijn binnen. En toen het concert uiteindelijk daar was, stond ik
helemaal vooraan en had ik de avond van m'n leven. Fijne band.
Meesterlijk optreden.
Afgelopen donderdag verscheen de nieuwste cd. En weer snelde ik naar de
platenzaak (een andere, de zaak waar ik eerst al m'n Belle &
Sebastian memorabilia bestelde, is door een andere eigenaar overgenomen
en daar is het personeel niet heel erg op vooruitgegaan) en ik had
mazzel: de nieuwste cd, in 'limited edition' met bonus dvd'tje met
daarop een alleraardigst mini-concert voor de BBC van Schotland. De cd
is al zes dagen de speler niet uitgeweest. Nouja, hij komt er af en toe
uit om in een andere speler (de discman bijvoorbeeld) te stoppen, maar
hij staat op repeat en/of non-stop. Want als iets de vrolijkheid, het
zomerse in Huize Guidje tot bloei weet te brengen, dan is het wel deze
muziek. Lekker. Heel lekker.
We schrijven februari 2006 en er zijn al twee briljante platen gespot.
Mijn God, wat belooft dat nog voor de rest van het jaar?!
(15 februari 2006)
2007 is het jaar van de
canon. Het werd al elders
opgemerkt, maar er wordt wat terug geblikt op de eigen cultuur, of naar
de muziekontwikkeling van de afgelopen decennia. Voor de
'appeltjesgroene muur' - een begrip in de Eindhovense bieb - stelde ik
afgelopen maand een mooie selectie samen: op de bovenste rail plaatste
ik legendarische albums uit 1967 (wat mij betreft het annus mirabilis
van de popmuziek met Sgt. Pepper's (Beatles), The Piper at The Gates of
Dawn (Pink Floyd), The Doors, Disraeli Gears (Cream); zelfs Nederland
deed daaraan mee met Bo de Gro's Voor de Overlevenden), op die
daaronder platen uit 1977 (The Clash, Never Mind The Bollocks (Sex
Pistols), My Aim is True (Elvis Costello), Transeurope Express
(Kraftwerk), Low (David Bowie)), daaronder kwamen weer werkjes uit 1987
(Strangeways, Here We Come (The Smiths), Diesel and Dust (Midnight
Oil), Tunnel of Love (Bruce Springsteen)) en op de onderste rail albums
uit 1997 (Urban Hymns (The Verve), Homework (Daft Punk), Come To Daddy
EP (Aphex Twin). (Waarmee ook ik toe moet geven dat 1987 en 1997 wat
minder sterk zijn.)
Goed. Ik richtte die boel in en kwam een hoop leuke albums tegen. Zelfs
in 1977 (ik hou niet zo van albums uit de jaren zeventig) is er verdomd
goeie muziek gemaakt. Mag ook wel; het is toch het jaar van de punk
(niet voor niets noemde de Noord-Ierse rockgroep Ash hun full length
debuut '1977'). Afgelopen week leende ik maar es Low, dat volgens
kenners wordt gezien als dé David Bowie plaat, bij de bieb. Die
stond
daar maar tegen de appeltjesgroene muur (blijkbaar zijn de
Eindhovenaren niet zo geïnteresseerd in dit meesterwerkje, jammer)
en
het moest maar es gehoord worden. Toch een klassieker, nietwaar? Uit
het jaar dat David Bowie maar liefst twee albums opnam met Brian Eno
(de andere was 'Heroes', twee jaar later zou Lodger de Berlijn trilogie
completeren) en ook nog Iggy Pop begeleidde die dat jaar eveneens in
Berlijn twee albums opnam en daarmee zijn carrière weer op de
rails
kreeg.
Tja, Bowie was lekker druk bezig. Naar het schijnt was hij niet op z'n
gelukkigst toen hij Low opnam (geen wonder dat m'n eerste - depressieve
- vriendinnetje fan was van Bowie). Net gevlucht uit Los Angeles (later
noemde hij het een smerige stad die zo snel mogelijk van de aardbodem
zou moeten verdwijnen) vond hij in het door een hoge muur doorsneden
Berlijn voldoende inspiratie voor een nieuwe plaat. En Brian Eno bleek
de perfecte hulp voor Bowie's naargeestige visie op de wereld anno
1977. Hij was trouwens ook nog depressief, wat hij later als verklaring
aanvoerde voor het gebrek aan teksten op de plaat: 'ik had er gewoon de
energie niet voor.' Ah. Het is een goede verklaring voor de nerveuze en
ietwat schetsmatige eerste helft met korte rocknummers met op de
achtergrond de (nooit irritante) synthesizers van producer Brian Eno.
De track Breaking Glass werd later geparodieerd door pubrocker Nick
Lowe (I Love the Sound of Breaking Glass). Single Sound and Vision
schopt het in Nederland zelfs tot de tweede plaats in de Top 40 en is
nog altijd terug te vinden in de Top 2000. En voor de rest is die
A-kant nog wel vrij toegankelijk, ook al verkocht het album indertijd
matig en waren de recensies niet al te positief.
Op de B-kant gingen echter alle remmen los. Daar werd nog nauwelijks op
gezongen en was de invloed van Brian Eno veel groter. Alleen het aantal
tracks is al veelzeggend: op de A-kant maar liefst zeven nummers, op de
andere kant slechts vier tracks. En de openingstrack was het lange,
slepende Warszawa. Geïnspireerd op de Poolse hoofdstad. Een bizar
nummer, wat volgens Bowie en Eno de ijzige sfeer in het Oostblok
weergaf. Ik vind dat nummer eigenlijk niet eens zo ijzig, eerder
vervreemdend en melancholiek. (Ik heb de koude oorlog en de tijd van
het ijzeren gordijn dan ook nauwelijks meegemaakt. In 1989 ging ik op
vakantie naar Denemarken en onderweg werd er overnacht in Hamburg. Mijn
vader haalde een avondje door met de eigenaar van het hotel en die kon
de Oosteuropese TV ontvangen. En deelde 'm mee dat die muur binnen een
paar maanden wel zou vallen. Voor de rest ken ik de scheiding tussen
'west' en 'oost' enkel uit films, zoals recentelijk Das Leben der
Anderen, maar ook dat is - ondanks de thematiek - een film met een
uiteindelijk positieve boodschap.)
Eerlijk gezegd is Warszawa het hoogtepunt van die tweede plaatkant,
want de rest haalt dat niveau niet. Maar wel mooi dat je met een LP nog
eens goed onderscheid kon maken met wat je op de ene kant zette en wat
op de andere kant. Low werd mede door deze track een klassieker
én het
was de inspiratiebron voor de postpunk generatie; Joy Division heette
eerst Warsaw en bracht onder die naam een plaat uit die tegenwoordig
nog als bootleg te verkrijgen is. Waarmee de postpunk (denk ook aan
bijvoorbeeld het album Talking Heads: 77) al goed en wel begonnen was
in hét punkjaar.
Da's pas ironie.
(12 oktober 2007)
Kate Bush - Hounds
Of Love
(EMI)
Het had even geduurd
voordat Kate Bush met Hounds Of Love op de proppen kwam. Ruim drie jaar
om precies te zijn. Okee, dat is geen eeuwigheid, maar de eerste vier
studio-albums (die ene live LP, van de enige tour die ze ooit ondernam,
zullen we even buiten beschouwing laten) waren in een periode van vijf
jaar verschenen. Die hadden wel een ongekend talent laten zien, vooral
debuut The Kick Inside was ingeslagen als bom, met zulke kleine liedjes
als The Man With The Child In His Eyes, de klassieker Wuthering Heights
(naar Brontë's boek met dezelfde titel) en een nummer over het
vrouwelijk orgasme (Strange Phenomena). Geen wonder dat het grote
publiek veel van haar verwachtte. De latere platen lieten echter -
naast de toegankelijke 'hits' zoals Babooshka, Army Dreamers en In
Search Of Peter Pan - ook een zangeres zien die het experiment niet
schuwde. Alleen, niet iedereen kon haar in die experimenteerdrift
volgen, steeds kleinere hits en een bijna geflopt album, The Dreaming
(1982) tot gevolg, ook al werden er nog vijf singles van getrokken.
Bush trok zich terug in
haar huis en haar zelfgebouwde studio voor de opvolger. Teleurgesteld
en kluizenaar als ze is, werd er drie jaar niks van Bush vernomen. Er
deden zich steeds wildere verhalen de ronde, zo zou ze enorm dik
geworden zijn. Maar niets was minder waar; ze was enkel 'op haar eigen
tempo' aan de slag gegaan en toen uiteindelijk eerste single Running Up
That Hill verscheen (eigenlijk heette het A Deal With God, maar dat
leek de Amerikaanse afdeling van EMI niet zo'n verstandige titel) en ze
promotie ging doen. Hier stond een zelfverzekerde en nog altijd
bloedmooie vrouw die een waanzinnig album had gemaakt met een even
waanzinnige productie. Dit alles was niet in het minst te danken aan de
toen peperdure Fairlight synthesizer die een groots geluid wist te
produceren, precies wat ze had gewild. En Bush was zich bewust geweest
van de weinig toegankelijke voorganger waarmee ze zich van haar publiek
had vervreemd. In interviews gaf ze toe dat het haar 'ze is gek
geworden, ze weet niet meer wat ze doet' album was en om haar
platenmaatschappij tevreden te stellen had ze niet al te moeilijk
gedaan toen die de titel van de eerste single toch liever iets minder
blasfemisch zagen.
Hounds Of Love ademde
in alles een magnum opus uit. Het was een concept album: kant A kreeg
als titel Hounds Of Love mee en telde de vijf toegankelijkste songs. De
vier singles van het album werden ook uit dit vijftal gekozen: het
eerder genoemde Running Up That Hill, Cloudbusting (met een memorabele
clip waarin Donald Sutherland en een als jongetje verklede Bush
speelden), Hounds Of Love (wat mij betreft een nummer met
één van de
mooist denkbare teksten, over iemand die bang is verliefd te worden en
altijd blijft wegrennen voor 'de honden der liefde,' dit alles verbeeld
in prachtige en herkenbare metaforen. Geen kattenpis voor een popsong
van amper drie minuten) en The Big Sky. Maar dan hadden de luisteraar
kant B nog niet gehoord, gebaseerd op het gedicht The Ninth Wave van
Tennyson. Hier was de experimentele Bush te horen en die deed op deze
plaatkant geen concessies; Waking The Witch en Hello Earth zijn
gecompliceerd en de eerste is deels onbeluisterbaar. Jig Of Life is dan
weer bijna traditionele Ierse folk. Ook de muzikanten die ze om zich
heen had verzameld, waren de top van dat moment: zo speelde Youth,
bassist in het altijd gezellige Killing Joke mee, maar ook klassiek
gitarist John Williams.
Eigenlijk had The
Dreaming alle elementen dat de Hounds Of Love ook al had. Experimentele
songs, een paar toegankelijkere nummers. Maar wat The Dreaming
níet
had, was een grootste productie om dat alles te ondersteunen. Het
gevolg: een album dat in al z'n ambitie wilde klinken als een
kathedraal, maar productioneel nog ergens in de jaren zeventig rond
hing. Alleen eerste single Sat In Your Lap was redelijk overgekomen. Ik
denk dat Bush met Hounds Of Love vooral haar artistieke statement heeft
willen
maken.
Een statement dat nog steeds hoog wordt aangeslagen; Hounds Of Love
eindigt nog steeds hoog in lijstjes met 'Beste Platen van de Jaren 80'
of in lijstjes met 'Beste Platen Aller Tijden.' En, ook bijzonder,
jaren later klinkt het nog altijd geweldig, ook al is de productie
misschien wat gedateerd gaan klinken. De mythische status van het album
werd nog verder onderstreept toen The Futureheads, één
van de vele
bandjes die in de punkfunkhype van begin deze eeuw boven kwam drijven,
een cover van Hounds Of Love opnam. Het werd een grotere hit dan Bush's
origineel, werd pardoes door NME uitgeroepen tot hét punkfunk
nummer
van de jaren nul en eindigde daarmee boven werk van bijvoorbeeld Franz
Ferdinand.
Na Hounds Of Love
verschenen er nog enkele albums en er was dat memorabele en
deprimerende duet met Peter Gabriel,
Don't Give Up, maar na 1993 werd het weer stil. En
dit keer werd het veel langer stil, totdat in 2005 Aerial verscheen.
Opnieuw een concept album, ditmaal bestaande uit twee cd's. Ook dat is
een
prachtig album, maar van Bushs belofte dat een nieuw album misschien
niet langer dan een jaar op zich zou laten wachten, is niets terecht
gekomen. Er is nog altijd geen datum bekend waarop nieuw werk zou
moeten verschijnen. Jammer.
(9 augustus 2009)
Johnny Cash -
American VI: Ain't No Grave
(American Recordings)
Ooit gaan popsterren in van het kaliber – pak 'm beet – Paul McCartney of Neil Young hun laatste plaat maken. Een collectie nummers waar de dood wel heel nabij is. Er zijn er al een aantal gemaakt. Dylans Time Out Of Mind was een duister album met naast de klassieker Make You Feel My Love het inktzwarte Not Dark Yet. Het klonk met als zinsnede 'it's not dark yet, but it's getting there' al vrij omineus, ook al is Dylan vandaag de dag nog alive and kicking. En Leonard Cohen kon al nooit zingen, op de laatste albums komt hij niet verder dan licht fluisteren. Er is een album van de Amerikaanse zanger Warren Zevon die bij de opnames wist dat hij niet lang meer te leven had. Hij nam met bevriende muzikanten een cover op van Dylans Knockin' On Heaven’s Door en voegde aan de tekst het bijna larmoyante 'open up, open up' toe. Het album kwam twee weken na zijn dood uit. Het kan niet anders of de komende jaren gaan er een hoop van dit soort platen aankomen. De echt grote sterren uit de jaren zestig en zeventig zitten vlak bij of al over hun pensioengerechtigde leeftijd. En er zijn natuurlijk die albums die na de dood van de betreffende artiest zijn samengesteld. Er worden nog altijd opgewarmde kliekjes van Nirvana, Jeff Buckley of Eva Cassidy gevonden, die dan als 'nieuw album' uit worden gebracht. De kwaliteit is (eufemistisch uitgedrukt) wisselend.
Met Johnny Cash zit dat in die zin iets anders. Hij maakte in de jaren negentig een geweldige comeback door het beeld van 'the man in black' te cultiveren en met sobere begeleiding traditionals, eigen composities maar vooral veel covers te zingen. En in die coverkeuze zat de verrassing én de kracht van het concept. Producer Rick Rubin kwam met The Mercy Seat (het origineel is van Nick Cave & The Bad Seeds), I Hung My Head (een heuse murder ballad van Sting), One (U2) en The Beast In Me (Nick Lowe) en als ultiem hoogtepunt Hurt. Dat laatste nummer heeft in het origineel nooit heel veel succes gehad. Niet vreemd, daarvoor is de industrial van Trent Reznor (Nine Inch Nails) toch iets te weinig toegankelijk voor een groot publiek. In de cover versie door Cash kreeg het nummer, door de gebroken zang, de steeds harder aangeslagen pianoklanken en de pathetische maar o zo mooie videoclip van Mark Romanek een enorm krachtige lading. Reznor zei na het horen van het nummer dat ie het 'kwijt' was geraakt aan Cash – zijn versie was veel mooier. De ironie is dat door Cashs versie Hurt veel bekender is geworden dan alle andere nummers van Nine Inch Nails bij elkaar. Toen Reznor op Glastonbury optrad, kreeg hij dan ook veel bijval uit het publiek toen hij juist Hurt speelde. Tegenwoordig staat het nummer zelfs bij de bovenste tweehonderd van de Top 2000.
De American Recordings serie van Johnny Cash oogstte veel bijval (waardoor er tot op heden zes delen zijn verschenen), maar een commercieel succes was het aanvankelijk niet. Pas deel V: A Hundred Highways, uitgebracht na de dood van de zanger, werd een bestseller en bereikte zelfs de eerste plaats in de Amerikaanse Billboard Hot 100. Wat ook meegespeeld zal hebben is de succesvolle film I Walk The Line, een biopic over de zanger. Cash moet enorm veel hebben opgenomen in de periode tot zijn dood, want er was sindsdien al een boxset uitgekomen onder de naam Unearthed en die bevatte outtakes van eerdere jaren én gospels die de diepgelovige Cash had opgenomen. Nu was er volgens Rubin nóg meer materiaal en zowaar, er zat een zesde album in. Goed, volgens de producer is de kluis met opnames nu dan ook écht leeg (hoewel Guidje het graag wil geloven, je wilt niet wéér Jeff Buckley-achtige praktijken dat er jaren na dato nog verzamelaars met outtakes en vage archiefopnamen van dubieuze kwaliteit uitkomen) en gezien de enorme output van Cash (elk moment dat z’n gezondheid het toeliet, zat hij in de opnamestudio) zou je nog veel meer opnames verwachten. Het mooie van dit deel zes, met de omineuze titel Ain't No Grave, is dat het in alles ook echt uitademt dat het een laatste album is.
De eerste track, de titelsong, is al meteen vintage American Recordings: Cash die moeizaam zingt dat 'ain't no grave can keep me down' met spaarzame percussie. Redemption Day van Sheryl Crow is in dezelfde stijl. Al eerder gehoord, maar op zich ook nu weer mooi. Maar daarna komen de echte hoogtepunten. Het anders toch zo kapot gezongen For The Good Times is zeer de moeite waard en het allerlaatste nummer dat Cash componeerde op een Bijbeltekst en de titel I Corinthians draagt is zeer mooi. Vervolgens Can't Help But Wonder Where I'm Bound, ook prachtig. En dan ben je al halverwege. Het moet gezegd worden, misschien is het allermooiste aan dit laatste Johnny Cash album dat het slechts tien nummers telt en amper een half uur duurt. Dat wekt in elk geval de suggestie dat alleen het allermooiste is uitgekozen. Het hoogtepunt is echter het allerlaatste liedje: Aloha Oe, een liedje dat is geschreven en gecomponeerd door de laatste koningin van Hawaii, koningin Lili'uokalani, lang nadat ze was afgezet als vorstin. Hier had ook een veel gemakkelijkere keuze kunnen staan, maar dit zo relaxte maar treurige liedje is uiterst origineel.
Het artwork is overigens ook spaarzaam. Slechts een paar foto's en een tracklisting. Op de hoes grijnst een jonge Johnny Cash je toe. Misschien is dat nog het verrassendste: om op de hoes van Cashs allerlaatste album de zanger als jong kereltje te zien. Ain't no Grave.
(20 maart 2010)
The Chills -
Heavenly Pop Hits: The Best Of
The Chills
(Flying Nun)
Over dat Nieuw-Zeeland niet de meest handige plek is om een
muzikale carrière van uit op te starten schreef ik al eens op
mijn
web-log. Het land
heeft vier miljoen inwoners (en dus nauwelijks een afzetmarkt van
betekenis),
de steden liggen vrij ver uit elkaar en de rest van de wereld ligt
helemaal
elders. Die groepen die uiteindelijk door wisten te breken, deden dit
door naar
Australië, de Verenigde Staten of Groot-Brittannië te
verkassen en
vanuit daar
verder te werken. Als je in Nieuw-Zeeland een bandje begint en je woont
ook nog
es in een afgelegen oord als Dunedin, dan is het natuurlijk nog eens
extra
lastig. Voordeel is wel dat in een universiteitsstadje altijd wel
belangstelling is voor wat tegendraadse gitaarmuziek en dat was dan ook
het
enige geluk dat Martin Phillips begin jaren tachtig had toen hij zijn
groep The
Chills oprichtte. Platenlabel Flying Nun (uit Christchurch) had
belangstelling
voor de groep, de radiostations in andere universiteitssteden waren ook
zeker
geïnteresseerd en toen de Britse DJ John Peel halverwege jaren
tachtig
de
single Pink Frost oppikte, was er niet meer aan te ontkomen: The Chills
zouden
wereldberoemd worden.
Het liep iets anders. Want dat The Chills vanuit een onherbergzaam oord
moesten
opereren was al een handicap, dat de drummer en mede-oprichter Martyn
Bull al
jong overleed aan leukemie deed de carrière van de groep ook
geen goed;
Phillips en Bull waren de drijvende krachten achter The Chills, nu
moest
Phillips de kar alleen trekken. Die wist telkens weer een mooi album of
briljante single te componeren, begeleid door een constant wisselende
line-up.
In het tekstboekje bij de Greatest Hits van The Chills staat een olijke
lijst
van alle ‘fasen’ van The Chills: elke keer met een andere
samenstelling. Tussen
1980 en 1992 waren er vijftien verschillende ‘fasen,’ de langste tijd
in
dezelfde bezetting was twee jaar: van juli 1988 tot juli 1990. Het
vaste
patroon bij The Chills was om eerst een aantal goede songs op te nemen
en uit
te brengen, op tournee te gaan, heel enthousiaste reacties te ontvangen
en bij
thuiskomst in Dunedin telkens weer twee bandleden te zien opstappen. Of
dat aan
de (al dan niet) onmogelijke frontman lag of dat de leden er niet tegen
konden telkens zo ver
op reis te gaan, vertelt de mare niet, maar het zet sowieso geen
zoden aan
de dijk.
Dat is onterecht en sneu. Een compilatie met de titel Heavenly Pop Hits
is vrij
aanmatigend, maar het klopt in dit geval wel degelijk. De titel
verwijst naar
de plaatopener, die Heavenly Pop Hit heet. Ik kende enkel Pink Frost,
een
naargeestig en vervreemdend nummer over een hoofdpersoon die droomt dat
z’n
vriendin overleden is. Het is tegendraads, verrassend en zorgde er voor
dat The
Chills tegenwoordig een belangrijke voetnoot in de muziekhistorie is.
Ik was in de
veronderstelling dat als dit dé hit van de groep was, dat de
rest van
de Best
Of nog veel vreemder zou moeten zijn (zeker gezien de andere bands op
het
Flying Nun label, maffe groepen met namen als de Tall Dwarfs, The
Jean-Paul
Sartre Experience, de Able Tasmans of de Straitjacket Fits), maar dat
bleek
geenszins het geval. Heavenly Pop Hits bevat inderdaad hemelse
popliedjes en
lijkt daarmee veel op het werk van groepen als Teenage Fanclub (uit
Schotland)
of de Go-Betweens (Australië), ook gitaargroepen met een paar
handen
vol aan briljante
popliedjes die net niet het succes wisten te behalen waar ze gezien hun
talent
zeker recht op hadden gehad. Liedjes als Doledrum, I Love My Leather
Jacket, Kaleidoscope World
en Double
Summer zijn prachtige gitaarliedjes en voor een groep met de bandnaam
The
Chills ook nog eens verrassend warmbloedig en opgewekt.
Volgens het boekje bij deze uit 1994 stammende compilatie zouden The
Chills in
1992 zijn opgedoekt. Dit nadat een bandbezetting met een paar
Amerikaanse leden
ook op niks was uitgelopen. Maar Martin Phillips blijft als eenling
doorgaan,
al is het wel als ‘low profile’ popartiest. Je zal er in Nederland
weinig over
horen. Al hebben artiesten uit Nieuw-Zeeland die tegenwoordig door
willen breken het een stuk makkelijker gekregen; de wereld is dankzij
internet
een heel stuk kleiner geworden en de uit Auckland afkomstige zanger
Daniel Bedingfield heeft daar veel baat bij gehad. Zijn op z'n
slaapkamer opgenomen liedje Gotta Get Thru This werd mede dankij het
wereldwijde web opgepikt en een grote hit.
(20 december 2008)
Jarvis Cocker - The
Jarvis Cocker Album
(Rough Trade)
Well did you hear,
there's a natural order
Those most deserving will end up with the most
That the cream cannot help but always rise up to the top
Well I say: Shit floats
(Cunts Are Still) Running The World
Ha fijn, Jarvis Cocker is weer terug. Ik vraagt me wel es af of ik net
zo gek van muziek zou zijn, als ik alle (Engelse) teksten letterlijk
kon volgen. Zit ik me bij Nederlandstalige popmuziek soms wild te
ergeren aan de afgrijselijke rijmelarij (vooral die Nederhoppers kunnen
er wat van en zoals ik onlangs al tegen een collega DJ zei: eigenlijk
zouden álle rappers die niet even goed of beter dan Extince zijn
per
direct uit de ether moeten worden verbannen, waarmee dus enkel die
Brabantse held en - vooruit - Opgezwolle ('Voer voor je hoedenplank /
Tast toe, proef die woofers' (mooie assonantie!) overblijven)), in het
Engels kunnen ze er ook wat van. Kijk, dat Des'Ree komt met de
schoolmeisjespoëzie van:
I don't wanna see a ghost
It's a sign that I fear most
I'd rather have a piece of toast
Watch the evening news
(Life)
is nog tot daaraantoe, maar dat een toch hoogaangeslagen tekstschrijver
als John Lennon met de regels:
I was dreaming of the past
And my heart was beating fast
(Jealous Guy)
ooit is gekomen, is toch wel wat gênant. (Ik roep graag plagerig
dat
Imagine wat mij betreft één van de slechtste en meest
overschatte songs
aller tijden is, maar dat komt dan ook vooral door het metrum; zeg nou
zelf, dat loopt in grote delen van het nummer voor geen meter.)
Op het gebied van teksten is het slecht gesteld in de rockmuziek. Dat
wordt meestal afgedaan met: 'ach, het gaat om rock 'n roll en het gaat
daarbij niet zo om de teksten,' maar als ik een paar dagen in Engeland
ben, ik zelfs al in het Engels droom en ik dan de nieuwste cd van
Razorlight draai, dán valt toch op dat die Johnny Borrell
weliswaar erg
catchy liedjes schrijft, maar dat het geen literaire
hoogstandjes zijn. Eigenlijk was Morrissey (ja, altijd weer Morrissey)
één van de weinige echte toppers en in de hele Britpop
hype van de
jaren negentig kon enkel Jarvis Cocker van Pulp aan dat niveau tippen.
Goed, Damon Albarn was bij Blur ook een heel aardige chroniqueur van
het Britse leven en bij het Welshe Catatonia (persoonlijke favoriet)
kwamen af en toe ook wonderschone teksten op papier te staan maar
vooral die andere vaandeldrager van de Britpop (Oasis) liet het vaak
schandelijk afweten.
Ja, Pulp, die waren geweldig. Het schijnt dat Jarvis Cocker al met die
groep vanaf begin jaren tachtig bezig was en dat ze door het succes van
Common People (halverwege jaren negentig) ineens een album in elkaar
moesten zetten (dat album werd Different Class en in de geestige liner
notes bij de heruitgave van het album schrijft de zanger dat het
nogal een schok was om na jaren te hebben voortbewogen 'at a
snail's pace' ineens in een paar weken tijd een album op te moeten
nemen. Hij schijnt uiteindelijk negen teksten in één
nacht te hebben
geschreven: in de keuken van het huis van z'n zus en een fles wijn als
inspiratiebron en nee, die methode heeft hij daarna nog vaker
toegepast, maar altijd zonder succes. En of we niet de teksten willen
lezen, terwijl we aan het luisteren zijn). Na Different Class volgden
nog sterke albums als This Is Hardcore en We Love Life, Jarvis Cocker
raakte aan de drugs (het vormde een belangrijke inspiratiebron van This
Is Hardcore), Pulp ging er bijna (let
wel: bíjna) aan ten onder, maar toch is de groep op dit moment on
hiatus. Oftewel: een soort rustpauze (officieel ontbonden is Pulp
- voor zover ik weet - niet).
Jarvis Cocker woont tegenwoordig in Parijs en is met vrouw en kind in
rustiger vaarwater gekomen. Heeft z'n eigen My Space (wie trouwens
niet) en bestookte de wereld al eerder met een eigen vertaling van een
Serge Gainsbourg song (Je Suis Venu Te Dire Que Je M'en Vais (of
zoiets); in zijn versie werd dat I Just Came To Tell You That I'm Going
(klinkt logisch)) en de download only single (Cunts Are Still) Running
The World. Eind vorig jaar verscheen Cocker's solodebuut en het lijkt
ondergesneeuwd te zijn. Onterecht, want het is een erg sterke cd. Het
is allemaal wat minder wild en buitenissig dan het werk van Pulp (we
worden allemaal een dagje ouder), maar met de teksten zit
het nog altijd snor (een titel als voorbeeld: From Auschwitz To
Ipswich). (Cunts Are Still) Running The World staat er ook op, maar pas
weggestopt na zo'n 25 minuten na de laatste track. Jammer; ben ik een
hele tijd aan het doorspoelen.
En we mogen de teksten nog steeds niet lezen tijdens het luisteren. Ook jammer.
(23 april 2007)
Dick
Dale & His Del-Tones - King Of The
Surf Guitar: The Best Of Dick Dale & His Del-Tones
(Rhino)
Wie aan surfmuziek denkt, komt bij artiesten als de Beach Boys, The Ventures, The Astronauts of Jan & Dean uit. Dat is niet waar. Goed, de Beach Boys zongen over surfen (Surfin' USA, Surfin' Safari, Surfer Girl, Noble Surfer, South Bay Surfer), meisjes, auto's en het zorgeloze leventje aan de zonnige Californische kust, maar het is niet waar surfmuziek oorspronkelijk voor stond. Dat de thematiek van surfmuziek bestond uit die onderwerpen, komt eerder doordat de platenmaatschappijen snel genoeg door hadden dat juist die muziek het goed onder jongeren deed. En de Beach Boys waren met hun mooie samenzang de ideale groep om de muziek te brengen, al hadden de broertjes Wilson geen kaas gegeten van surfen (enkel Dennis Wilson, waarvan werd gedacht dat hij niet eens kon zingen of componeren (een bewering die hij jaren later logenstrafte door het prachtige Pacific Ocean Blue op te nemen), kon surfen en hij is – ironisch genoeg – verdronken). De Beach Boys poepten rond die thematiek aan de lopende band albums uit, de meesten duurden niet langer dan een half uurtje en de kwaliteit was op z'n zachtst gezegd 'wisselend.' En toen na de eerste drie albums de populariteit van surfen weer tanende was, sprong de groep net zo makkelijk over op liedjes over het auto rijden.
De muziek van de Beach Boys kan beter omschreven worden als surfpop, echte surfmuziek werd gemaakt door de gitarist Dick Dale. Hij had een heel handig ideetje dat hij volledig uit wist te buiten: een apparaatje (gefabriceerd door dezelfde fabrikant als van z'n gitaar: Fender Rhodes) waarmee hij ook op het podium een flinke galm op de gitaar kon creëren, een unicum in die tijd en waarmee de surfmuziek bovendien een heel eigen karakter kreeg. Dale toerde ermee langs de Californische kust en trok er volle zalen mee. Albums bracht hij in eigen beheer uit en vonden steeds gretiger aftrek. Hits scoorde hij niet (wel werd Let's Go Trippin' een grote hit in Californië (de eerste surf instrumental die een hit werd)), daarvoor was z'n muziek teveel een curiositeit, al stonden platenmaatschappijen snel genoeg in de rij om dan maar een album van Dale uit te brengen; de hitlijsten stonden echter nog teveel in het teken van rock 'n roll en het waren pas de Beach Boys die het ultieme 'surfgevoel' het beste commercieel uit wisten te buiten door de originele surfmuziek te mixen met toepasselijke teksten en hun karakteristieke samenzang; de surfmuziek van Dick Dale was vooral instrumentaal en hij was degene die de muziek z'n naam gaf: volgens Dale gaf de muziek het beste het gevoel weer dat je hebt als je aan het surfen bent.
Het
probleem met verzamelaars van Dick Dale (en sowieso alle
artiesten uit het rock 'n roll tijdperk) is dat het altijd de vraag is
of het
wel de originele opnames betreft en niet een rip-off met opnames in
inferieure
kwaliteit. Dat is de reden dat ik ook nog nooit een fatsoenlijke
compilatie van
bijvoorbeeld Buddy Holly of Woody Guthrie aan heb geschaft en ik, toen
ik een
compilatie van Dick Dale & His Del-Tones aantrof in een
platenzaakje in
Hilversum, eerst even op internet ging checken of het daadwerkelijk
iets was.
Daar bleek al snel genoeg uit dat dit een klassieker in het genre is,
de ultieme
verzamelaar en bovendien zowat de énige verzamelaar van de beste
man
(een
verzamel-cd valt sowieso te prefereren want albums uit de vroege jaren
zestig
zijn niet veel meer dan verzamelingen singles). Uit die verzamelaar
blijkt dat
Dale niet alleen één heel goed idee had (dat apparaatje
waarmee hij een
flinke
galmgalmgalm kon produceren), maar dat hij ook een neus had voor
oosterse
melodieën en die uitstekend wist te populariseren. Grootste hit
Misirlou is van
Griekse oorsprong, Hava Nagila is een joods lied en Night Rider is door
country
beïnvloed. Het is leuke muziek, maar achttien (instrumentale)
tracks na
elkaar
is wel wat veel (maar alleen Misirlou is de aanschaf al waard). En de
muziek klonk indertijd dan wel ruig, tegenwoordig klinkt het vooral
gedateerd.
De
carrière van Dick Dale kwam rond 1965 abrupt tot een einde. Als
reden
wordt gegeven dat hij kanker kreeg, een ziekte die hij wist te
overwinnen, maar de opkomst van de Beatles en de British Invasion zal
eveneens meegespeeld hebben; ook groepen als de Everly Brothers of -
daar zijn ze weer - de Beach Boys wisten niet met die gigantische hype
om te gaan. Dale bleef echter wel een cultheld en in de jaren tachtig
nam z'n populariteit weer sterk toe. Regisseur Quentin Tarantino
gebruikte Dale's Misirlou maar al te graag in z'n film Pulp Fiction,
waardoor de surfmuziek wederom in de belangstelling kwam. De Black Eyed
Peas sampleden de muziek in hun grote hit Pump It en tot op de dag van
vandaag zijn er vele tribute bands die enkel surfmuziek spelen, in
Amerika door de Surfers en Los Straitjackets, in Nederland door de
Apemen (ik noem er een paar). Dale is in
de jaren zeventig wel weer op gaan nemen, al waren de albums waarop hij
ook zong geen succes. Hij treedt nog geregeld op. De man wordt volgende
maand 72.
Do
The Undo - Do The
Undo
(Excelsior Records)
Je merkt pas dat je tot
'een generatie' behoort, en meer specifiek een óudere generatie,
als je
merkt dat mensen die nét een paar jonger dan jij zijn, een
bepaalde
band niet kennen. Bijvoorbeeld. Kijk, die hele grunge hype van begin
jaren negentig maakte ik wel bewust mee. Ik vond het rotmuziek (vind
dat nog steeds), maar ik weet er wel íets vanaf. Toen ik voor de
PopEye
ging schrijven, maakte ik kennis met mensen die fan waren van Dinosaur
Jr., of de Pixies. Ja, de Pixies, mateloos populair onder mensen die
nét een paar jaar ouder dan ik zijn. Ikzelf kende slechts Where
Is My
Mind? of Debaser. Geen schande, maar het hele oeuvre achteraf alsnog
leren kennen is een hoop werk; zeker omdat de rest van de
muziekgeschiedenis ook nog 'wacht.' (Ik ken ook mensen die de gehele
jaren tachtig bewust hebben meegemaakt en 'm wekelijks aan z'n kop
zeuren dat ie écht es naar Kink Classix moet luisteren want
dáár komt
me een partij goede muziek voorbij. Jaja, maar ook New Order, Siouxsie
& The Banshees en Bow Wow Wow - om er maar eens een paar te noemen
- moeten maar eventjes wachten.)
Enkele jaren geleden kocht ik het allerlaatste singletje van
Daryll-Ann. Die groep had ik eind jaren negentig ontdekt, zoals met
zoveel bandjes traden ze wel es op in het VPRO programma De Plantage en
ik werd gegrepen door het poppy liedje Surely Justice. Voor Sinterklaas
kreeg ik van m'n toenmalige vriendin de cd Happy Traum en die draaide
ik bijkans grijs - ook toen het later uitging (die relatie dus). Er
volgden nog wat albums, zoals Trailer Tales, maar dat was toch een
beetje minder; toen ik in de Effenaar de groep rond Jelle Paulusma en
Anne Soldaat ter promotie van dat album op zag treden, sprak ik een
medestudent. Die beklaagde zich er al over: 'dit is toch niks meer?!'
Ik moest bekennen dat ik enkel Happy Traum en die laatste plaat kende,
maar ik vond het wél een heel goed optreden en kocht ter plekke
Weeps
(het zou later blijken dat in elk geval één van de
mooiste liedjes
aller tijden, pardon, Mooiste Liedjes Aller Tijden erop stond: Tools R
Us. En dat afsluitende Dustyfied was trouwens ook niet misselijk. Zoals
heel die cd; ik moest m'n medestudent gelijk geven dat het 'vroeger'
beter was).
Zucht. Daryll-Ann, dat was me wat. Jaren later zag ik de groep nog
één
keertje optreden in de Nijmeegse Doornroosje, maar ze waren niet in
vorm. Het was rommelig, ze speelden kort en er was geen interactie
met het publiek; voorprogramma This Beautiful Mess (hoe zou het daar
eigenlijk mee zijn?) had het er een stuk beter vanaf gebracht. Bij de
bieb bietste ik een poster van het optreden van de groep in de
Effenaar, een optreden dat uiteindelijk niet meer doorging; de groep
was plotseling uiteen gespat. Naar een precieze reden was het gissen
(wat overigens niet al te moeilijk was, want verhalen over 'muzikale
meningsverschillen' deden al enige tijd de ronde). Eeuwig zonde, al
lagen de tijden van die heel mooie albums al ver achter hun. Laatste
plaat Don't Stop kreeg ik als kopietje cadeau en die cd kon me toch
niet bepaald boeien.
Maar goed, ik kocht die single (op vinyl, met (leuke titel als het je
allerlaatste release blijkt te zijn) op de b-kant Everything Must Go)
en vroeg aan vrienden van een paar jaar jonger of ze Daryll-Ann kenden.
Nee. Huh? Zonde. Eeuwig zonde, Daryll-Ann had het vooralsnog niet gered
bij een jongere generatie. Maar er is hoop. Er is hoop, want er is Do
The Undo. Wie? Ja, daar had ik eerst ook geen weet van, maar een
welingelichte bron (nouja, een klant die elke zaterdag bij me in de
bieb komt en in een schriftje nauwkeurig de belangwekkende releases
bijhoudt) wist te melden dat die cd eraan kwam en dat het het
soloproject van Anne Soldaat betrof. Een paar weken later kwam ik bij
de Bullit en nam ik naast de nieuwe Fratellis én die solo cd van
Jarvis
Cocker vrij impulsief ook die plaat van Do The Undo mee. Impulsief,
want ik had geen idee wat ie kon verwachten.
Maar viel dat eventjes mee zeg. Hoppa! Daryll-Ann is dood, leve Do The
Undo. Goed, het is iets puntiger, bij vlagen iets rockender dan
Daryll-Ann en met vijftien liedjes treedt hier en daar wat
eenvormigheid op, maar wat zijn deze liedjes, ja líedjes, mooi.
Mary,
The Concrete Floor, Two Sides, Shake Hands, Be Polite... Het knipoogt
wel heel nadrukkelijk richting de muziek van eind jaren zestig en begin
jaren zeventig (zeggen de kenners), maar wat boeit dat; het is geen
epigonisme en die zogenaamde 'invloeden'? Die ga ik later nog wel
ontdekken, daar diep weggestopt in de muziekgeschiedenis.
(19 februari 2007)
Final Fantasy -
He Poos Clouds
(Tomlab)
'Het leuke met LP's is dat je er echt voor gaat zitten om ernaar te
luisteren,' zo vertrouwde een vriend me ooit toe. Hij liet me een LP
zien met een mooie uitklaphoes met binnenin een grote foto van de band
en wees naar de zanger: 'ja, en die is hetero? Echt niet.' Het klopte
wel, dat van dat je bij een LP echt aandachtig gaat zitten luisteren
(dat van die zanger naar verluidt niet, het betrof de LP van Black
Market Music van Placebo en als ik al illusies had dat de decadente
levensstijl die in hun muziek werd beschreven op de band zelf van
toepassing zou zijn, dan werden die tenietgedaan met een interview in
OOR. Daarin meldden ze hoe ze bij de opnames van hun nieuwste cd Meds
met vrouwen en kinderen gezellig naar de Franse rivièra waren
getrokken
om in alle rust een nieuw album op te nemen. Juist, was dit de band met
een zanger die een paar jaar eerder nog zong over 'borderline and schizo', 'taste in men' en 'a friend whose dressed in leather'?
Het heeft me sindsdien in elk geval veel moeite gekost om Placebo
serieus te nemen. Niks seks, drugs en rock 'n roll, maar vrouwen en
kinderen. Brrr!).
Waar was ik? O ja, het
fenomeen van de LP. Een paar jaar eerder was ik met de betreffende
vriend in de Fame geweest en daar had hij een LP van Lambchop gekocht,
ik een bootleg LP van Franz Ferdinand. Later kocht ik er de LP Levez
Vos
Skinny Fists Comme Antennas To Heaven (dat is de officiële
Canadese
titel, de titel is in Europa eigenlijk volledig Engelstalig) van
Godspeed You Black Emperor! en dat deed ik vooral vanwege de (erg
mooie) hoes. En omdat het nu eenmaal zo was dat er maar vier stukken
van elk twintig minuten op stonden, maakte het toch weinig uit of ik
het album op cd of op vinyl zou kopen. Dat ik uiteindelijk Final
Fantasy óók op vinyl kocht, had er mee te maken dat ik de
LP bijna een
paar jaar geleden had gekocht op het festival in Haldern. Ik wilde naar
het optreden van de Canadese violist (hij heet Owen Pallett en treedt
op onder de naam Final Fantasy, een naam waarbij je eerder aan een
metalgroep denkt), maar hij stond om 3.00 uur 's nachts geprogrammeerd;
dat is Guidje toch echt te laat. Het optreden scheen trouwens wel heel
goed te zijn geweest. Pallett was hopeloos arrogant en samplede
zichzelf, maar als hij dat net zo leuk deed als in dit YouTube filmpje,
een cover van godbetert Mariah Carey, dan is die arrogantie 'm meteen
vergeven. Een dag later zag ik de LP bij een handelaar in de bakken
staan en ik wilde die graag hebben. Ik had net niet genoeg geld
bij me en besloot een dag te wachten. Een dag te lang; de volgende dag
was hij weg. Eerder had ik de cd al aangeschaft voor de
collectie van de bibliotheek waar ik toen werkte. Hoezeer ik m'n best
ook deed (het was wel een prestigekwestie van me dat de door míj
aangeschafte cd's ook goed zouden lopen), echt populair werd de cd
niet. En inderdaad, het was moeilijk toegankelijke muziek; geen wonder
dat het veel moeite kostte om een publiek voor het album te vinden.
Final Fantasy wordt
omschreven als een zijproject van een lid van de Arcade Fire. Maar
Pallett
heeft net zoveel met de Arcade Fire te maken als hij met The Hidden
Cameras of de Pet Shop Boys te maken heeft: hij speelt mee op de LP's,
maar daar houdt het
ook wel mee op. He Poos Clouds was z'n eerste solo-LP en toen ik een
paar
weken terug de LP alsnog in m'n bezit kreeg (na 'm speciaal besteld te
hebben), ging ik er eens echt voor zitten. Was dit album nu echt zo
moeilijk als ik me in eerste instantie voor had gesteld? Neuh. Helemaal
niet eigenlijk. Het was vooral mooi. Een soort barokke popmuziek
die vaak wordt vergeleken met het werk van The Divine Comedy (het
project van miskend talent Neil Hannon) en ergens is ook de geest van
Richard Hawley (vroeger bandlid van Pulp) nooit ver weg. Daar zou ik
het liefst nog Kate Bush aan toevoegen. In nummers als Song Song Song
en I'm Afraid Of Japan doet de muziek me sterk denken aan albums als
The Dreaming en The Hounds Of Love. En er is maatschappijkritiek
(altijd leuk), zo wordt in This Lamb Sells Condos een
projectontwikkelaar uit Toronto aangepakt. Final Fantasy blijft
desondanks een onbekend fenomeen. Onterecht, z'n live optredens zijn op
z'n minst interessant te noemen (wat wil je ook met een zanger-violist)
en He Poos Clouds is echt heel goed (al denkt Pallett er zelf anders
over; toen hij de prijs voor 'Beste Canadese Album' won, vond hij dat
zelf onterecht).
De grap is dat ik pas
de kwaliteiten van het album (h)erkende toen ik het op vinyl
terugluisterde. Niet omdat het geluid beter zou zijn dan op cd
(alhoewel dat vinyl wel heerlijk blijft klinken), maar omdat ik nu eens
aandáchtig luisterde. Daarmee vergt een LP wat meer moeite dan
zoiets
vluchtigs als een cd (laat staan een mp3-speler). Een leermoment, al
moet je wel de tijd hebben om rustig veertig minuten naar een album te
luisteren.
(3 mei 2009)
Fleetwood Mac -
Rumours
(Warner)
Fleetwood Mac was tot
zo'n tien jaar geleden echt een
groep waarvan ik regelmatig liedjes op de radio voorbij hoorde komen,
maar me niet realiseerde hoe góed die eigenlijk waren en hoeveel
het er
waren. Eventjes resumé: Everywhere, As Long As You Follow, Go
Your Own
Way, Little Lies, Save Me, Tusk, You Make Loving Fun, Say You Love Me,
Sara. En dan noem ik maar even de klappers uit de 'Amerikaanse' periode
van Fleetwood Mac, want die was commercieel een stuk succesvoller dan
de Britse bluesvariant (prijsnummer: Need Your Love So Bad,
één van de
mooiste liedjes uit de jaren zestig). Pas toen tijdens een
thema-uitzending op godbetert TMF alle hits na elkaar de revue
passeerden, realiseerde ik me dat dit een wel heel erg toffe groep was.
En dacht ik geregeld: 'ow, dus dit is óók van Fleetwood
Mac' (tja, je
kan ze dan ook gemakkelijk door elkaar halen met drie vocalisten want
zowel Lindsey Buckingham (Tusk, Go Your Own Way), Christine McVie (As
Long As You Follow, You Make Loving Fun, Everywhere) als Stevie Nicks
(Little Lies, Sara) zongen op hun beurt een hit vol). Enfin, ik kocht
de 'Greatest Hits' (die groene, met die gekke bloem voorop) met daarop,
nouja, alle hits uit de Amerikaanse periode.
Door de jaren heen kocht ik ook de andere albums van de groep:
Fleetwood Mac (da's die zonder titel uit 1975), het gewéldige
Tusk
(ooit integraal gecoverd door rockgroep Camper Van Beethoven en
misschien wel de belangrijkste reden dat Fleetwood Mac tegenwoordig een
grote cult
reputatie geniet), het totaal vergeten maar prachtige Bare Trees (uit
de Britse tijd, maar met een paar geweldige liedjes zoals Spare Me A
Little Of Your Love en Dust), het qua hits per vierkante centimeter
(zes hitsingles!) zeer succesvolle Tango In The Night (opgenomen om de
belastingschuld van enkele bandleden te betalen) en het zeer
aardige comeback album uit 2003, Say You Will (mét Lindsey
Buckingham
en Stevie Nicks, maar zónder Christine McVie, de
bezettingswisselingen
zijn altijd een probleem geweest bij die groep). Zelfs de draken die de
groep in de jaren negentig uitbracht (Behind The Mask en Time) kocht
ik, maar - even ter verantwoording - wel als ik ze in de uitverkoopbak
tegenkwam. Fleetwood Mac heeft een paar prachtige pieken gekend, maar
ook zeer diepe dalen. En ja, het is niet voor niets dat Behind The Mask
vergeten werd (enkel de singles Skies The Limit en Save Me zijn de
moeite waard) en Time haalde indertijd zelfs niet de hitlijsten.
Vreemd genoeg ontbrak juist Rumours, dé plaat waar Fleetwood Mac
om
beroemd is geworden, in mijn collectie. Dat was niet bewust,
natuurlijk, ik vond dat óók een geweldige plaat maar ten
eerste was die
eerst enkel voor de volle prijs te krijgen (en dat vind ik belachelijk
voor zo'n al stokoude plaat) en ten tweede waren naast de singles ook
de albumtracks (Second Hand News, Never Going Back Again, The Chain,
Gold Dust Woman) bekende platen op de radio geworden. Kortom, waarom
zou ik die voorlopig gaan kopen? Er was in 2004 een heruitgave gekomen
(jaja, ik ken die prullen wel, hoewel deze dan weer net wél
interessant
was met een bonus cd met leuke alternatieve versies, outtakes en
'roughs'), maar die kostte ook 23 euro bij de Free Record Shop (ze doen
hun naam daar nog steeds geen eer aan). Dat geef ik er dus écht
niet
aan uit. Met andere woorden: maar es afwachten wanneer deze heruitgave
in de midprice gaat.
Afgelopen weekend was ik in Amsterdam en ik belandde (een vaste
afwijking) in de Fame. Nu vind ik de Concerto een veel leukere
platenzaak, maar de Fame heeft de beste aanbiedingen. Want hier lag
Fleetwood Mac's Rumours, mét bonus cd, voor 7 euro 50. 7 Euro
50?! Voor
deze klassieker? Deze mijlpaal in de rockhistorie? Misschien wel de
beste plaat uit de seventies? Prijkend op nummer 23 in de lijst van
'beste albums aller tijden', ooit samengesteld door Rolling Stone
Magazine? En hét voorbeeld van de overdaad en decadentie van het
verderfelijke Californië uit de jaren zeventig (mensen reageerden
niet
voor niets zeer euh... verrast toen Bill Clinton Don't Stop als
campagnelied koos in 1992)? Alleen al vanwege de mythes rond die LP
heeft de plaat eeuwigheidswaarde: iedereen deed het met elkaar binnen
de band, Christine McVie deed het naar verluidt ook nog met de
lichtman, de huwelijken liepen stuk (ABBA avant la lettre), onder de
mengtafel in de studio lagen bérgen coke (Stevie Nicks zou later
in een
interview verklaren dat ze haar neus stuk heeft gesnoven (al is de
bewering dat haar neus bij een
windvlaag ineens om zou kunnen klappen een urban legend)), Mick Fleetwood
snoof
in de jaren zeventig en tachtig voor acht miljoen dollar weg 'you know what they say about coke? It's
God's way of saying you've got too much money') en de opnames
duurden
(door alle bezigheden elders) een eeuwigheid (ter illustratie: er werd
vier dagen aan dure studiotijd gebruikt om een piano te stemmen). Geen
wonder dat het een nogal vreemde plaat werd waarop
tekstueel met de relatieproblemen werd afgerekend en Stevie Nicks
bijvoorbeeld ook nog over haar coke verslaving zong (Gold Dust Woman).
(Wat met deze kennis achteraf ook niet verrassend is, is dat de bonus
cd vooral alternatieve versies van de bekende liedjes bevat. Veel meer
dan die elf à twaalf tracks van Rumours is er tussen al het
geneuk en
gesnuif
door dus niet opgenomen.)
Rumours werd een kassucces. De plaat stond 31 weken bovenaan de
Amerikaanse albumlijsten en tot op de dag van vandaag zijn er
wereldwijd veertig miljoen exemplaren van verkocht, waarmee het in de
Top 10 van 'best verkochte platen aller tijden' staat. En
natuurlijk ging Fleetwood Mac aan dat succes ten onder. Opvolger Tusk
was een volslagen geschifte dubbelaar die meer het geesteskindje was
van Buckingham dan van de andere bandleden, maar desondanks een
(vergeten) meesterwerk. Tusk is wel es omschreven als 'the sound
of a band imploding.' Oftewel: drie individuen die allemaal
hun bijdrage leveren maar dat dientengevolge geen duidelijk geheel
oplevert. Dat klopt. Rumours was ook meer 'een geheel,' maar ook hier
lijkt het wel alsof er vooraf onderhandeld is wie hoeveel liedjes aan
mocht dragen: Christine McVie leverde vier liedjes, Stevie Nicks en
Lindsey Buckingham elk drie en The Chain was een 'group effort' (het er
in de laatste heruitgave tussen gepropte Silver Springs van Stevie
Nicks laat ik maar even buiten beschouwing).
Misschien moet dat wel de conclusie zijn: Fleetwood Mac is nooit echt
een band geweest.
(21 januari 2008)
Serge Gainsbourg -
Histoire De Melody Nelson
(Philips)
Papa fume une pipe,
maman est dans la cuisine
et les enfants sont front le television.
Of zoiets. Mijn kennis van het Frans is door de jaren heen enigszins
weggezakt (al zou ik me eenmaal in La France best wel redelijk kunnen
redden). Maar op deze manier kregen m'n oud-tantes (de nog levende
exemplaren gemiddeld zo rond de 92 jaar, het is dus lang geleden en aan
de te leren teksten te zien nog voor de tweede feministische golf;
anders zou de tekst hebben geluid dat de kinderen pijp roken, moeders
voor de TV zit en papa in de keuken is) ooit nog es Franse les (en
vooral het zinnetje 'papa fume une pipe' is vanwege het hoge
lulligheidsgehalte tot legendarische proporties uitgegroeid).
Enfin (om in Franse bewoordingen te blijven), ik las in het boek 1001
Albums over Gainsbourg. Nu was ik wel bekend met het werk van de Franse
viespeuk, maar dat beperkte zich vooral tot het roemruchte erotische
duet Je t'Aime... Moi Non Plus, dat hij in 1969 (de b-kant heette niet
voor niets '69, Année Érotique') met Brigitte Bardot en
later Jane
Birkin opnam. En goed, die tekst verstond ik ook al niet, maar liet
tegelijkertijd weinig te raden over. Toch was het ook daarom wel fijn
dat vorig jaar de verzamelaar Monsieur Gainsbourg Revisited verscheen,
waarop bijna alle Franse liedjes naar het Engels vertaald werden en het
Je t'Aime... Moi Non Plus door Cat Power en Karen Elson werd verbouwd
tot soort van lesbo erotisch duet met de titel I Love You... Me Either.
Wel zo komisch.
Verder kende ik Gainsbourg van een ander belangrijk wapenfeit: hij was
namelijk verantwoordelijk voor het liedje Poupée de Cire,
Poupée de
Son, waarmee France Gall in 1965 namens Luxemburg het Eurovisie
Songfestival won (wat mij betreft nog altijd de beste winnaar ooit).
Het zal vanwege dat succes zijn geweest dat France Gall besloot meer
liedjes van Gainsbourg te zingen en al was het Songfestival liedje nog
redelijk onschuldig geweest (de titel is te vertalen als 'Jantje huilt,
Jantje lacht'), de tekst van Les Sucettes was explicieter en ging over
een meisje dat zo gek is op haar anijslolly (iets als: 'het is zo
lekker als ik aan m'n lolly zuig en ik het vocht door mijn mond voel
lopen'). Tja. Kon ik
het dan helpen
dat ik tegenover m'n collega's van de muziekafdeling bij de bieb (allen
van een íets andere (oudere) generatie) liet weten enkel dit van
de man
te kennen? Schande, want ik moest toch weten dat hij met Ballade de
Melody Nelson een meesterwerk pur sang had gemaakt?! En ach, ik liet me
niet kennen en leende deze cd (vreemd genoeg pas een paar maanden
daarvoor aangeschaft; m'n baas was er blijkbaar achter gekomen dat het
ontbreken van Gainsbourgs meesterwerk een schandelijke omissie in de
collectie was).
Eerlijk gezegd wist ik aanvankelijk niet wat ik ermee aanmoest. Het was
euh... een nogal lange zit; en ook al lijkt dat met een totale
speeltijd van 28 minuten wat overdreven, het was toch wel zo. Maar
goed, de waarde van écht goede kunst leer je pas na langere tijd
kennen
en waarderen (zoals m'n docent Kunstgeschiedenis op de middelbare
school al zei: 'als je een schilderij meteen bij een eerste blik al
mooi vindt, ben je er snel op uitgekeken') en na een paar keer draaien
begon het te dagen. Dat Franse gereutel over de muziek heen was (en is)
nog steeds abracadabra (volgens het boekje gaat het over een dronkenlap
die een meisje van '14 zomers jong' met de naam Melody Nelson oppikt,
seks (uiteraard) en hoe Nelson er in een nummer aan gaat
in een vliegtuigcrash. Of misschien heb ik het verkeerd begrepen), maar
het is vooral de orkestrale muziek die zo goed is. De strijkers in
opener Melody en Ballade de Melody Nelson zijn weergaloos en pas
dán
begrijp je waarom Frans elektronica duo Air Gainsbourg als grote
voorbeeld noemt.
Goede kunst leer je pas na langere tijd waarderen; het behoeft geen
uitleg dat de LP indertijd werd afgeserveerd door de recensenten.
Volgens 1001 Albums werd het album gezien als 'platte
wellust.' Okee, maar wat is daar mis mee? En ja hoor, pas decennia
later werd de waarde van het album
duidelijk. Ook al kan het niet: een oude kerel die geilt op een meisje
van 14.
Noot: onlangs kwam ik via de wikipedia nog op een site met een hele exegese van het werk van Gainsbourg. Zeer de moeite waard en klik daarom eventjes hier.
(26 maart 2007)
José González - In
Our Nature
(Peacefrog)
Moeilijke tweede plaat.
Probeer maar es een recensie
te lezen van een tweede cd van een artiest waarbij die drie woorden es
níet vallen. Natuurlijk, het is ook begrijpelijk, die druk bij
'een
tweede plaat.' Aan die eerste kon je jaren werken (want niemand die
zich er druk over maakte), die tweede plaat moet snel snel af (want nu
je als artiest succesvol bent, dien je er gebruik van te maken) en dan
valt het resultaat eigenlijk altijd tegen. De nieuwe Hard-Fi is een
flop, het tweede album van The Killers een flinke tegenvaller, de
tweede van Franz Ferdinand 'meer van hetzelfde'. De nieuwe van de
Arctic Monkeys en de Arcade Fire zijn steengoed, maar wél
allebei
minder dan het debuut. Het beste wat je als artiest kan overkomen is
een eerste album uitbrengen dat pas heel langzaam bij het publiek aan
slaat (zoals Dido, die bracht in 1999 een debuut uit dat pas twee jaar
later, nadat Eminem haar liedje Thank You had gesampled, een groot
succes werd. In de tussentijd kon ze rustig aan haar tweede album
werken dat pas in 2003 uitkwam. Overigens is er nog steeds geen spoor
van een nieuw Dido album (niet dat ik erop zit te wachten, maar dat
terzijde)).
Kom je bij José González uit. Die bracht in 2003 het
album Veneer uit.
Niemand leek geïnteresseerd want elf gitaardeuntjes, thuis
opgenomen en
uitgebracht op een klein platenlabeltje, dat kon nooit een groot
commercieel succes worden. Mis dus. Ik kan me de klanten herinneren die
zo eind 2005 aan m'n muziekbalie kwamen. Of we ook die cd van
José
González hadden. Wie? Goed, bij die eerste klant dacht ik nog
dat het
een freak betrof die alle muziekblogs afspeurde, maar toen ik een
gezellig stelletje van midden dertig trof dat nog nadrukkelijk meldde
nóóit op de muziekafdeling te komen, ja, toen gingen er
wel wat
alarmbellen af. Wie is José González? Bleek zijn liedje
Heartbeats
gebruikt te zijn in een reclame van Sony. Iets met stuiterballen. Die
reclame heb ik nog steeds niet gezien, maar dat komt omdat ik een echte
wegzapper is. Bovendien worden veel (heel erg bekende) reclames enkel
op de commerciële zenders uitgezonden en laat ik daar nu nooit
naar
kijken. Scheelt weer een hoop ergernis. (Ik had het al eerder met de
rockgroep Intwine die een hit had met Happy. Collega's hadden het
altijd over 'de band van Roger' maar ik kende heel die Roger niet.
Bleek een afgehaakte Idols kandidaat te zijn. O.)
Maar goed, José González had eind 2005 ineens een hit te
pakken. En hij
stond zelfs op Eurosonic. Ik wilde dat wel meemaken want het is
weliswaar leuk om een artiest te gaan kijken/luisteren voor De Grote
Doorbraak, maar dit kon ook interessant worden. Ik stond al een uur
voor aanvang bij de zaal (een bioscoopzaal, vreemd genoeg) te wachten,
want ik verwachtte drukte. Dat viel mee, al bleek er achteraf een lange
rij te hebben gestaan bij de ingang. Dat is jammer voor al die mensen
die het optreden gemist hadden, want ik vond het ontzettend mooi. En
hij speelde veel liedjes die geen van allen onder deden voor die ene
cover van Heartbeats. Want die was oorspronkelijk van een Zweeds
electronica duo genaamd The Knife (en die dankzij deze cover ineens ook
buiten het thuisland bekend werden. Later dat festival zouden mrmiddel
en ik nog een Deense muziekblogger spreken die van mening was dat de
cover beter was dan het origineel - maak je niet vaak mee). En hij
speelde halverwege het concert ineens een liedje dat ik herkende.
Terwijl een soort metronoom meeliep voor het ritme zat hij enkel met de
akoestische gitaar Massive Attack cover Teardrop te spelen. Een heel
mooie uitvoering.
Toch werd het daarna vrij stil rond José González. De
nieuwe singles
Crosses en Deadweight On Velveteen werden niet opgepikt. Jammer, want
ook heel erg mooi. En er volgde nog een single, weer een cover, nu van
Kylie Minogue's Hand On Your Heart, maar voor de rest had hij blijkbaar
last van een writer's block. Dat is nu te merken. Ik vind die tweede
plaat In Our Nature weer heel mooi, inclusief het (ver)vreemde(nde)
artwork voorop (de vorige hoes deed denken aan het artwork van Joy
Division en vreemd genoeg is het werk van González net zo mooi
deprimerend), maar ik mis iets. Net zoals Veneer is het een rare plaat,
die hij moeilijk kan plaatsen. (Nick Hornby schrijft in zijn boek 31
Songs dat het doel bij popmuziek het 'ontcijferen' of 'begrijpen' is.
We willen muziek doorgronden en bij popliedjes kan dat mooi, maar is de
lol er ook meteen af als het liedje 'doorgrond' is. Inderdaad maak ik
vaak mee dat Top 40 meuk na drie keer draaien niet meer interessant is,
een uitzondering (op dit moment With Every Heartbeat van Kleerup &
Robyn bijvoorbeeld) daargelaten.)
En inmiddels heb ik het ding al heel vaak gedraaid en ik vind het album
fascinerend. Toch is Veneer beter. Eerst dacht ik dat de liedjes te
lang duurden, maar dat bleek bij nader inzien onzinnig; ze duurden (op
de acht minuten durende afsluiter, die 'm juist níet te lang
leek, na)
allemaal hooguit zo'n drie minuten, dus dat klopte. Later dacht ik dat
het aan de drukke productie lag (vreemd verwijt voor een kale
singer-songwriter plaat, maar op Veneer was enkel José
González op
gitaar te horen, nu is er ook een - weliswaar niet overheersende -
drummer (percussionist is een betere benaming) te horen), maar als ik
Veneer erbij pakte, bleek dat daar ook wel percussie op te horen was.
Toen dacht ik dat het aan de eenvormigheid van de liedjes lag: teveel
dezelfde melodie, hetzelfde tempo. Dat kwam in de buurt, de tweede
helft van het album is net wat beter dan het eerste, wat meer
geproduceerde gedeelte. En die cover van Teardrop - nu eindelijk op cd
verschenen (maar lang niet zo mooi als die live uitvoering) - markeert,
halverwege de cd, het omslagpunt. Daarna wordt het stukken beter.
Uiteindelijk hou ik het er maar op dat In Our Nature dynamiek ontbeert.
Op Veneer kon González met het harder spelen van een enkel
akkoord een
nummer extra zeggenschap geven, dat laat hij op In Our Nature
achterwege. Daarmee blijft het echter wel een rare, fascinerende plaat.
José González blijkt ongrijpbaar en dat is heel wat. Nick
Hornby zou er
wel even zoet mee zijn.
(29 oktober 2007)
The Good, The Bad
& The Queen - The Good, The Bad & The Queen
(Parlophone)
Wie in de
Popencyclopedie kijkt onder het kopje 'supergroep' (mocht dat trouwens
bestaan) zal ongetwijfeld een verhaal lezen over groepen waarvan de
leden uit ándere groepen afkomstig zijn, of die al jaren
succesvol zijn
als solo-artiest en die denken (vooral dat trouwens) dat áls ze
samen
iets gaan doen, dit een geweldig resultaat tot gevolg moet hebben. Dat
dit in de praktijk vaak tegenvalt, is inmiddels wel gebleken; voor het
radioproggie Lichtstad Magazine bij m'n eigen lokale omroep draai ik
heel deze maand op wekelijkse basis een 'hit' van een supergroep. Niet
die 'bekende' supergroepen uit de jaren zestig/zeventig (dus geen Blind
Faith, Buffalo Springfield of Crosby, Stills, Nash & Young of
euh... nouja, dat zijn ze wel zo'n beetje), maar wat recentere
'typische jaren tachtig' rampgevallen. Toch typisch dat die hele
supergroepenmanie nooit echt memorabele muziek op heeft geleverd (veel
samenwerkingsverbanden zijn inmiddels dan ook alweer vergeten), maar
dat desondanks menig muzikant zich weet te verleiden tot een
initiatiefje hier of daar, je weet nooit of het nog iets oplevert...?
Goed. Dus in de jaren tachtig was het ook weer raak met supergroepen
(ik bedenk mij nu dat je heel flauw zelfs Band Aid of USA For Africa
supergroepen kan noemen) en dat leverde gevallen op als Electronic
(on/off samenwerking tussen Bernard Summer van New Order en Johnny Marr
van The Smiths (soms deed ook Neil Tennant van de Pet Shop Boys mee)),
de Highwaymen (haalt uw stetson van zolder! - hier is sprake van een
heuse country supergroep met leden als Waylon Jennings, Kris
Kristofferson, Wille Nelson en Johnny Cash), The Power Station (wat
Duran Duran leden waarvan de namen me zijn ontschoten en die dan samen
met Robert Palmer en Chic-drummer Tony Thompson) en de Traveling
Wilburys (toch wel de bekendste supergroep uit de eighties: Roy
Orbison, Bob Dylan, Jeff Lynne, Tom Petty en George Harrison). Om bij
die laatste te blijven, je zou toch denken dat zóveel muzikaal
talent
een enórm groot succes oplevert, maar neej, het werd niet meer
dan
'aardig' bevonden en leverde één hitje op: Handle With
Care.
Ik denk dat het probleem 'm erin zit dat die muzikanten veel te veel
respect voor elkaar hebben en het resultaat daardoor nooit meer dan de
som der delen is. Ieder lid 'doet z'n ding' en wie weet levert het dan
wel iets op. Niet dus. Neemt men een recenter voorbeeld - The Good, The
Bad & The Queen (dat door de betrokkenen overigens wordt gezien als
een 'project') - dan worden die vooroordelen weer bevestigd: de ietwat
nasale, zeurderige stem van Blur zanger Damon Albarn (hoewel, Blur
zanger, hij is de afgelopen tijd actiever met de Gorillaz en z'n
Malinese muziekproject geweest), de reggae-achtige baslijntjes van Paul
Simonon (ex-The Clash), de gitaar (en spooky soundscapes) van
Simon Tong (ex-The Verve) en de drums van Tony Allen (en die speelde
weer bij Fema Kuti). Oja, tot slot laat je alles nog mixen en
produceren door Danger Mouse (berucht van z'n (illegale) mash-up van
The White Album van de Beatles en The Black Album van Jay-Z,
culminerend in - hoe verrassend - The Grey Album).
En klinkt dat nou eigenlijk ook nog aardig? Nou, aanvankelijk was ik
dus wat skeptisch; ik zag de groep optreden bij Later With Jools
Holland en was aanvankelijk vooral op zoek naar de melodie en de
meerwaarde van de samenwerking. De eerste recensies waren wat
twijfelachtig (hoewel ik als geen ander weet dat je recensenten nooit
lukraak moet geloven), maar toch ging ik overstag: een paar weken terug
kocht ik de cd. En verdomd, die valt reuze mee. Ja, vrolijk word je
niet van nummer als Kingdom Of Doom of Herculean, de algehele sfeer op
de cd is er vooral eentje van hel en verdoemenis en het overkoepelende
thema is vooral dat Engeland aan de rand van de afgrond staat (de hoes
zal (niet toevallig) een verwijzing zijn naar The Clash hit London
Calling). Jaja, zowaar geen bescheiden thema's voor een supergroep;
misschien moet je wel Brits of op z'n zachtst gezegd anglofiel zijn om
dit allemaal te kunnen waarderen of herkennen. Hemelbestormend is het
niet en wie weet eindigt The Good, The Bad & The Queen over een
decennium op de grote hoop van 'mislukte supergroepen': só 2007.
(19 maart 2007)
White chalk hills
are all I've known
White chalk hills will rot my bones
White chalk sticking to my shoes
White chalk
playing as a child with you
Jaren geleden, ik zat
in
Groep 6 of 7 van de basisschool, deed ik eens mee aan een soort
tekenwedstrijd, aangekondigd in de Taptoe. Ik tekende graag en het idee
was dat je rond het thema
'Een Verre Reis' een eigen werkje zou knutselen. Het zou komen te
hangen in een Amsterdamse galerie en ik zou er zelfs wat geld aan
verdienen (het grootste deel zelfs, de rest ging naar de galerie en een
goed doel). Ik werkte toen graag met ecoline, maar - zo begreep ik
later pas - ik gebruikte het op een compleet verkeerde wijze. In plaats
van het met water te mengen en het als een soort aquarelverf te
gebruiken, smeerde ik het puur, onverdund op mijn witte A4'tje. Zo
kreeg ik wel een heel mooie, blauwe zee en kon ik met een kroontjespen
en Oost-Indische inkt een onbewoond eiland tekenen. Met geel kon ik een
mooi strand maken en met donkerbruin en donkergroen de palmbomen. Het
werkje werd (voorzien van mijn naam en leeftijd) ingestuurd en toen de
galerie open ging, ging ik natuurlijk met mijn ouders naar Amsterdam om
een kijkje te nemen en ik was vol trots toen bleek dat mijn tekening
als één van de eersten verkocht was. Volgens de eigenaren
was het
gekocht door een kunstenaar die er helemaal lyrisch over was. (Dat
vervulde mij helemaal met trots, al vermoedde ik later dat ze dat
misschien uit beleefdheid wel tegen elk kind zouden zeggen, al bedacht
ik mij weer later dat mijn gebruik van ecoline in elk geval wél
origineel was én ingegeven uit onbevangenheid.)
Ik moest aan dit
verhaal
denken. Al eerder, gewoon, omdat het een geinige gebeurtenis blijft,
maar ook omdat ik op de wikipedia las over de laatst plaat van PJ
Harvey. Daar valt te lezen dat ze voor dat album piano is gaan spelen,
zodat ze geheel naar eigen inzicht en in alle vrijheid een nieuwe
instrument kon 'ontdekken,' daarbij voorbijgaand aan alle geldende
conventies. Het album was een beetje langs me heen gegaan toen het
september vorig jaar uitkwam, maar dat is gezien de matige verkoop ook
niet zo vreemd (de teller staat ergens rond de vijftigduizend
exemplaren). PJ Harvey had ik wel altijd al hoog zitten. Ik zag
haar op Lowlands 2003, waar ze in de Alpha een gaaf optreden gaf en een
jaar later op The Music In My Head, waar ze haar nieuwe album Uh Huh
Her promootte. Harvey is het type vrouw waarvan je weet dat ze geen rol
speelt op het podium en dat maakt haar soms nogal griezelige teksten
nog een stuk enger. Wat Harvey zingt, méent ze ook. En eerlijk
gezegd
ken ik maar heel weinig artiesten waarvan ik die overtuiging heb (er
wordt nogal eens beweerd dat Tori Amos de nieuwe Kate Bush zou zijn.
Afgezien van het feit dat er helemaal geen nieuwe Kate Bush nodig is,
want de oude is nog steeds actief (in 2006 nog het zeer mooie
Aerial uitgebracht), is Amos geen nieuwe Kate Bush. Vooral de laatste
platen van de Amerikaanse zijn suffige muzakplaten die ook nog eens
veel te lang duren. Ooit was Amos nog sensueel en verleidelijk, maar
dat is inmiddels wel héél erg lang geleden. Nee, PJ
Harvey is de nieuwe
Kate Bush. Net zo openhartig in haar teksten, net zo zoekend naar
nieuwe ideeën, net zo eigenzinnig, net zo freaky, net zo gedurfd,
net
zo...).
Goed. White Chalk dus.
Het album was in eerste instantie langs me heen gegaan, maar ik wilde
het een poosje terug toch graag nog een keer horen (want gave dingen
over gelezen, al zal het niet zo'n makkelijk moppie muziek zijn als
Stories From The City, Stories From The Sea, Harvey's meest
toegankelijke album
uit 2000; ze probeerde er tevergeefs mee door te breken bij het grote
publiek). Ding geleend bij de bibliotheek, maar het viel in eerste
instantie niet mee. De opmerking op de wikipedia wat betreft haar
pianospel klopt trouwens wel. Ze speelt matig, de piano is slecht
gestemd en ze zingt er ook nog es wat rommelig, vaak uit de toon, bij.
Maar het was wel een fascinerend album, mysterieus. Niet alleen door de
vage titels zoals When Under Ether, Grow Grow Grow of Dear Darkness of
de beperkte speelduur (33 minuten en 57 seconden) maar ook
door de foto op de voorkant van de cd, waarop ze nogal eng staat
afgebeeld. En verder is de plaat grotendeels akoestisch met veel piano,
wat akoestische gitaren en af en toe wat minder gangbare instrumenten
uit de rockmuziek, zoals een wijnglazen, een 'broken harp' en een optigan, een soort mini
elektronisch orgel uit de jaren zeventig. De verdere informatie op de
hoes is vrij Spartaans; slechts de muzikanten worden gecredit en
nergens een tekstvel bijgesloten.
Jefferson Airplane -
Surrealistic Pillow
(RCA Victor)
Waar komt toch het idee vandaan dat een album een complete, logische volgorde moet hebben en liedjes of tracks moet hebben rond een specifiek, overkoepelend thema? Is dat de schuld van de Beatles? Met hun Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band? En de progrock mastodonten die rond allerhande thema’s megalomane LP’s maakten met nummers die liefst een plaatkant lang duurden? Tot die tijd was een album niet meer dan een verzameling liedjes die een groep tot die tijd had geschreven. Of hooguit een verzameling singles, mét de b-kantjes. Neem nou Jefferson Airplane. Hun meesterwerkje Surrealistic Pillow was niets anders dan een verzameling allerhande liedjes: White Rabbit was al veel eerder opgenomen, Embryonic Journey was al vier jaar eerder geschreven door een van de bandleden en werd nu maar toegevoegd aan het album. Althans, volgens de liner notes bij de heruitgave van Surrealistic Pillow. Ook typisch dat zowat elk bandlid wel een paar nummers aan droeg. Niet dat het bij zou dragen aan het 'groepsgevoel' want alle leden werden gewoon afzonderlijk gecredit. Misschien komt dat door het hele geruzie met de royalties, zoals het een echte Amerikaanse band betaamt.
Hoe
zou het er in de Amerikaanse
scene in San Francisco aan toe zijn gegaan, zo halverwege jaren zestig?
Je had The Mamas & The Papas die wel heel zonnige popmuziek
maakten, The Grateful Dead die de psychedelica naar een nieuw plan
tilden (maar ook bekend waren om de joints van een paar meter lengte
die de bandleden zouden roken). En dan was er dus Jefferson Airplane
die hun luisteraars opriepen 'to feed their heads'. Ook
oudgedienden trouwens, want in weerwil van de gedachte dat de meeste
deelnemers aan de Summer of Love broekies en tieners waren, is daar bij
de leden van Jefferson Airplane niet echt sprake van: de meeste leden
waren al een eind in de twintig of begin dertig. Oudgedienden die allen
al jaren meedraaiden in de lokale muziekscene en nu hun kans schoon
zagen om op de psychedelica trend in te spelen: in Amerika waren het
The Byrds en Jefferson Airplane die het genre omarmden. Met optredens
met
nummers die een uur in beslag namen, natuurlijk ondersteund met
allerhande 'geestverruimende' diaprojecties. Heel vooruitstrevend en
vernieuwend, weet je.
Surrealistic Pillow wordt tegenwoordig algemeen erkend als meesterwerk, maar uiteindelijk waren de leden van Jefferson Airplane absoluut niet blij met hun tweede album. Meer folk dan psychedelica, met rustige tokkelliedjes en een paar hits, waarvan White Rabbit en Somebody To Love de bekendste zijn. In Nederland zijn dat de enige hits geweest van de groep, Jefferson Airplane is toch vooral een Amerikaans fenomeen gebleven, het urenlang durende roemruchte optreden in het Kralingse Bos ten spijt. The Grateful Dead, goede vrienden van de band, maar officieel níet betrokken bij de opnames van Surrealistic Pillow (want conflicterende contracten) hadden in Amerika zelfs een grote cultstatus. Wat Jefferson Airplane zélf in gedachten had, bleek uit een vorig jaar verschenen live cd met daarop inderdaad minutenlange jams die heel erg geestverruimend bedoeld waren. Jammer voor hen, de critici anno 2007 lieten er geen spaan van heel. Suffig geneuzel, vast leuk voor de bezoekers indertijd, maar dan toch écht liever dat ene album, waarmee de groep indruk had weten te maken en dat nu geldt als sleutelplaat van de Summer Of Love.
In Amerika zouden nog enkele albums volgen, daarna zou de groep ten onder gaan aan interne strubbelingen. Er volgden rechtzaken over wie het recht over de bandnaam bezat, dus Jefferson Airplane werd Jefferson Starship. En jaren later werd Jefferson Starship weer veranderd in Starship. En in die hoedanigheid bleef de groep hits scoren in Amerika; in Nederland zijn ze vooral bekend van Nothing’s Gonna Stop Us Now en We Built This City. Laatstgenoemde scoort tegenwoordig hoog in de verkiezingen voor slechtste single ooit, grappig genoeg. Er volgde nog een reünie van de oorspronkelijke bezetting van Jefferson Airplane (voor zover die er ooit was) en sinds 1991 is er ook nog Jefferson Starship: The Next Generation, maar daar is in Nederland al helemaal niks van vernomen.
Ook bizar: ondanks het overmatige drugsgebruik ('no band flew higher than Jefferson Airplaine'), leefden tot voor kort nog alle oorspronkelijke bandleden. Enkel drummer Spencer Dryden overleed in 2005, maar die had dan ook een aangeboren hartafwijking. Van The Grateful Dead overleed frontman Jerry Garcia al in 1995 en van The Mamas & The Papas is enkel nog Michelle Phillips in leven. Het aantal beroemde sixties bands waarvan alle leden nog leven, wordt sowieso erg schaars. Een eerste inventarisatie leverde slechts The Kinks en The Hollies op. Dat stemt droevig.
(31 maart 2008)
The
La's - BBC In
Session
(Universal)
Een artiest die veel
platen wil verkopen kan het beste de volgende career move
overwegen: jong overlijden (vrij vertaald naar Jimi Hendrix die de daad
ook bij het woord voegde). Veel (commercieel) profijt heb je er dan
niet van, maar voor de rest... Ga maar na: Nick Drake bracht bij z'n
leven drie albums uit (alledrie klassiekers), Jeff Buckley slechts
één
legendarisch album (Grace) en Gram Parsons legde de fundering voor de
countryrock en legde daarna het loodje. De reden is simpel: de
artiesten hebben niet eens de tijd gehad om slechte albums te maken en
worden dus slechts herinnerd 'om al het goede.' Eigenlijk is het zo ook
met bandjes. Waarom de vraag of de Beatles of de Stones het beste zijn
geen vraag meer is, komt doordat de Beatles zo verstandig waren om in
1970 de stekker eruit te trekken. De Rolling Stones brengen nog altijd
elke paar jaar een plaat uit waar niemand op zit te wachten, waarna the
greatest rock 'n roll show on earth weer kan beginnen. Of neem The
Smiths; vier studio-albums uitgebracht en okee, die waren niet allemaal
even sterk, maar in elk geval genoeg om tot in lengte van dagen bij
Morrissey en/of Johnny Marr te zeuren wanneer die reünie er nou
van
komt.
The La's. Ja, die hebben nooit die status bereikt. Ik kende ze enkel
van een Britpop Top 40 die TMF ergens rond het jaar 2000 moet hebben
uitgezonden. Het was zondagavond, ik had een groepje vrienden op bezoek
(dus was ik er met m'n gedachten niet volledig bij) maar hoorde ineens
een geweldig gitaar intro. Kende het niet, maar het trok m'n aandacht.
Bleek The La's te zijn en ik pakte het Hitdossier erbij: The La's,
There She Goes, niet verder gekomen dan de Tipparade in 1991. Daarna
nóóit meer iets van gehoord. Een paar jaar later las ik
in het blaadje
van de Van Leest over de honderd beste platen aller tijden en daar
stond - heel sympathiek - die ene cd van de groep op nr. 100. Met de
vermelding dat er daarna nooit meer iets van de groep werd vernomen.
Ik heb die cd een paar jaar geleden gekocht en die is inderdaad
gewéldig; There She Goes is nog altijd het beste nummer (en naar
mijn
idee zelfs het beste liedje van de jaren negentig), maar er staat veel
meer moois op: Son Of A Gun, Timeless Melody (goede titel!) en I.O.U..
Toch jammer dat er nooit meer iets van The La's werd gehoord (al is het
voor de legendarische status van je groep wel goed; iedereen wil
tenslotte weten wie die groep van dit briljante plaatje is), hoewel ze
een paar jaar geleden ineens weer op Glastonbury stonden. En ja, er zou
sprake zijn van opnames van een nieuwe cd. Yeah right, het zal wel. De
verhalen rond de opnames van die ene debuutplaat zijn legendarisch; de
groep verspilde vier producers, was nooit tevreden over het resultaat
en na vier (!) jaar was de platenmaatschappij het zó beu (ik
snap die
jongens in dit geval wel) dat de laatste eindmix (door de van U2
bekende producer Steve Lilywhite) dan maar op cd werd uitgebracht.
Bandleider (en het muzikale genie) Lee Mavers liet zich vervolgens waar
ie maar kon negatief uit over die plaat. Hij vond het een wanproduct.
Er is nog altijd geen nieuwe cd van The La's en eerlijk gezegd, daar
zit ook lang niet iedereen meer op te wachten (het kan namelijk alleen
maar tegenvallen), maar vorig jaar verscheen een compilatie van vier
sessies die de groep voor de BBC opnam. En het leuke is: daar kon de
band niet klagen over slechte producties of meer van dat soort ellende
en dus klinkt een veel rauwer rockende band dan de ietwat brave en
matte produktie van die debuut-cd (Lee Mavers had gelijk). Ik kocht de
cd vorig jaar al op vakantie in Sheffield, maar blijf het ding zo nu en
dan uit de platenkast trekken. De oudste sessie stamt uit 1987, een
tijd waarin de hitlijsten werden gedomineerd door synthesizers en Stock
Aitken Waterman producties en er van Oasis of Blur nog geen sprake was.
Daarmee waren The La's de voorlopers van de Britpop en door de sessies
heen blijkt hoe goed ze moeten zijn geweest. En There She Goes is nog
altijd een briljant liedje; ook in deze versie.
(16 april 2007)
Kate
& Anna McGarrigle - Kate & Anna McGarrigle
(Rhino (re-issue))
"Ik vind alles van de Wainwrights geweldig," had de dame aan de balie gezegd. Ik keek haar vragend aan. "Vooral Rufus is fantastisch en ik was al fan van Loudon III. Martha ken ik nog niet, dus die cd van haar wil ik graag lenen." Op de muziekafdeling van de bieb raakte ik vaak aan de praat met klanten, waarbij het merendeel stomverbaasd was dat het dienstdoend personeel ook daadwerkelijk iets van muziek af bleek te weten. Ik kon de dame maar zeer gedeeltelijk volgen. Martha Wainwright had ik ooit op een festival op zien treden. Ze droeg een jurk die het midden hield tussen een kimono en een ochtendjas en zei tussen de nummers door telkens weer 'how great it is to be here.' Haar bijhorende glimlach was zo nep dat het glazuur van m'n tanden sprong. Maar het ergste was dat ze tijdens het zingen de gimmick had ontwikkeld om haar hoofd snel voor de microfoon heen en weer te schudden, waardoor ze dan weer wel en dan weer niet in de microfoon zong. Daardoor ontstond een heel irritant hard-zacht-hard-zacht-hard effect. Waarschijnlijk vond ze het zelf heel erg mooi, want ze deed dat niet één keer, maar aan de lopende band. Kortom, ik was snel weggegaan. Met Rufus had ik wel wat meer, maar meer als performer. Dat gekoketteer met z’n homoseksualiteit vond ik wel geestig en dat hij in een interview had verklaard dat The Never-Ending Story één van z’n favoriete films aller tijden was, droeg ook bij aan een positief eindoordeel. Van Loudon III kende ik eerlijk gezegd niks, maar dat zou nog wel komen (ik hoorde ooit de anekdote dat papa Wainwright in het voorprogramma van Bob Marley optrad in Leiden. Wie op dat onzalige idee was gekomen, geen idee, maar de singer-songwriter werd uitgejoeld en met flessen bekogeld. Hij bleef er koeltjes onder en zei tussen de liedjes door 'wat zijn jullie toch aardig. Dan speel ik toch gewoon nóg een liedje?').
'En hun moeder, wat vindt u daar dan van,' probeerde ik (altijd vousvoyeren, dat deed ik zelfs bij klanten die al jaren bij de bieb kwamen, je wist nooit of ze het je kwalijk zouden nemen als je ineens ging 'jij'en' of 'jou'en'). "Ja, daar heb ik wel eens van gehoord, maar die zingt toch hartstikke vals?" Ik was oprecht verbaasd en verontwaardigd. Kate McGarrigle, de moeder van Rufus en Martha, had in de jaren zeventig samen met haar zus Anna een klassieker in de folkmuziek gemaakt. Hun titelloze debuut in 1975 was zelfs zó'n klassieker geweest dat het volgens een collega die Jong & Wild was in de seventies in elk folkcafé op de pick-up lag. Hij was er bijkans gek van geworden en kon Complainte Pour Ste. Catherine (de single van het album die elk jaar weer in de bovenste helft van de Top 2000 staat) niet meer hóren. Na dat ene album werd het snel stil en ook al brachten de zusjes elke paar jaar weer een album uit, hun muziekcarrière leken ze niet echt serieus te nemen en grote commerciële successen waren uitgebleven. Toch, hun uit 2004 stammende 'comeback' plaat (het was een slordig decennium lang stil gebleven rond de zusjes, een gezellig kerstalbum met zoon en dochter buiten beschouwing gelaten) La Vache Qui Pleure was zeer de moeite waard geweest. Deze zusjes zongen zeker niet vals, maar ja, het is wel folk en dat is voor sommige mensen een acquired taste. 'Dat debuut is een klassieker,' zei ik gespeeld verontwaardigd. 'Daar is niks vals aan, dat is een heel erg mooie LP, één van m’n ultieme favorieten.' Dat laatste was bluf geweest, want ik had de cd een keertje geleend en vond er weliswaar veel mooie liedjes op staan, maar er stond ook wel wat 'minder' werk op, zo meende ik me te herinneren.
Om een lang verhaal kort te maken, de klant nam de cd op mijn dringend advies toch mee. Ze was wel het type dat zich welwillend liet adviseren door ondergetekende, zo bleek. Later leende ik de cd zelf ook eens en toen bleek mijn aanvankelijk wat weifelende oordeel niet terecht. Dit album was inderdaad heel erg leuk. Inderdaad, een klassieker. Het scheelde natuurlijk wel dat ik niet de braakneigingen bij Complainte Pour Ste. Catherine kreeg die mijn collega wel had ontwikkeld (hoe ik dat liedje kende, is mij nog steeds een raadsel, al vermoed ik het een keertje in de Top 2000 gehoord te hebben). Toch duurde het heel wat langer voordat ik de cd ook daadwerkelijk kocht. Kopiëren deed (en doe) ik bijna nooit, omdat ik een nerd ben die ook het cd-boekje (met het liefst ook teksten of mooie foto’s) wil hebben. Bovendien was het album vrij moeilijk verkrijgbaar. Maar eerder dit jaar vond ik bij Fame een heruitgave van Rhino die weliswaar nogal Spartaans was (geen teksten in het boekje), maar met dat euvel moest ik me dan maar verzoenen.
Kate & Anna McGarrigle bleek een magnifiek debuut te zijn. Eentje die in de hoogtijdagen van de folk werd uitgebracht (in Engeland kwam rond dezelfde tijd ook al zo'n mooi album uit, Richard & Linda Thompsons I Want To See The Bright Lights Tonight, al was dat een veel treuriger album). Ook op dit album zijn melancholieke nummers te vinden, maar toch zijn ze altijd hoopvol. De heimwee in liedjes als My Town, Foolish You en in het bijzonder Talk To Me Of Mendocino is voelbaar. Vooral dat laatste liedje weet me telkens weer tot tranen toe te roeren, zeker als de zusjes samen gaan zingen (geen mooiere samenzang als die van broers of zussen), ook al is het dan misschien tegen het valse aan. De tekst van het korte Swimming Song is erg geestig ('salt my wounds / chlorine my eyes / I'm a self-destructive fool'), op banjo gespeeld en geschreven door papa Wainwright. Liedjes over de liefde als Blues In D en Heart Like A Wheel zijn tijdloos, alsof ze al jaren bestaan en slechts door de zusjes even lukraak op plaat zijn gezet. En dat terwijl er maar één traditional op staat, de afsluitende gospel Travellin' On For Jesus. Single Complainte Pour Ste. Catherine is daarmee niet eens de beste track van het album, maar de tekst handelt wel over een typisch Canadees fenomeen: de taalstrijd. Die strijd wordt door Anna (ze schreef het liedje met dichter Philippe Tatartcheff) vergeleken met een strijd 'contre les moustiques' en is het enige Franstalige liedje op het album. Het is ook echt de single: het net iets vetter (de drums zijn te hard) voor de radio geproduceerde en makkelijk in het gehoor liggende liedje.
Zoals
gezegd, dit debuut hebben ze nooit meer weten te
overtreffen. Het album was zo uitgebalanceerd dat alles wat erna kwam
alleen
maar minder kon zijn. Of op z'n best een herhalingsoefening. Liedjes van dit debuut werden gecoverd door
artiesten als
Linda Ronstadt (Heart Like A Wheel, Talk To Me Of Mendocino), Kirsty
MacColl
(Complainte Pour Ste. Catherine), Elvis Costello en Anne Sofie von
Otter (Go
Leave) en Billy Bragg (Heart Like A Wheel). Misschien kwam dat
succes
ook weer niet zo onverwacht; de zusjes waren al rond de 30 toen ze
debuteerden.
Ze
hadden simpelweg hun tijd genomen om met een bijzonder album op de
proppen
te komen. Bijzonder is het zeker, het staat bijna vijfendertig jaar
later nog
pal overeind.
(Raadsel: de van de VPRO bekende Nachtzusters die in de jaren negentig een nachtradioprogramma hadden, heetten Kaat en Anna Schalkens (en waren volgens de overlevering vijf maanden na elkaar geboren). Ik heb een sterk vermoeden, maar weet het niet zeker, dat deze roemruchte (nacht)zusjes zijn vernoemd naar de McGarrigles.)
(16 november 2009)
MGMT - Oracular
Spectacular
(Sony/Columbia)
Het is echt niet dat ik
een snob ben. Maar ik heb nu eenmaal niet zoveel met Nederlandse
popmuziek. En met Nederlandstalige popmuziek heb ik al helemaal niks.
Ik vermoed dat de cd van Spinvis de eerste Nederlandstalige cd in m'n
collectie was en van die zanger heb ik inmiddels - twee of drie albums
verder - ook het lendewater gekregen. Misschien dat het hele gedoe met
kromme rijmzinnen en slechte beeldspraken me gewoon erg tegenstaat.
Goed, er zijn uitzonderingen van wonderschone liedjes in het
Nederlands, of dingen die simpelweg erg grappig zijn (Kvraagetaan van
de Fixkes, om maar es een dwarsstraat te noemen), maar er is in het
Nederlands nu eenmaal niet veel goede popmuziek te maken.
In het Engels is het niet veel anders. Komt door de
taalbarrière. Want
hoe goede je ook Engels spreekt, als Nederlander zal je nooit in
vlekkeloos Engels een tekst kunnen schrijven. Jaren geleden sprak ik op
ICQ (jeetje, dat is inderdaad lang geleden) met een Australische die
graag es wat Nederlandse muziek wilde horen. Eerst stuurde ik - geen
idee wat ze leuk vond - wat hits van dat moment op. Kane, Krezip. Maar
dat vond ze maar niks. Stomme teksten, slechte nummers, neej, dat was
niet wat ze zocht. Toch maar es verder kijken op m'n harde schijf. Vond
ik een mp3'tje van Seedling. Dat vond ik zelf een erg leuke groep
(altijd vrij onbekend gebleven in Nederland en inmiddels jammerlijk
uitelkaar) en ik stuurde haar het liedje William Tell Me toe. Nu kwam
er eindelijk een blije reactie terug, dit was nou es écht leuk.
En
eerlijk gezegd vond ik dat geen wonder; Seedling was in Engeland een
cultbandje. Niet voor niets.
Het aandeel van Nederlandse bandjes in m'n cd collectie is dan ook
redelijk beperkt. Die mini-cd van Krezip, evenals hun eerste cd, wat
dingen van zZz, Daryll-Ann en Johan en het eerder dit jaar verschenen
debuut van Do-The-Undo, maar daar houdt het zo ongeveer wel mee op
(alle lokale helden niet meegerekend natuurlijk). Kwam ik een paar
maanden terug de eerste single van Moke tegen. Vet nummer. Lekker
intro, aardige tekst, al versta ik er de helft niet van. Wat meer van
gedownload, nieuwe single Here Comes The Summer, albumtracks als
Emigration Song en Bygone en verrek, dat was nog best leuk. Niet
hemelbestormend, maar wel lekkere songs en - zo bleek later - zanger
Felix Maginn was dan ook geen groentje meer; zijn vorige band Supersub
had ik altijd wel aardig in de smiezen, maar ook die groep
ging helaas uitelkaar (het zijn altijd de leuke groepen die ermee
kappen). Moke was zijn 'last chance'; gitaren verkocht om de studiohuur
te betalen en leden gezocht die er allemaal voor wilden
gáán.
Misschien vind ik dat nog wel het leukste aan Moke: Het fanatisme
waarmee er alles aan wordt gedaan om Zo Groot Mogelijk te worden.
Spelen in de Bijenkorf in Eindhoven voor een paar man? Doen. Een single
laten gebruiken in een reclamespot? Doen. Elke maand op komen draven in
De Wereld Draait Door? Doen. (Wat dat laatste betreft, Felix Maginn
c.s. waren wel zo snugger om ook eventjes die nieuwe single This Plan
te pluggen, tussen alle covers door.) En uit een artikel dat afgelopen
week in de Vrij Nederland stond, valt op te maken dat op Shorland nog
veel leed wordt verwerkt. Maginn komt uit Noord-Ierland en heeft de
ervaringen met het geweld tussen de katholieken en protestanten in de
songs verwerkt. Daar had ik in eerste instantie niet bij stilgestaan,
dat de uitroep
'animal!' aan het einde van Here Comes The Summer is gericht aan
de protestanten die aan de Oranjemarsen deelnemen. Waarmee de teksten
al meteen veel zinniger zijn dan de gemiddelde onzin die wordt
uitgekraamd.
Er zijn muziekrecensenten die uit een soort chauvinisme een Nederlands
product in hun 'eindlijstje' plaatsen. Zou ik niet zo snel doen, maar
voor dit album zou ik warempel een uitzondering maken.
(2 oktober 2007)
Morrissey
-
Ringleader Of The Tormentors
(Attack)
En dan was er op de
valreep van maart tóch nog een briljante plaat: de nieuwe
Morrissey.
Kon ook niet anders dan dat ie geweldig zou zijn en na dé plaat
van
januari (Arctic Monkeys) en dé cd van februari (Belle &
Sebastian)
heb ik nu een leuk triootje. Nog meer pret: ik ga ze alledrie binnen
een flinke maand live zien. (Hiep hiep hoera voor mezelf!)
Maar goed, Morrissey dus. Geweldige cd, die momenteel zelfs al in de
hitlijst van mijn legendarische platen de vorige (You Are The Quarry
eindigde in mijn eindejaarslijstje van 2004 op numero uno, niet eens zo
zeer de verdienste van de Mozfather, maar eerder vanwege het nogal
matige popjaar. Overigens, ook in een matig popjaar en met een niet
eens zo briljante plaat steekt Morrissey met kop en schouders boven de
rest uit) heeft ingehaald (eerlijk is eerlijk, Viva Hate zal ie nooit
achterhalen). Fijne nummers zoals eerste single You Have Killed Me, een
grotesk I Will See You In Far-Off Places, een episch Life Is A Pigsty
en een van een dikke laag Morrisseyaanse weltschmerz en pathos voorzien
Dear God Please Help Me. (Zou Morrissey eigenlijk bekend zijn met het
werk van Gerard Reve? Het zou kunnen zijn; het oeuvre van The Moz
heeft zich ontwikkeld tot muziek van reviaanse proporties.)
En toch... hoe briljant al die cd's van Morrissey ook zijn, ze halen
het ook allemaal nét niet bij The Smiths. Die waren nog
nét een stukje
briljanterderer. Stiekem weten al die fans (ondergetekende incluis) dat
ook best. Die weten donders goed dat The Smiths nooit meer bij elkaar
zullen komen (de terugkeer van Elvis wordt nog waarschijnlijker geacht)
en dat Morrissey solo second best
is: in elk geval één helft van de
roemruchte Morissey/Marr tandem die in de jaren tachtig de Britse
popmuziek op z'n kop zette. Want waar die Smiths liedjes door de
invloed van gitarist Johnny Marr van de prachtigste gitaarriedeltjes
werden voorzien en daardoor de ene na de andere memorabele hit (How
Soon Is Now, The Boy With The Thorn In His Side, This Charming Man,
Hand In Glove, Panic, Girlfriend In A Coma, The Headmaster Ritual, etc.
etc.) of b-kant of albumtrack (Cemetry Gates, Frankly Mr. Shankly,
Rusholme Ruffians, Paint A Vulgar Picture, A Rush And A Push And The
Land Is Ours) opleverde, daar halen de Morrissey songs het qua pakkende
en tegelijkertijd o zo lekker tegendraadse melodietjes simpelweg
nét
niet. De enige track die daar nog het meest bij in de buurt kwam, was
eerste solo single Suedehead en die is inmiddels ook al zo'n achttien
jaar oud (en vaak als oude Smiths song gezien).
Nog vijf dagen en dan staat The Moz in de Heineken Music Hall. Ik heb
zelfs m'n principe (nooit naar de Bijlmer Bier Hal gaan) er voor deze
keer voor opzij gezet en ik ben niet de enige: het concert is
uitverkocht. Ik sta er straks met allemaal andere Smiths/Morrissey fans
- ongetwijfeld stiekem hopend op die paar Smiths nummers die de revue
zullen passeren. Dichter bij een Smiths reünie zullen we toch
nooit
meer komen.
(5 april 2006)
Beth Orton -
Central Reservation
(Rough Trade)
Ergens in de tweede
helft van de jaren negentig was Beth Orton eventjes het hipste meisje
van de klas. Ik was dat niet (ben ook nog steeds geen meisje, wel erg
hip), maar op de een of andere manier kwam ik toch in aanraking
met deze cd. Ik las erover in de Nieuwe Revu (vreemd) en was
gefascineerd. Ze werd omschreven als 'de missing link tussen folk en
techno' want Orton werkte aanvankelijk samen met (ook al zo'n hippe)
producer Willam Orbit (wat is er met hem gebeurd?). Later bracht ze ook
nog het album Trailer Park uit waarop ze haar folkliedjes van dance
invloeden voorzag. Dat album was langs me heen gegaan, maar dit niet.
Het was folk en ik was indertijd al folkie, dus geïnteresseerd.
En Beth Orton is een dame en om de een of andere reden heb ik altijd al
een liefde voor zangeressen gehad. (Het is voer voor psychologen, maar
mijn cd-kastje puilt uit van de zangeressen. In eerste instantie kon
dat nog liggen aan mijn voorliefde voor (Ierse) folk (en dan krijg je
al snel de vrouwelijke boegbeelden als Mary Black, Clannad en Enya),
maar later volgden nog K's Choice, Catatonia, Melys, Kate Bush en
Fleetwood Mac
(twijfelgeval). Ik vermoed dat het door mijn zingende moeder komt; als
je negen maanden in de buik zit en op wekelijkse basis mams hoort
zingen, zal er best iets van blijven hangen.)
Goed. Ik ging naar de
lokale platenboer en luisterde naar Central Reservation. Was verrast
door het mooie openingsnummer (Stolen Car) en door Ortons ietwat
vreemde stem, hoewel het meer de dictie was die me opviel. Ik schrok
ook; van de jazzy arrangementen en van de duur van de songs (de meeste
boven de vijf minuten, voor mijn idee wel absurd lang). Maar op die
hoes stond me wel echt een heel leuk meisje toe te lachen, dus ik bleef
maar terugkomen om het album weer eens te horen. Na meerdere keren
luisteren kocht ik de cd uiteindelijk en het album ben ik blijven
draaien. Goed, er zaten wel steeds langere periodes tussen, maar waar
ik albums van K's Choice en Krezip (die ik ook rond die tijd kocht)
eigenlijk niet meer draai, is dit altijd een favoriet gebleven. En met
de zomer voor de deur is hij weer in het cd-laatje beland. En ja, het
valt me mee.
Zoiets is trouwens
altijd weer een gok. Sommige platen worden goed oud. Sommige helemaal
niet. Er zijn albums uit de seventies die een legendarische status
hebben, maar die me totaal niet kunnen bekoren. Misschien heb je ze
toen moeten horen om het 'historische belang' ervan te onderkennen.
Sommige Britpop klinkt een dikke tien jaar na dato gedateerd en zelfs
The Bends van Radiohead (sorry jongens) heeft niet de status van een
tijdloze klassieker. Maar met folk (hoewel je dit ook best als
'singer-songwriter' kan omschrijven) kan je natuurlijk ook nooit echt
de fout ingaan. En warempel, het album blijft mooi, vooral dankzij de
kale productie. Niks geen gekke dance bliepjes of triphop ritmes, maar
gewoon een lome, jazzy folkplaat van een heel erg mooie zangeres. Met
bloedmooie liedjes als Sweetest Decline en het titelnummer, het
gevoelige, voor haar overleden moeder geschreven en met jazzcat Terry Callier gezongen Pass
In Time, deprimerende liedjes als Blood Red River en Devil Song, en het
toch best opgepimpte Stars All Seem To Weep en de remix van het
titelnummer (die allebei de tand des tijds danook slechter hebben
doorstaan). Ook wekt het album nog steeds de indruk van een bijelkaar
gerommeld zooitje. Zo is een track als Feel To Believe bijvoorbeeld
heel anders geproduceerd dan Stolen Car. Maar ik vergeef Orton veel;
het klinkt in elk geval wel charmant.
Central Reservation
staat nog steeds als een meesterwerk. Omdat singer-songwriters niet hip
zijn, zal het album niet snel opduiken in 'Beste Album Aller Tijden'
lijsten (een schande, al won het indertijd wel een aantal prijzen),
maar mooi blijft het wel. Beth Orton zou dit
niveau nooit meer halen; ze kwam in een relatie terecht met enfant
terrible Ryan Adams, maakte het ook wel mooie (maar veel mindere)
Daybreaker (met vriendje op achtergrondzang), bracht een compilatie uit
en kwam in 2006 met het nogal tegenvallende en eigenlijk ronduit
slaapverwekkende Comfort In Sound. Daybreaker kocht ik nog, maar draai
ik nooit meer. Comfort In Sound heb ik niet eens meer aangeschaft. En
met Ryan Adams is het bij mijn weten allang weer uit.
(Ik realiseer me
dat ik in de jaren daarna wel steeds meer zangers ben gaan waarderen:
Travis, Belle & Sebastian, The Smiths, Nick Drake, Neil Young, Pet
Shop Boys.)
(26 juni 2008)
Pet Shop Boys -
Fundamental
(Parlophone)
If you’ve done nothing wrong,
you’ve got nothing to fear
If you’ve something to hide,
You shouldn’t even be here
Vreemd. Ik heb mijn liefde voor het oeuvre van de Pet Shop Boys nooit onder stoelen of banken gestoken, maar ik had nog nooit een blogje gemaakt over een album van Neil Tennant en Chris Lowe. Belachelijk natuurlijk, dus ik moest maar es iets schrijven over Fundamental, dat trouwens ook alweer uit 2006 stamt en in Engeland een paar bescheiden hitjes opleverde (waarmee het duo in hun thuisland overigens nog altijd veruit het succesvolste popduo aller tijden is, de teller staat op zo’n veertig Top 40 hits), de hoogtijdagen van de Pet Shop Boys liggen toch een eind achter ons, ergens eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar de groep is altijd goede platen blijven maken én waren en zijn sterk in het maken van schaamteloos catchy singles. Dan kan een prima album als Bilingual geen miljoenenverkoop hebben gehaald, een single als Se a Vida é is ijzersterk. Waarmee de Pet Shop Boys eenzelfde status heeft als bijvoorbeeld The Cure of Depeche Mode: altijd goeie albums gemaakt, maar ook sterk als singles-act.
Bovendien is de groep zich altijd blijven vernieuwen. Ja, Very was een enorm nichterig album (dat gaf Tennant ook grif toe, hij beleefde pas bij de release van dat album zijn coming out, de clip bij Go West liet toch weinig te raden over), maar vervolgens kwam het duo met een door brass geïnspireerd album (Bilingual), met Nightlife kwam er een heus conceptalbum dat gebaseerd was op het nachtleven en voor Release werd (The Smiths) gitarist Johnny Marr aangetrokken. Maar wat moet je op je ‘zoveelste’ nieuwe album? Nieuwe fans zal je er niet mee winnen, je vaste publiek weet dat het sowieso een prima album wordt (want je hebt ze nog nooit teleurgesteld) en de vernieuwingsdrang is ook wel over. Je maakt – gewoon – een prima nieuwe plaat waarmee je je status consolideert en je kan weer even op tournee om een aantal nieuwe nummers te spelen en verder veel oud werk nog eens te herhalen. (Wie zit er nog te wachten op nieuw werk van – pak ‘m beet – de Manic Street Preachers of The Cure?)
‘Die teksten, die zijn zo goed,’ zo vertrouwde een collega muziekjournalist me ooit toe. Je mag mijn cd-collectie er op nakijken en ongetwijfeld is niet elke band of artiest te betrappen op diepgravende teksten, maar de Pet Shop Boys stellen nooit teleur. Luister maar es naar zoiets moois als Rent (‘Oh, look at the two of us, in sympathy, I love you, you pay my rent’), Opportunities (‘I’ve got the brains, you’ve got the looks, let’s make lots of money’) of What Have I Done To Deserve This? (‘Now I can do what I want to – forever, how am I gonna get through?’). Een tekst over een stukgelopen relatie is nog tot daar aan toe, maar de maatschappijkritiek in Rent, over yuppen die alles kopen (desnoods een vriendin) en het cynisme van Opportunities spreken boekdelen. De Pet Shop Boys golden eind jaren tachtig niet voor niets tot de grootste criticasters van het Grote Geld Kapitalisme van Margaret Thatcher (elke zichzelf respecterende Britse popartiest was tegen Thatcher, behalve dan Gary Numan, maar die was altijd al een beetje euh… raar).
De Pet Shop Boys hebben op Fundamental hun maatschappijkritiek teruggevonden. Zo is het album opgedragen aan twee Iraniërs die zijn opgehangen omdat ze homoseksueel zouden zijn. Dat is een wrang detail, maar de sneren naar Labour zijn helemaal duidelijk. Altijd overtuigd links geweest en gedacht dat het na Thatcher alleen maar beter kon worden, valt het beleid van Tony Blair vies tegen. En dus is er woede over de steun van Blair aan de oorlog in Irak in I’m With Stupid, is er een soort berusting in het intrieste Numb (geschreven door de Amerikaanse Diane Warren (ze levert songs op bestelling. Zo schreef ze I Don't Wanna Miss A Thing voor Aerosmith); het was eigenlijk bedoeld voor de – overigens geweldige – verzamelaar PopArt maar was daar te depressief voor) en wordt de obsessie van Britten met veiligheid (in dat land hangen overal camera’s, wat ironisch genoeg CCTV heet (toevallig (?) ook de naam van de Chinese staatstelevisie)) op de hak genomen in Integral (inclusief de boven dit stukje geplaatste mantra van de voorstanders van een overheid die precies wil weten waar ik als inwoner mee bezig ben). Het is een treurig stemmend album, van twee muzikanten die verbitterd zijn over hun idealen die verkwanseld zijn.
Wél
mooi. Want ja, dit is pop, dit is om op te dansen, om veel plezier mee
te beleven, maar als je dan ook nog goede teksten toevoegt, dan ben je
pas écht
goed.
(17 oktober 2008)
Razorlight
-
Razorlight
(Vertigo)
Het blijft leuke
releases regenen, nu dít weer. Geweldige groep (aan de andere
kant van
de Noordzee mateloos populair), prachtige cd. De OOR was al lovend
(da's over het algemeen een reden om huiverig te worden, ware het niet
dat de recensie was geschreven door een stagiair die ook betrokken is
bij KindaMuzik dus mwa, wel vrij betrouwbaar), maar wat een toffe cd is
dit! Tien liedjes, allemaal raak. En met net 35 minuten ook lekker
kort. Da's nog es wat anders dan cd's met 18 tracks en een speelduur
van vijf kwartier (sorry Sufjan, maar zeg es eerlijk, wie gaat zo'n cd
nu helemaal uitluisteren?).
Razorlight. In Nederland zal het niet veel mensen iets zeggen. En da's
jammer. Twee jaar geleden stond de groep rond zanger Johnny Borrell op
Lowlands. Op zondagmiddag, in de India tent. Het was een magere
Lowlands editie; de enige hoogtepunten tot die tijd waren The Zutons
(altijd een geweldige live ervaring) én Cool Politics - bij dat
laatste
kwam weinig muziek kijken, maar het beeld van Theo van Gogh en Hirsi
Ali (Magan?) die elkaar achter de schermen omhelsden staat voor altijd
in m'n geheugen gegrift, maar verder verveelde ik me zelfs een beetje.
Was dan ook erg brak van de avond/nacht en de bijbehorende euh...
consumptie. In de India tent had ik al Blanche én Radio 4 gezien
(ook
niet te versmaden trouwens) en nu dus Razorlight. Ik kende het niet; de
naam had ie net een week ervoor in de nieuwste OOR zien staan in de
rubriek 'aanstormende Britse bandjes' en ja, ik heb nu eenmaal een zwak
voor 'aanstormende Britse bandjes;' zo zag ik al Franz Ferdinand
én The
Libertines in een vroeg stadium, respectievelijk in het bovenzaaltje
van Paradiso (is nog een stoere bootleg van dat concert verkrijgbaar)
en in de Groningse Vera, dus dit mocht ik ook niet missen (ik was
blijkbaar zowat de enige die er zo over dacht, want de tent was maar
half gevuld).
Het was de moeite waard. Absoluut. Sterker nog, het was het beste
optreden wat ik dat weekend zag. Goed, The White Stripes waren een
geweldige afsluiter (de mensen die gaan roepen dat dat optreden een
zeperd was, hebben er echt geen snars van begrepen), maar dit was pas
showmanschap. Want zanger Johnny is een showmannetje. Jasje uit, jasje
aan (schijnt, zo las ik in een interview in de Volkskrant, dat hij 'De
Ondraaglijke Lichtheid van het Bestaan' van Milan Kundera in z'n
borstzakje had gestopt, stond lekker intellectueel; zo'n type is het
dus), tussendoor achteloos het ene na het andere memorabele liedje
zingend. En allemaal even sterk en catchy (ik heb vaak als ik bandjes
ga kijken dat de verveling snel toeslaat; de liedjes ken ik soms niet
eens en dan is het een lange zit). Na afloop stond ik verbaasd voor me
uit te staren. Dit was écht een bijzonder concert geweest, zeer
de
moeite waard zelfs.
Eenmaal terug in Eindhoven werd me bij de bieb gevraagd of ik nog tips
had voor de aanschaf van nieuwe cd's. Ik raadde Razorlight aan
(inmiddels staat die op 16 uitleningen en dat is vrij goed; dat
recensenten bij het verschijnen van de nieuwe cd stellen dat het debuut
in Nederland is geflopt is dus lichtelijk overdreven; ter
vergelijking, de nieuwe Morrissey staat op elf uitleningen (wordt wel
sterk geplugd door ondergetekende) en de nieuwe Pet Shop Boys nog op
zero, maar dat komt nog wel).
Enfin, we zijn inmiddels twee jaar verder. Tegenwoordig wordt aan het
Lowlands optreden gerefereerd als 'een legendarisch optreden waarvan
iedereen zegt dat ie erbij was, terwijl dat niet kan want de tent was
half leeg.' Ik voel me bijna beledigd; was ie er weer es een keer op
tíjd bij, wordt ie niet geloofd. Tis toch schandalig. De nieuwe
cd
wordt laaiend enthousiast ontvangen en Razorlight lijkt nu - lichtelijk
verlaat - ook in Nederland aan te slaan. Met indierock cd'tjes uit het
Britse muziekgebeuren ben ik vooraf toch altijd wat huiverig, maar dit
is een topper (ik gebruik hier liever niet langer het in het verleden
wel vaak gebruikte adjectief 'toppertje'). Eerste single In The
Morning: raak. Who Needs Love? Prachtig pianoliedje. Hold On, idem
dito. America, ondanks de titel geweldig. En zo gaat het maar door. Pop
Song 2006, in de roos. Kirby's House, verscheen al eerder op de ook
niet te versmaden compilatie Help! A Day In The Life en staat hier nu
in een nog betere versie op, Back To The Start, fijn reggae ritme. En
Los Angeles Waltz? Een wals ja. In de OOR stond dat de muziek ook
makkelijk op Sky Radio kon (en dat was niet als belediging bedoeld),
maar ook dat is waar. Het heeft weinig meer met indierock te maken;
wél
met het schrijven van steengoeie liedjes. Dit is pop. Pure pop.
Fijne cd. Ik draai 'm bijkans grijs en daar schuilt wel een klein
gevaar in; dit is dan wel enorm goed, maar het risico is dat ik tegen
de tijd dat het Lowlands is - en ik Razorlight ongetwijfeld weer ga
zien - de liedjes niet meer kan hóren. Dat risico moest ik dan
maar
nemen.
(29 juli 2006)
Josh
Ritter - The
Animal Years
(V2 Records)
I don't know how
they
found me
I'll never know quite how
I still can't believe they heard me
That I was howling out that loud
Maanden geleden werd ik 's morgens ineens wakker met deze vier regels
in m'n hoofd. Geen idéé uit welk liedje ze kwamen, maar
het zat in m'n
hoofd en het kwam er niet meer uit (dat is niet zo heel gek, gemiddeld
zitten er dagelijks zo'n vijf verschillende melodielijnen in m'n hoofd
(die elkaar gelukkig wel afwisselen, anders word ik er helemaal
knettergek van)). Ik begon es te analyseren. Ik móest het
gehoord
hebben, van één van m'n nieuwe cd's kon het niet komen en
m'n hele
cd-rek werd uitgeplozen (toch zo'n vijfhonderd stuks), maar niets dat
er ook maar op leek. Ik kon het es bij de bieb gedraaid hebben, maar
aangezien daar zo'n twintigduizend cd's in de bakken staan, was ook dat
een bij voorbaat onmogelijke zoekactie. En een Top 40 hit met zulke lyrics
leek ook erg onwaarschijnlijk. Een liedje over iemand die zoek is, dan
weer gevonden wordt en dat waarschijnlijk omdat ie zo hard aan het
krijsen was. Zat een mooie kadans in die zinnen, zonder meer, maar
wíe...?
Tja. Wat nu? De regels bleven in mijn hoofd zitten en dat ging zo nog
wel wat maanden door, al wende het na verloop van tijd wel. Een laatste
poging betrof de map 'Guidje's mp3's.' En ineens had ik het. Het was
Wolves, van Josh Ritter! Ja, geen idee hoe ik ermee in aanraking is
gekomen, maar zo op de wekelijkse speurtochten op diverse (muziek)blogs
zal ik het wel es *ergens* opgesnoven en gedownload hebben. Blijkbaar
kwam het uit de tijd dat ik nog muziek samenstelde voor AVRO 1 Op De
Middag, in die tijd was ik vaak vrij wanhopig op zoek naar nieuwe
muziek die op Radio 1 thuishoorde maar daar vanwege allerlei rare
malversaties en overeenkomsten met muzieksamenstellers van Radio 2
nooit gedraaid werd. (Overigens heeft Radio 2 de muzieksamenstelling
van Radio 1 inmiddels volledig gekaapt en wat ingewijden wisten me te
melden dat het er daar kwalitatief niet op vooruit is gegaan. Dat
streelt mijn ego, maar is eeuwig jammer voor de muziek op Radio 1.)
Maar als zo'n liedje zich zo in mijn onderbewustzijn kon nestelen, dan
moet er wel iets mee aan de hand zijn. En dus toch maar es die cd lenen
bij de bieb. En daar bleek elk liedje raak te zijn. Openingstrack Girl
In The War was al helemaal in de roos, het bovengenoemde Wolves was
fantastisch en het daaropvolgende Monster Ballads was van een
onnoemlijk verstilde schoonheid. Geen idee waar die teksten over gingen
met zinnen als 'ones and zeroes bleeding mesa noise', maar het
klonk wel fascinerend. De rest van de cd was ietsjes minder, maar nog
altijd van hoog niveau. Pardon, Hoog Niveau. Ook mooi, een negeneenhalf
minuut durend Thin Blue Flame, of de afsluitende pianoballad Here At
The Right Time. Teksten zijn cryptisch, verwijzen meerdere keren naar
Laurel & Hardy of stellen de oorlog in Irak aan de kaak. Dat
laatste gebeurt wel vrij subtiel, dus wie het op een andere wijze wil
interpreteren krijgt daar alle gelegenheid toe.
Zo'n cd móest in m'n eindlijstje van 2006 en dat gebeurde ook;
tot m'n
eigen verbazing eindigde het ding op nr. 2, vlak achter de Arctic
Monkeys. Daarmee waren het de enige twee albums die me dat jaar
mateloos fascineerden. Een geruststellende gedachte dat ik trouwens
niet de enige was die voor het album was gevallen; menig
muziekjournalist en blogger bleek onder de indruk. Nu nog es live gaan
zien.
(23 januari 2007)
Roosbeef - Ze Willen
Wel Je Hond Aaien Maar
Niet Met Je Praten
(Excelsior)
Gelukkig. Het is toch nog goed gekomen met Roosbeef. Waar het winnen van de Grote Prijs in de categorie pop/rock al jaren als een kus des doods geldt, is het voor de singer-songwriters een zegen. De afgelopen jaren wonnen mensen als Marike Jager, Charlie Dée, Lucky Fonz III en Leine en allemaal kunnen ze op een vrij succesvolle carrière rekenen. Het zal ook een klein beetje komen doordat een onderdeel van winst van de Grote Prijs een optreden op Folkwoods is. Ook al is de bezetting van dat festival vrij traditioneel, singer-songwriters krijgen er altijd een open doekje, tot grote verbazing van de betreffende artiesten. Marike Jager verkocht na afloop bijna haar hele stapel meegebrachte cd’s (waar ze totaal niet op gerekend had) en Lucky Fonz III vertelde blij te zijn met de hoge opkomst (en dat terwijl het grootste deel van de Folkwoods-bezoekers elders, bij Gerard van Maasakkers, stond te kijken). Ook Roosbeef zag ik op Folkwoods optreden (ik schreef indertijd het programmaboekje en herinner me de bar slechte biografie die ik moest bewerken), als onderdeel van de winst van de Grote Prijs. Alleen werd er daarna (we schrijven 2006) weinig meer van de Duivense groep rond zangeres Roos Rebergen vernomen. Enkel een single met het hilarische De Bouwvakkers.
Tot nu. Eindelijk. Goed werk heeft tijd nodig. Elf liedjes, waarvan enkele al tijdens dat optreden op Folkwoods in 2006 werden gezongen. En gelijk staat half radio DJ’end Nederland op z’n kop. Nouja, de radiowereld dan. Rob Stenders draaide enkele weken geleden de single Onder Invloed op en kreeg via de sms reacties als ‘wat een kutplaat’ of ‘jammer, ben je weer een luisteraar kwijt.’ De leukste was nog ‘hmmm, eens even kijken wat Frits op Radio 2 in de aanbieding heeft.’ Stenders vindt het geweldig (was ook dolgelukkig toen het werd aangevraagd als request (‘drie keer zelfs!’) en liet Rebergen de reacties horen. Ze reageerde er nuchter op: 'het zegt toch wel iets als je zoveel bij je publiek los weet te maken'), Beelen is ook fan, Ekdom vindt het verschrikkelijk. Zo loopt de waterscheiding bij 3FM op het moment zo’n beetje. Leuk dat die discussie over wat wel/niet draaibaar is op Nêerlands popzender openbaar gevoerd wordt (ik vermoed dat plaatjes op deze manier worden ‘uitgetest;’ slaat het over een paar dagen nog steeds niet aan, dan wordt het onverbiddelijk afgevoerd).
En ja, je moet ervan houden, van de lijzige stem van zangeres Rebergen en haar tegen het valse aan zingen. En toch is single Onder Invloed alleen al een heel goed nummer, één van de weinige goede Nederlandstalige liedjes die ik in lange tijd hoorde. Met zinnen als ‘geen loverboy wil me hebben / ook al leg ik er zelf een gouden ketting bij’ en ‘ik vind de gekste dingen leuk / zelfs Xander de Buisonjé brak bij mij een snaar.’ Kom daar eens om met de andere Nederpop van tegenwoordig waarbij de teksten aan elkaar hangen van de rijmelarij. Rebergen heeft besloten dat in het Nederlands zingen toch echt het beste is, wat gezien de matige kwaliteit van die vroege, Engelstalige liedjes wel zo begrijpelijk is. Met die tekstuele spitsvondigheden schurkt ze tegen de kleinkunst aan. Zelf noemt Rebergen de (vaak lekker grove) cabaretier André Manuel als voorbeeld, een labelgenoot als Meindert Talma of een absurdistische cabaretière als Katinka Polderman lijken ook wat in het verlengde te liggen.
Alleen teksten is maar de helft van het verhaal, maar de muzikale omlijsting is ook prima. Tom Pintens van Zita Swoon vond de groep zo bijzonder dat hij aanbood het debuut te produceren. Met succes; hij zorgt voor een heel vervreemdend geluid. Zoals in Volle Magen, een nogal mysterieus nummer dat muzikaal trekt, schuurt en voortploegt, tevens één van de oudste liedjes van het album. De muziek is vaak een soort van krakkemikkig, met het omfloerste geluid van een klarinet als opvallendste component. Ik heb weinig Nederlandstalige cd’s in mijn collectie. Een paar jaar geleden was het debuut van Spinvis de eerste, en op dat moment had ik al honderden cd’s. Daar is sindsdien bitter weinig bijgekomen (het blijkt bij Nederlandstalige muziek maar vaak genoeg dat de teksten erbarmelijk slecht zijn en dat wringt nu eenmaal), of het moet die (wel erg leuke) Rowwen Hèze verzamelaar zijn. Maar Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten is zomaar de leukste Nederlandstalige plaat in jaren. De leukste van 2008 én 2009.
(14 januari 2009)
Roxy Music - Roxy
Music
(Island)
Roxy Music is één van de weinige bands van de jaren zeventig die is ónderschat. Veruit de meeste bands en artiesten uit de seventies worden bijna bovennatuurlijke talenten toegedicht en slechts enkelen (Fleetwood Mac, David Bowie, Sparks) hebben recht op enige legendarische status. Maar verder? De Eagles? Hebben voor doorbraakalbum Hotel California een aantal mooie nummers gemaakt, maar dat maakt ze nog geen briljante groep. Supertramp? Mooie liedjes hoor en vooruit, een paar goede albums, maar er zit ook een hoop troep bij. Yes, King Crimson of Emerson, Lake & Palmer? Overdreven moeilijkdoenerij. Queen? Een hoop nodeloze bombast, waar vooral Nederlanders om de een of andere reden heel erg vatbaar voor zijn. En dan heb ik het nog niet gehad over groepen die al in de jaren zestig begonnen zijn en een decennium later helemaal de weg kwijt raakten, zoals Deep Purple, The Doors, Moody Blues en Status Quo. Nee, het moge duidelijk zijn, ik ben geen warm pleitbezorger van al die ambitieuze albumrock uit de jaren zeventig.
Ik was wel bekend met het oeuvre van Roxy Music. Althans, de hitsingles (More Than This, Jealous Guy, Do The Strand, Avalon, Take A Chance With Me, Dance Away) kende ik allemaal wel, maar het enige album van deze sjieke, stijlvolle Britse artrockers dat in mijn platencollectie te vinden was, was Avalon. Een prachtige cd, het laatste album dat de groep in 1982 uitbracht, maar ook een album dat algemeen wordt gezien als een wat overgeproduceerde en gladde draak. Onterecht dus, al had die achtergrondzangeres in Avalon beter achterwege kunnen blijven. Maar Roxy Music was ook een nogal ongrijpbare band. Dan weer uit elkaar gegaan, om vervolgens weer bij elkaar te komen voor weer een album (plus reünietournee) en daarnaast hield zanger Bryan Ferry, een gesofistikeerde dandy, er ook nog een redelijk succesvolle solocarrière (met hits als Let’s Stick Together en The Price Of Love) op na, wat het onderscheid tussen welke muziek nou van Roxy Music is en welke muziek van Bryan Ferry solo komt er niet gemakkelijker op maakt (bij Genesis en Phil Collins solo is het trouwens ook lastig).
Het was de Top 2000, editie 2009 en ik zag dat If There Is Something er aankwam. Een albumtrack van Roxy Music die ik niet kende, maar ik was meteen om. Natuurlijk, ik vond Roxy Music al sterk, maar dit nummer was simpelweg briljant. De opbouw alleen al is magnifiek; het begint als een gezellig popdeuntje, een soort boogie-woogie, dat klinkt als het eerste de beste bandje in de dichtstbijzijnde kroeg met Ferry als de opgewekte crooner. Maar na anderhalve minuut slaat de sfeer om. Eerst volgt er een mooie hobosolo, dan begint zanger Bryan Ferry steeds wanhopiger te klinken als hij bijna jankend zinnen brult als 'I would put roses around your door, sit in your garden' terwijl de hoboïst (of is het een saxofoon; de meningen zijn verdeeld) dreigend op de achtergrond blijft en mineurakkoorden speelt. En de drummer, die blijft gortdroog (maar met een prettige galm, dit nummer is erg goed geproduceerd) doormeppen, alsof hij denkt 'Ferry, stel je niet zo aan man.' De hoboïst/saxofonist volgt vervolgens weer met een lange solo, die aanvankelijk bijna oosters klinkt, om tegen het einde toe helemaal de hoogte in te gaan. Vermoedelijk is Ferry op dat moment de wanhoop redelijk nabij. Althans, de zanger klinkt nog altijd melodramatisch als hij vervolgens begint te mijmeren over vroegere (en natuurlijk betere) tijden ('the grass was greener, when we were young') en vette strijkers onderstrepen de dramatiek alleen maar nog verder. If There Is Something duurt ruim zeseneenhalve minuut, maar het schijnt dat de originele versie, die de groep live bij BBC DJ John Peel speelde, twaalf minuten duurde en dat Ferry daar helemaal de weg kwijtraakte. Arme man.
Ik was verkocht en bestelde een week later het debuut van Roxy Music, waar If There Is Something op staat. Dat debuut wordt niet beschouwd als hun beste album; dat voorrecht lijkt voorbehouden te zijn aan later werk als For Your Pleasure, Country Life en Siren. Dat het debuut niet tot de hoogtepunten van het oeuvre wordt gerekend, komt deels doordat de rest van het album beduidend minder is en het simpelweg niet zo bekend is. Roxy Music was een nog relatief kleine band en pas toen de single Virginia Plain uitkwam, braken ze door (waarop in allerijl die single aan nieuwe persingen van de debuut LP werd toegevoegd). Alle acht studio-albums van Roxy Music hebben de Britse top-10 van de albumlijsten gehaald, al was het in dit geval wel nipt: op plaats nummer 10.
(16 januari 2010)
16 Horsepower -
Folklore
(Glitterhouse)
Pinkpop, juni 2000.
Zondagavond. Het veld was halfleeg (of halfvol, zo zou de optimist
schrijven); de rest van het publiek was al naar de campings vertrokken
om een wedstrijd van het Nederlands elftal op het EK van dat jaar te
volgen. Ergo: de mensen díe er stonden, waren óf enorme
voetbalhaters
óf grote 16 Horsepower liefhebbers. Ik behoorde toch tot de
tweede
groep. M'n toenmalige buurman had 'm de groep sterk aangeraden: 'dat
móet je gaan zien! Zó enorm goed!' Enfin, ik had wel enig
ontzag voor
m'n buurman en z'n nogal grote muziekcollectie én kennis, dus
dat wilde
ik wel gaan zien. De groep had trouwens ook net het prachtige Secret
South uitgebracht (met de huiveringwekkend mooie Dylan cover Nobody
'Cept You, wat mij betreft één van de mooiste covers
ooit) dat hoog in
de Moordlijst prijkte, dus er was enige bijval uit de muziekpers. M'n
mede Pinkpopganger was wat meer gereserveerd. 'Bah, country en
relimuziek,' mopperde hij. Want oja, frontman David Eugene Edwards is
een gelovig man. Zeer gelovig zelfs. Z'n teksten zijn doorspekt van een
angst voor God en hangen aan elkaar van de bijbelse beeldspraken. De
vriend en mede Pinkpopganger is trouwens wel gebleven, vreemd genoeg.
Het optreden begon een kwartier te laat (de celliste was haar bril
kwijtgeraakt), maar wat was het overweldigend. Wat een passie. Wat een
voordracht. En een muzikaal divers geluid met cello, bandoneon, violen
en banjo. Hielp ook wel dat de groep speelde tegen een zonsondergang
die er dreigender uitzag door de hel en verdoemenis preken van zanger
David Eugene Edwards. Een 'eredienst voor het almachtige opperwezen,'
zo zou ik het in een iets te poëtische bui noemen. Hel en
verdoemis
werd er over het argeloze Nederlandse klootjesvolk uitgestort. Zo. Legt
u het daar maar neer. Je zou er bijna gelovig van worden.
Wereldoptreden. Halverwege de set vroeg David Eugene niet begrijpend
aan een toeschouwer met een vlag van de Amerikaanse volksoorlog: 'what
are you waving that flag for?' Hij kreeg geen antwoord.
16 Horsepower bracht sindsdien, naast een live-cd en een verzamelaar
met allerhande rariteiten, nog één van de mooiste albums
ooit uit:
Folklore. Een set van tien liedjes; zes covers (waaronder eentje uit
Tuva, een wel heel vrolijke mazurka en eentje van The Carter Family) en
vier eigen werkjes; het verschil is zelfs niet te horen. Het tiental
klinkt als ware het opnames uit lang vervlogen tijden. Van Alan Lomax
ofzo. Indrukwekkend werk dus en een cd die ik ben blijven draaien; ik
kocht 'm in de snikhete zomer van 2003 en ondanks het warme weer kwam
die country noir erg mooi over. Nu nog steeds draai ik de cd af en toe;
waar ik me bij andere albums tot de hoogtepunten wil beperken, draai ik
deze van begin tot einde; simpelweg omdat er geen slecht nummer op
staat. Wel jammer dat het album altijd in de schaduw staat van Secret
South (ook niet misselijk trouwens).
De band maakte enkele jaren na de release van Folklore bekend ermee te kappen. Het gerelifreak van frontman David Eugene Edwards was de andere bandleden blijkbaar teveel geworden. Damn! Daar gaat weer een topgroep. En ik had ze niet meer live kunnen zien. Ja, een optreden op TV op Lowlands; het zweet gutste van het voorhoofd van de zanger. 'Gatverdamme, wat smerig,' zei m'n moeder, die er een vies gezicht bij trok. Ze had er duidelijk niets van begrepen. 'Geef me passie en muziek!' zou ik eendachtig Raymond van het Groenewoud wel hebben willen uitroepen.
(17 juli 2006)
Phil Spector - A
Christmas Gift For You
(Philips)
Als
je es écht goed wilt griezelen, dan moet je rond deze
tijd van het jaar de bakken met kerst cd's es goed bekijken. Bij de
bieb had ik daar vaak al helemaal lol in, want daar kwamen de meest
afgrijselijke
dingen (Roger Whittaker, 'N Sync, Grant & Forsyth, Garth Brooks,
prinses
Christina of een cd met de veelzeggende titel 'Country Stars Christmas
Gala')
voorbij. Het hoogtepunt werd bereikt als vlak voor Kerst alles wat nog
een
beetje acceptabel was, was uitgeleend. Zo'n beetje elke zichzelf
respecterende
artiest heeft een 'holiday' cd opgenomen en die dingen bevatten altijd
net een
paar eigen liedjes (die zelden hits worden, All I Want For Christmas Is
You van
Mariah Carey is een uitzondering), maar vooral veel van dezelfde
kerstballen
als White Christmas, Little Drummer Boy, Silent Night of meer van dat
soort
standaard meuk. Blijkbaar is er een markt voor, of is dat spul
makkelijk te
produceren, want er zijn stápels te krijgen. O, er zijn goede
kerstplaten. De
kerst cd van de Beach Boys is echt erg gaaf, de Christmas mini cd van
Low is
een absolute aanrader, evenals de kerst cd van The Brian Setzer
Orchestra (Dig
That Crazy Santa Claus!) en met Kerstfeest met Bert & Ernie is het
elk jaar
weer groot feest in Huize Guidje (dankzij de klassieker Ik Ben Een
Kerstbal).
Neej, natuurlijk, dé kerstplaat aller tijden is A Christmas Gift
For
You van
Phil Spector. Dé Phil Spector. Die van de Wall Of Sound. De man
die een
roemruchte carrière achter de rug heeft, inclusief een vreemde
verdenking van
moord en een ongezonde obsessie met wapens. De verhalen zijn legio (hij
zou de
Ramones gedwongen hebben om het intro van Rock 'n Roll High School acht
uur
lang achter elkaar te blijven spelen. Hij zou zijn vrouw en zoon in
huis hebben
opgesloten. Daar was het constant donker, want Spector kon het niet
verdragen om te zien dat ie kaal werd), maar één van de
mooiste is nog
altijd
dat ie Leonard Cohen net zo lang een pistool onder z'n neus hield
totdat ie 'm
de goede zangpartij leverde. Bij het uiteindelijke productieproces werd
Cohen
uit de studio verbannen. Een klant bij de bieb verbaasde zich er ooit
es over
dat Cohen z'n (uit 1977 stammende) LP Death Of A Ladies' Man niet leek
te
koesteren. 'Dat zal komen door de slechte herinneringen die ie eraan
heeft,' legde ik uit en ik vertelde het verhaal over het pistool. De
klant begreep het,
maar bleef het een mooi album vinden.
Het is opvallend dat over zo'n legendarisch kerst album weinig
anekdotes bekend zijn, zeker gezien Spectors reputatie. Wat er over
bekend is,
is dat het ergens in 1963, in een snikheet Los Angeles (op de foto's in
het
boekje staan de sterren in zomerse jurkjes in de studio, plus een grote
uitklapbare foto van Spector, verkleed als kerstman, maar wel met z'n
stereotiepe, gigantische zonnebril en een button met de tekst 'Back To
Mono' op z'n borst) werd opgenomen en dat Spector het idee had
om samen met de sterren uit 'zijn' stal een mooi, eerbiedwaardig en
stijlvol
maar vrolijk kerst album te maken. En een mooie manier om zijn Wall Of
Sound
ten gehore te brengen. De artiesten, de Bob B. Soxx & The Blue
Jeans, The
Ronettes, Darlene Love en The Crystals (en niet toevallig ook volgens
de
producer zelf 'de populairste tienersterren van het moment') zongen de
standaard kerstballen (White Christmas, Frosty The Snowman, Santa Claus
Is Coming
To Town, Winter Wonderland), maar deden dit met zoveel enthousiasme en
vrolijkheid dat er niks oubolligs meer aan was. Dit was (en is) een
groot feest
om naar te luisteren. Vooral Sleigh Ride (door The Ronettes) is
uitgegroeid tot
een geweldige klassieker (ik hoorde het afgelopen week zelfs op Sky
Radio
voorbij komen).
Maar de echte verrassing zit aan het einde van het album, als er twaalf
evergreens voorbij zijn gekomen. Dan neuriën de artiesten op de
achtergrond
zacht Silent Night en wenst Phil Spector zelf de luisteraars een heel
erg fijne
Kerst. Dat doet ie echter met zo'n lief en kinderlijk stemmetje dat je
je
afvraagt of het niet Michael Jackson is die je hoort praten. Heel
merkwaardig, zeker
als je bedenkt wat voor een gestoorde gladiool de beste man is. Phil
Spector
moet ervan overtuigd zijn geweest dat het een succes zou worden. Hij
had pech,
botte pech. Het album kwam uit op 22 november 1963 en in plaats van dat
de
Amerikanen massaal naar de platenzaken gingen, zaten ze naast de radio
of voor
de televisie om te horen over de moord op John F. Kennedy. Spector zou
het
album daarna zelfs (uit piëteit met de nabestaanden en met het
idee dat
het
land niet in de stemming zou zijn voor vrolijke kerst LP's) uit de
winkels
hebben teruggehaald, maar belangrijker was dat het album, compleet
onverwacht,
flopte. Ook de geheide kersthit 'Baby (Please Come Home For Christmas)'
van Darlene Love deed hoegenaamd niks.
Gelukkig groeide het later alsnog uit tot een klassieker met veel
liefhebbers;
zo noemt Brian Wilson de LP z'n favoriete Kerst album en plaatste
Rolling Stone
het op nr. 142 in hun uit 2003 stammende lijst met 'The 500 Greatest
Albums Of
All Time.' Het is niet alles goud dat er blinkt; toen mijn vader op
zijn basisschool bij het kerstfeest deze cd draaide, kon ie op weinig
bijval van de kinderen rekenen. De verzamel-cd van de Beach Boys (met
kerstklassieker Little Saint Nick) was daarentegen wel heel populair.
(13 december 2008)
Dusty
Springfield - Dusty In Memphis
(Atlantic)
(8 juli 2008)
Richard & Linda
Thompson - I Want To See The Bright Lights Tonight
(Island)
Brengt het grootste
lijden de mooiste kunst voort?
Het is een nogal suffig cliché waarvan je toch zou mogen hopen
dat het
niet klopt. Maar de kunstwereld barst van de miskende schilders die pas
jaren later erkenning kregen en menig popartiest heeft albums gemaakt
die compleet flopten en waarvoor pas jaren later enig krediet is
gegeven. (Nogal een conservatief en 'rechts' gegeven dat een artiest
onder de druk van het idee straks geen brood op de plank te hebben in
staat blijkt tot het maken van de mooiste muziek.) Het verhaal gaat dat
Richard Thompson volledig aan de grond zat voor de opnames van I Want
To See The Bright Lights Tonight. Z'n vorige (en eerste solo) album (na
een lidmaatschap van Fairport Convention), Henry The Human Fly, was een
grote flop gebleken en op een low budget (naar verluidt zelfs nó
budget) nam hij samen met Linda Peters (ook wel Thompson genoemd)
uiteindelijk het wonderschone I Want To See The Bright Lights Tonight
op. Aan het nogal simpele hoesontwerp werd vervolgens ook niet al
teveel geld besteed. Toch zat platenmaatschappij Island in eerste
instantie met het album in hun maag. Ja, vast wel mooi, maar wel heel
erg treurig. Zou er een markt zijn voor deze muziek?
Echtparen en stelletjes
in de popmuziek, waar hebben
we dat vaker gezien (ABBA? Fleetwood Mac? Gert & Hermien?).
I Want To See The Bright Lights Tonight. Nick Hornby schrijft in 31
Songs dat er weinig albums zijn die zó op en top Brits zijn. Wil
je
Engeland leren kennen, dan moet je die plaat horen. Goed, hij zegt het
met enige ironie, want hij refereert in hetzelfde stuk (dat trouwens
voornamelijk over The Calvary Cross, track 2 op het album, handelt) aan
de obsessie van Britten met Amerika. Ja, de V.S. dus. Dat Britten
blijkbaar geobsedeerd zijn met Amerika wist ik niet en vond ik de
eerste keer dat ik dat las zelfs ronduit schokkend. Hornby schrijft het
bijna met een sardonisch genoegen dat Thatcher in de jaren tachtig
Engeland omvormde naar een soort van Amerika, maar dan wel de smakeloze
variant: die van shopping malls, McDonalds en yuppen. Ik ben nog nooit
in Amerika geweest, maar de eerste keren dat ik in Engeland kwam,
meende ik het soms als een soort van mini-Amerika te kunnen zien.
Vooral de
uitgebreide leisure centres (complete centra met bowlingbanen,
bioscopen en drive-in restaurants) deden ronduit Amerikaans aan. En
élke stad heeft een eigen gigantische shopping mall waar Hoog
Catherijne of de Heuvelgalerie bij in het niet valt. (Let op: ze gaan
er in Nederland ook steeds meer komen. Slechts een kwestie van tijd.)
Tja. Dat is inderdaad een vrij smakeloze variant van Amerika. Terug
naar Richard & Linda. Het stel zat dus financieel aan de grond en
nam dit
album op. Ik was er niet bij, in 1974, maar de plaat wordt door
muziekhistorici gezien als tekenend voor het tijdsbeeld: de
werkloosheid in Engeland was torenhoog en als oplossing voor dat
probleem werd een driedaagse werkweek ingevoerd. Er was zelfs een
tekort aan vinyl, dus de LP kon aanvankelijk niet geperst worden. En
als je deze LP hoort, van de troosteloze thematiek tot de koperblazers
die in sommige nummers voorbij komen, denk je de grauwe industriesteden
en de rokende schoorstenen er zo bij. De Engelsen hebben voor zulke
triestigheid een mooi woord: gloomy. Het woord keert terug als
je het trieste The Cavalry Cross hoort, of het wel hoopvol gestemde
titelnummer. Op de mooie (en niet al te overdreven opgedirkte)
heruitgave uit 2004 staan ook enkele live opgenomen nummers (Hornby
woonde ooit een concert bij en vond dat Linda erbij zat alsof Richard
haar wilde verkopen. Op een foto in het tekstboekje lopen Richard en
Linda Thompson als een net verliefd stelletje gearmd over straat),
waaronder een tien minuten durende versie van The Cavalry Cross.
Overigens, over echtparen in de popmuziek gesproken, ook Linda en
Richard gingen net als de echtparen in ABBA, de stelletjes in Fleetwood
Mac en Nêerlands eigen Gert & Hermien uit elkaar. Volgens de
geschiedenisboekjes bekeerde Richard zich tot de islam, dumpte hij
Linda
toen ze al maanden zwanger was (vaak wordt gedacht dat het uit 1982
stammende album Shoot Out The Lights (goede titel!) over hun breuk
handelt, maar dit schijnt niet waar te zijn) en waar Richard
succesvolle albums bleef maken, kon Linda van alle spanningen en
ellende die het gebroken huwelijk teweegbracht bijna twintig jaar
(letterlijk) niet zingen. Maar ze kwam ijzersterk terug en bracht in
2002 het ook al zo prachtige (en tevens treffend getitelde) Fashionably
Late uit, waarop ook Richard meezingt. En in het slotnummer Dear Old
Man Of Mine rekent ze alsnog met haar ex af. Als je betoverd bent door
I Want To See The Bright Lights Tonight, dan vind je die plaat ook
geweldig. Maar dat is weer een ander verhaal.
(25 februari 2008)
Vampire
Weekend - Vampire Weekend
(XL Recordings)
Dat blijft toch vervelend, dat je net een paar maanden na het braaf inleveren van je jaarlijstje over 2008 een plaat uit dat jaar ontdekt die er toch écht bij had gemoeten. Nu is het weer het debuut van Vampire Weekend, een plaat die al lang op m'n verlanglijstje stond, maar almaar niet gekocht had. Een bestelling, vorige maand nog, liep op niks uit en tenslotte kocht ik de plaat dan maar op vinyl. Wat trouwens wel heel mooi is, met een knalgeel inlegvel met teksten. Ach, ik had m'n portie nieuwe Amerikaanse bandjes ook wel gehad: MGMT met hun ultrahippe bliepjes en 'muziek van de toekomst' en het juist ouderwets aandoende Fleet Foxes. Misschien dat Vampire Weekend, het meer hopeloos intellectuele en door de Talking Heads beïnvloede bandje, daarom langs me heen was gegaan (het kan ook komen doordat MGMT onder contract staat bij de grote platenmoloch Sony en Fleet Foxes uit Seattle, gewezen grungestad afkomstig is). Met liedjes met titels als Campus, Oxford Comma en Mansard Roof presenteren ze zich natuurlijk ook maar wat al te graag als het nerdy groepje studenten (er hebben er op Columbia University gezeten, dus ze zijn niet bepaald onbemiddeld) dat toevallig ook nog es verdomd lekkere liedjes kan spelen. Natuurlijk krijg je dan een open doekje bij het muziekjournaille dat maar graag genoeg intellectueel overkomt. En als ze zo’n vijftien jaar geleden waren gedebuteerd, hadden ze zo meegekund onder de (overigens belachelijke) noemer nerdrock. Onder die verzamelnaam werden groepen als Weezer en Nada Surf gedumpt. Omdat de zanger een bril had (Weezer) of omdat ze een liedje zongen over hoe het is om niet populair te zijn (Nada Surf). Beide groepen bestaan overigens nog steeds, inclusief een trouwe fanschare (niet slecht voor zo’n klein subgenre).
De invloed van het eerder genoemde Talking Heads is nadrukkelijk aanwezig, evenals het geluid van Graceland van Paul Simon (zanger Ezra Koenig (ook al zo'n fijne naam) klinkt een enkele keer zelfs als Simon) en – ook al zo’n liefhebber van wereldmuziek – Peter Gabriel (die nog genamecheckt wordt in een enkel nummer). Voordat je denkt dat het bol staat van de 'oerwoudmuziek,' nee, dit zijn Afrikaanse ritmes, koortjes en gitaarlijntjes en die invloeden worden veelal volledig geïntegreerd in een leuk, open geluid en bovendien in verdomd korte (van de elf songs klokken er maar twee boven de vier minuten, vijf zelfs onder de drie minuten) en pakkende liedjes. Albumopener Masard Roof en Oxford Comma zijn nog simpele popliedjes, maar daarna wordt er veel meer gespeeld met leuke ritmes en Afrikaanse gitaarlijntjes (pak er ter vergelijking de fijne Putumayo compilatie Acoustic Africa bij). Een enkele keer gaat het iets te ver met het epigonisme (zoals in One), vaker levert het bijzonder leuke, ongecompliceerde muziek op (Cape Cod Kwassa Kwassa, I Stand Corrected). En nergens een vervelende ballad die de vaart uit het album haalt, wel een mooie, bedachtzame afsluiter als The Kids Don't Stand A Chance.
Dit is zoals een debuutplaat moet zijn: kort (amper 34 minuten), elf liedjes die allemaal kloppen (dus 'all killer, no filler') en een mooie hoes (daar val ik toch elke keer weer voor) met een foto van een kroonluchter die meer als een snapshot op een decadent universiteitsfeestje oogt. Het doet bijna denken aan die andere New Yorkse groep met die leuke debuutplaat van zo'n zeven à acht jaar terug: The Strokes. Vampire Weekend maakt hopeloos intellectualistische, maar tevens ongecompliceerde muziek, met zelfspot en relativeringsvermogen. Dit is meer indiepop dan rock en daar is helemaal niks mis mee. Een plaat die bij de eerste draaibeurt al meteen leuk is, maar na meerdere keren draaien (kant A én kant B) ook leuk blíjft. Maar nergens is het té Afro en trouwens, Vampire Weekend heeft het sowieso veel liever over 'Upper West Side Soweto.' Een belachelijke term natuurlijk, die misschien is ingegeven door het adagium dat het erg cool is om een eigen, nieuw genre op te richten, in plaats van in een hokje te worden gestopt (een hokje waar ze nu toch in terecht zijn gekomen, samen met MGMT en TV On The Radio maken ze nu deel uit van het groepje dat ik gemakshalve maar de 'New York School of Cool' noem. Kortom; alles wat hip is, loopt met die groepen weg. Ik heb TV On The Radio geprobeerd en ik vind het vooralsnog vrij complexe, freaky en onbeluisterbare muziek; het lijkt wel net zo avant-gardistisch als Battles, dat 2007 even Snoepje van de Week was).
Hoe ontstaat zo'n scene nou eigenlijk? Eindhoven was zo’n tien jaar geleden heel hip, want daar kwamen rockgroepen als 7Zuma7, Peter Pan (toen nog zonder het achtervoegsel Speedrock, dat hebben ze er pas achter gezet toen ze door Duitsland toerden en – naar eigen zeggen – hele gezinnen naar de optredens toe kwamen; niet zo handig, gezien het imago van ruigste rockband van Nederland), Suimasen, 35007 en The Spades vandaan. En die waren dan weer zó cool dat ze nooit hits scoorden. Maar het was de pers die het maar wat graag over Eindhoven Rockcity had, een stempel dat veel van die muzikanten maar niks leken te vinden. Anno 2009 is Eindhoven Rockcity al vele malen doodverklaard; 7Zuma7 ging al snel uit elkaar, The Spades eveneens en van Suimasen en 35007 is het de vraag of ze nou nog wel of niet meer bestaan. Alleen Peter Pan Speedrock doet nog altijd hetzelfde trucje met verve. Maar, om een lang verhaal kort te maken, zouden muziekjournalisten denken 'heej, dat is leuk, die band komt uit New York en maakt toffe muziek, laten we kijken of er nog meer leuke muziek uit The Big Apple komt?' Of spreken ze gezamenlijk af dat voor 2009 'die en die regio' even heel hip wordt. Het zal vast heel cynisch van me zijn om dat te denken, maar het lijkt er af en toe wel op. Eerst was het Engeland (Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs, Arctic Monkeys), toen was het Canada (Islands, Arcade Fire, Final Fantasy). En nu? Nu is het weer de VS. En godzijdank is de muziek die uit Amerika komt wel heel wat interessanter dan die grunge meuk die er halverwege jaren negentig vandaan kwam.
Het grappige is dat ik deze plaat nu weer es op vinyl kocht. Dat doe ik graag, alleen levert het wel een probleem op. Sinds een maand heb ik namelijk een iPod en tja, dat blijft toch lastig 'inladen,' vanaf vinyl hoppa!, de iPod in. Dus nu moet ik de LP kopen (mooiere hoes, fijner geluid), vervolgens de cd ergens zien te lenen en die dan inladen (reden waarom ik de nieuwe Franz Ferdinand nog niet heb gekocht; ik wil 'm op vinyl hebben, maar moet eerst via via aan de cd zien te komen). Het probleem heb ik met een paar oude LP's (The Strokes, Low) al kunnen omzeilen, maar dat wordt in de toekomst nog een stuk lastiger. Kom ik een mooie LP (van de meeste cd’s die tegenwoordig uitkomen, verschijnt vaak ook nog es een extra mooi uitgegeven vinyl versie, het liefst op twee LP's) tegen, moet ik nu ook nog de cd-versie gaan zoeken voor m'n iPod. Een bijkomend nadeel is dat ik op cd's graag tracks skip en er zo snel doorheen ga. Dat is bij een LP een heel stuk moeilijker. Niet bij Vampire Weekend, dat Pitchfork Media niet voor niets omschreef als een geweldig debuut: 'one of the most refreshing and replayable indie records in recent years.'
Klopt.
Hij komt niet van m'n pick-up.
(8 februari 2009)
Halverwege jaren
negentig was ik van de Britpop. Dat
was een beetje een pragmatische keuze; de folk was ik in inmiddels ook
wel een beetje zat en zag ik niet langer als hip (hoewel ik later
begreep dat veel klasgenoten het juist wel leuk vonden dat ik een wat
afwijkende muzieksmaak had). Het probleem was echter dat klas H3a op
muziekvlak was ingedeeld in twee kampen: enerzijds de gabbers met
muziek met meer dan 200 BPM en aan de andere kant de metalliefhebbers
waarbij ook 200 BPM werd gehaald en bovendien ook nog eens werd
gegrunt. Het was de kunst om in een vrij uur de kantine in te rennen en
de dienstdoende bardame te overtuigen dat op jouw cd toch echt rustige
muziek stond en zij er - naïef als altijd - in zou trappen.
Overigens
waren de gabbers in de meerderheid, maar waren de metalfans meestal
sneller met het inleveren van hun cd. Daar zat ik dan - met een paar
klasgenoten - tussen en meestal was het antwoord op de vraag 'wat voor
muziek vind jíj dan leuk?' een laf 'Top 40' (altijd goed). Maar
na
verloop van tijd was dat 'Top 40' ook wat lafjes en zag ik op MTV clips
van Blur, Oasis en Pulp. Leuke muziek, niet kinderachtig, wel melodieus
en bovenal niet te veel herrie (nooit van veel geschreeuw en gekrijs in
muziek gehouden, uitgezonderd een periode waarin ik nog wel eens naar
punkrock en hardcore (goeie stapmuziek) wilde luisteren). En - ook niet
onbelangrijk - met een gezonde dosis zelfspot.
Enfin, ik kwam dus via
via op The Verve uit.
Eigenlijk vond ik vooral Blur leuker, spannender, vernieuwender en
gedurfder. Waar Oasis elk paar jaar weer dezelfde plaat uitbrengt (Noel
Gallagher speelde ooit een liedje voor iemand en die zei 'het klinkt
een beetje als de Beatles', waarop Gallagher net een paar akkoord
veranderden waardoor het niet meer 'een beetje als' de Beatles klonk,
maar de Beatles wás; op de vraag welk album hij het beste vond,
antwoordde hij eens 'de rode en de blauwe'), wist Blur zich toch
telkens weer te vernieuwen. Dat Damon Albarn en consorten door de
broertjes Gallagher werden afgeserveed als een stelletje studiebollen
en nerds die (helemaal schande) upper class waren, zou mij worst wezen.
En achter de hegemonie van (en de zogenaamde strijd tussen) Oasis en
Blur bevonden zich nog zat andere leuke bands: Pulp (met Jarvis Cocker
als songschrijver; veruit de beste van de jaren negentig Britpop
generatie), Supergrass, Suede en The Verve. En het is grappig, maar het
is juist The Verve dat hét ultieme Britpop nummer heeft
geschreven:
Bitter Sweet Symphony (al wint de laatste jaren Wonderwall wel aan
populariteit).
Het bizarre is dat The
Verve eigenlijk al uitelkaar
was ten tijde van de opnames van Urban Hymns. Dat heb ik altijd vreemd
gevonden, een plaat op te nemen terwijl je eigenlijk weet dat het
voorbij is. Waarom ga je dan tóch door om die laatste plaat op
te
nemen? Was er een contractuele verplichting? Of was er ergens onbewust
toch het idee dat dit het briljante meesterwerk was dat de vijf leden
van The Verve in zich hadden. Met de altijd treurige teksten van
zanger Richard Ashcroft en het spookachtige gitaargeluid van gitarist
Nick McCabe? The Verve was al een paar jaar bezig en had de gehele
Britpop periode weinig succes gehad buiten Engeland. En in 1997 (toen
Urban Hymns verscheen) lag het hoogtepunt van de Britpop nét
achter
ons. In de videoclips bij de singles van The Verve was het Richard
Ashcroft die consequent de hoofdrol speelde (of opeiste?). Een voorbode
voor zijn op het punt van beginnen zijnde solocarrière.
Richard Ashcroft zong
in Bitter Sweet Symphony 'it's a
bittersweet symphony this life /
trying to make ends meet / you're a slave to money then you die'.
Dat was niet hoopgevend en ik vond het vooral een sneue flard tekst.
Ook ik als puber zat vol met zelfbeklag, Weltschmerz en het idee dat de
hele wereld tegen mij was (en ik tegen de wereld), maar er was toch
altijd de hoop dat Het Later Beter Zou Worden. Hier was een zanger die
het net iets anders zag en eigenlijk zei 'nee jongen, ook later wordt
het niet veel beter.' Maar ik had pas echt problemen met het zinnetje 'like a cat in a bag / waiting to drown'.
Als groot kattenliefhebber kon ik dit tekstfragment moeilijk waarderen
of hoe dan ook begrijpen. Ja, de drugs (medicijnen) werkten niet en hij
voelde zich depressief (afkickverschijnselen), maar deze beeldspraak
vond ik vervelend. Waarom zou een weldenkend mens überhaupt een
kat
willen verzuipen? Als ik de tekst van The Drugs Don't Work woordelijk
meezong, sloeg ik dát stukje net even over. Maar eerlijk is
eerlijk:
het blijft wel een heel erg mooi liedje, net als de andere twee
singles: Lucky Man en Sonnet.
Na het succes van Urban
Hymns begon zanger Richard
Ashcroft inderdaad aan die solocarrière. Aanvankelijk vrij
succesvol,
maar de laatste jaren kwam de klad erin. En in deze tijd van bands die
aan de lopende band reünies organiseren kon ook een reünie
van The
Verve niet uitblijven. De BBC zond gisteravond een live registratie uit
van het optreden op Glastonbury en ja, het was prachtig. Met The
Rolling People, Lucky Man, The Drugs Don't Work en Bitter Sweet
Symphony. Het is tien jaar na Urban Hymns en wat mij betreft heeft
Ashcroft slechts een beetje gelijk gekregen met zijn opmerking dat het
leven 'een bitterzoete symfonie' is en jij slechts 'een loonslaaf.' Het
is Later toch Beter Geworden. Gelukkig maar.
(30 juni 2008)
Ik weet niet hoe het
komt, maar ik ben de laatste tijd nogal in de americana hoek bezig.
Nouja, niet die honky tonk Nashville shit, maar meer de
westcoast/countryrock variant of de rafelige singer/songwriter rock van
Neil Young. Met fiddle en harmonica ook wel enigszins kuntrie. Die
laatste kende ik natuurlijk al langer. Was me ooit aangeraden door een
medechatster. Nu had ik eigenlijk altijd ruzie met de betreffende
chatster, maar eerlijk is eerlijk, muzieksmaak had ze en daarom kocht
ik al jaren geleden es Harvest, toch één van de
hoogtepunten uit het
oeuvre van de Canadese zanger. Die draaide ik nu ook weer niet grijs,
maar het is inderdaad een klassieker en een mooie LP. Een paar jaar
geleden werd ik ineens gegrepen door Like A Hurricane, ook al zo'n evergreen.
Het bijbehorende album (American Stars 'N' Bars) is volledig vergeten
en trouwens ook niet zo heel eenvoudig verkrijgbaar. En ach, bol.com
bood toen de Greatest Hits aan voor acht euro. Het fijne van die cd was
dat ik dan ook gelijk dingen als After The Goldrush, Cinnamon Girl,
Rockin' In The Free World en Harvest Moon in m'n collectie had en voor
dat bedrag liet ik 'm dan ook niet liggen.
Maar het kan altijd nog goedkoper.
Liep ik gisteren de Van Leest (en goed, het is inmiddels genoegzaam
bekend dat ik nu eenmaal niet graag aan de nieuwste verbouwing van de
Conny Breukhoven BV mee betaal, maar als het zó goedkoop is, zal
er
geen winst op gemaakt worden) binnen en ligt daar Decade, een andere
'best of' van Young. Voor vijf euro. En al uitgebracht in 1977 (of daar
ergens omtrent); indertijd op 3 LP's en nu samengeperst op 2 cd's (ik
ken die gevallen wel; toen Fleetwood Mac's Tusk een aantal jaren
geleden werd heruitgebracht, werd Sara pardoes in de radio edit
op de cd versie geplant, de originele versie paste niet). Maar
tegelijkertijd had ik deze al es bij de bieb geleend en bood het een
mooi, uitgebreid overzicht van al het vroege werk. Like A Hurricane kon
ik inmiddels trouwens niet meer uitstaan, sinds ik het es op m'n
discman luisterde en het iele, dunne synth lijntje op de achtergrond me
wel erg opviel en irriteerde.
En eerlijk is eerlijk, op de Greatest Hits stonden ook maar twee tracks
van ná 1977 (Rockin' In The Free World en Harvest Moon, het
schijnt dat
Neil Young in de jaren tachtig dan ook danig van het padje af is
geweest met allerlei elektronica projecten. Het leidde ertoe dat
platenbaas David Geffen Young aanklaagde wegens 'het opzettelijk niet
willen klinken als Neil Young,' één van de absurdste
rechtzaken ooit in
de muziekgeschiedenis), dus deze verzamelaar kwam ook wel van pas. Heb
ik nu ook eindelijk Cortez The Killer op cd, een nummer dat een
favoriet is van een vriend en die het 'm al tig keer had aangeraden.
Cortez The Killer gaat over Hernan Cortez, de Spaanse generaal die een
paar eeuwen terug de halve Zuid-Amerikaanse bevolking over de kling
heeft gejaagd, wat de autoriteiten van España halverwege jaren
zeventig
overigens niet belette om het nummer te verbieden (dat moet net voor of
na het overlijden van Franco zijn geweest, het geeft te denken), maar
het biedt wel een erg geromantiseerd beeld van de 'nobele wilde.' Ik
bedoel, zo vredelievend waren die Azteken (of waren het nou de Maya's,
Inca's of Tolteken?) nou toch ook weer niet.
En op cd 1 staan dan een paar uitgerekte rockklassiekers die in
recensies worden omschreven als epische stukken waarbij die gitaren met
elkaar het duel aangaan. Ja, me dunkt, al dat geïmproviseer en
gefreak
met duellerende instrumenten moeten ze maar in de jazzz doen, dus die
tracks laat ik voorlopig maar voor wat ze zijn. Maar nu heb ik er
inmiddels wel een paar mooie Buffalo Springfield tracks (Expecting To
Fly, Broken Arrow) bij. Buffalo Springfield, ook al zo'n klassieker uit
de vroege westcoast/countryrock die ik maar es moest gaan ontdekken.
Als ik volgende week zondag naar A'dam ga voor het concert van
Björk,
moest ik maar es de Concerto in schieten en es op zoek gaan naar een
goeie verzamelaar of naar zo'n andere countryrock klassieker (de Byrds'
Sweetheart Of The Rodeo). Hiiihaaa! Als het nu ook nog mooi weer wordt,
is het helemaal feest.
(4 juli 2007)
Compilaties
Verzamelalbums galore!
Ja, dat 'galore' slaat op de jaarlijkse overvloed van eindlijstjes die
waarschijnlijk over een goede maand op stoom komt, maar het is nu in
elk geval al tijd voor een hele hoop compilaties. Tja, kersttijd he.
Dan brengen zelfs de nitwits die net één hit op hun naam
hebben staan
(vandaag gelezen: t.A.T.u. - The Greatest Hits) een verzamelaar op de
markt. Tot nu toe al gesignaleerd: Jamiroquai, Oasis, Sugababes, Moby,
Alan Parsons Project en Depeche Mode. En ik zal er ongetwijfeld eentje
vergeten zijn. Ook leuk: alle verzamel boxen die er uitkomen. Was al
een druk jaar wat dat betreft; ik spotte al De 100 Grootste Rock 'n
Roll Hits, De 100 Grootste Car Classics, De 100 Grootste 90's Hits,
etc.. Allemaal samengesteld volgens het principe van 'een stuk of
twintig vrij goed en de rest meuk.' En wat betreft die honderd nineties
hits, daar zitten een paar platen uit de jaren tachtig bij en een hele
hoop tracks die niet eens hits zijn geweest. Zo kan ik het ook! Waar
zit ik dan nog wel op te wachten? Nou, de heruitgave van Vic van de
Reijt's Top 100 van Nederlandstalige Singles én Vic van de
Reijt's
Cover Top 100. En de nieuwe Top 2000 cd (een jaarlijks terugkerende
obsessie), áls die dit jaar tenminste eentje komt (nog altijd
speur ik
het internet af naar een voorlopige tracklisting, maar ik kan niets
vinden, nog niet eens een aankondiging van de nieuwe cd. Ja zeg, je kan
toch geen Top 2000 hebben zonder nieuwe compilatie?!).
Goed. Afgelopen week verschenen - ook zeer de moeite waard - een
verzamelaar in het kader van zestig jaar Arbeidsvitaminen. In de bieb
bevindt zich een serie van tien cd's die ooit is uitgegeven in het
kader van het euh... 45-jarig bestaan van het radioprogramma. De
nummers op die cd deden veel ergs vermoeden: Neil Sedaka, Anneke
Grönloh, Doris D & The Pins, om maar es een paar 'toppers' te
noemen. Gelukkig is de muzieksamenstelling van Arbeidsvitaminen
sindsdien wat veranderd (anders had het programma waarschijnlijk ook
niet het zestigjarig jubileum gehaald). En goed, er staat 'Gerard Ekdom
presenteert' boven en ja, die tracklisting bekijkend is de hand van de
meester wel herkenbaar. Gelukkig. ik zie de 'usual suspects'
Coldplay's Talk staan (door de DJ een paar maanden geleden nog
uitgeroepen tot dé track van dit decennium), ABC, Yellow Pearl,
Tom
Cochrane, Jamie Lidell, ja, dat zijn wel 'evergreens' uit het
langstlopende (wereldwijd zelfs) radioprogramma.
De rest van de twee eerste cd's wordt gevuld met tracks die niet echt
heel bijzonder zijn (Gino Vannelli, Talk Talk, Sly Fox, nummers die op
menig verzamelaar staan), maar de echte krenten in de pap staan dan ook
op de derde cd. Veel tracks die leuk zijn voor de echte freaks (lees:
écht iets voor mij dus) zoals Then Jerico met The Motive,
Electronic
(een hobbyproject met leden van New Order en de Pet Shop Boys - sinds
Ekdom z'n coming out beleefde als Pet Shop Boys fan durf ik daar ook
voor uit te komen), Topper Headon (Leave It To Luck, nog nooit op cd
verkrijgbaar) en lekker veel one hit wonders als DAG, Dodgy, de
Leningrad Cowboys, Jesus Jones, Sad Café en Slut. Ja, daar ga ik
nógal
van watertanden. (Ook leuk trouwens: als je als luisteraar veel kans
wil maken dat je 'request' ook daadwerkelijk gedraaid gaat worden, dan
moet je bij Ekdom zeker één van deze artiesten
aanvragen.) Geen wonder
dat de box snel besteld was (bij bol.com, die bieden het ding voor
vijftien euro aan en aangezien dat onder de inkoopprijs (!) is en ie
bij de Free Record Shop al zo'n 22 euro 99 kost, is dat zeker een
aanbeveling).
De vaste Arbeidsvitaminen luisteraar mist ongetwijfeld andere
favorieten. Waar zijn obscure tracks als Call It Love van Poco? Of
Monday Morning 5.19 van Rialto? En bekendere artiesten als Jamiroquai
en Michael Jackson, toch ook favoriete van de 3FM DJ? 'Ik heb carte
blanche gehad bij het samenstellen!,' riep hij vorige week nog op de
radio. Goed, dat wil ik best geloven, maar ook tot op zekere hoogte. Of
zou er dan nog een verzamel-cd '60 Jaar Arbeidsvitaminen' - Deel 2
komen?
(2 november 2006)
Congratulations - 50
Years Of The Eurovision Song Contest - 1956-1980
Congratulations - 50 Years Of The
Eurovision Song Contest - 1980-2005
(Edel)
Kijk, het is natuurlijk
hartstikke leuk dat Paul de Leeuw straks weer namens Nederland de
punten toekent tijdens het Eurovisie Songfestival en ook ik kan als
hetero zijnde al die valsenichtenhumor die met het feestje gepaard gaat
nog wel waarderen, maar het is de laatste tijd wel een
héél erge homo
aangelegenheid geworden. Alleen maar gemiep en gezeur over te hoge
hakken of over het glamourgehalte van die en die jurk en bovendien een
parade van travestieten en transseksuelen. Kortom, hoog tijd dat het
mainstream publiek en misschien zelfs de alternatieve muziekliefhebber
het Songfestival weer wat serieuzer gaat nemen; eerder nam Morrissey
zich al voor om namens het Verenigd Koninkrijk aan het festival mee te
doen (helaas niet gebeurd, maar Jarvis Cocker van Pulp heeft zich al
voor volgend jaar aangeboden) en Zweden stuurt de rockgroep The Ark (in
Nederland vooral bekend van het radiohitje It Takes A Fool To Remain
Sane; toen in de hoedanigheid van een electro groep). Ierland maakt
weer eens kans om te winnen met de niet te versmaden folkgroep Dervish,
kortom, het festival krijgt zowaar weer enige credibility.
Een paar jaar geleden kreeg ik een man aan m'n muziekbalie die vroeg of
de bieb niet twee dubbel-cd's aan wilde schaffen met het complete
overzicht van álle Eurovisie Songfestival winnaars (plus nog wat
'favorieten'). En ja, echt álle winnaars stonden erop (iedere
kenner
weet dat er altijd ééntje ontbreekt: ABBA's Waterloo,
helaas de aloude
rechtenkwestie). Er steeg bij dit verzoek tot aanschaf wel een lichte
kreun op uit het kantoor van 'dze boss' ('neej he, niet
wéér een
Songfestival cd'), maar vooruit, die cd's werden aangeschaft en ach, zo
heel af en toe worden ze wel uitgeleend. Maar eigenlijk gebeurt dat nog
het meeste door mezelf, als ik weer es een liedje voor dit of dat nodig
heb en ze dan es beluister en me bedenk dat het merendeel van die
tracks eigenlijk best wel geinig is. Of ik gebruik het als oefenstof
voor het pubquizzen (inmiddels kent Guidje álle winnaars uit het
hoofd). En aangezien ik ook niet tot m'n pensioen bij de bieb blijf
werken (en van het privilege van *gratis* cd's lenen niet gebruik kan
blíjven maken), moest ik ze toch maar es aanschaffen. Wel
wachten tot
na m'n verjaardag, want ik zal ze es cadeau krijgen van een melige
vriend (ik krijg ook nog altijd cd's van Roxette; da's jammer, want die
heb ik allemaal al).
Maar die cd's zijn dus best geinig. Goed, die oudste liedjes zijn
lichtelijk saai (wie zegt de naam Lys Assia bijvoorbeeld nog iets?) en
het is een groot raadsel waarom een juist wel relatief opwindend liedje
als Volare (van Domenico Modugno) níet heeft gewonnen, maar dat
gedeelte moeten we dan maar zien als een soort archiefkast. Het
festival werd pas écht leuk halverwege jaren zestig, als elke
zichzelf
respecterende mainstream artiest zich kandidaat stelt voor het
festival: Udo Jürgens, Frida Boccara, Nana Mouskouri, Cliff
Richard,
Conny Froboess, Olivia Newton John, Sandie Shaw, Vicky Leandros, ja,
allemaal deden ze mee (maar lang niet iedereen won daarbij). En
vooruit, muzikale trends werden redelijk gevolgd (France Gall's
Poupée
De Cire, Poupée De Son is een klassieker). Na de overwinning van
ABBA
volgden echter wel héél lichtgewicht winnaars
(Brotherhood Of Man,
Teach-In) en in de jaren tachtig zakte het festival als een plumpudding
in elkaar. Goed, best lachen hoor, dat Diggi-Loo, Diggi-Ley en leuk die
twee overwinningen van Johnny Logan, maar daar staat tegenover dat
werkelijk níemand meer Corinne Hermès (won in 1983 namens
Luxemburg) of
Riva (won in 1989 namens Joegoslavië) kent.
Ik mag dan wel klagen dat de homoscene het festival heeft gekaapt, maar
het is wel mede aan hen te danken dat het in de jaren negentig weer
enigszins populair werd. Aanvankelijk was het nog het terrein van de
'smaakvolle ballad' (vooral het domein van Ierland dat ermee in 1992,
1993, 1994 én 1996 won; in 1995 won Noorwegen met een wel heel
Íers
klinkend liedje), maar met de overwinningen van Dana International is
het weer één campy zooi geworden. Dat hoefde nou
óók weer niet. Na de
eeuwwisseling en met de opkomst van de Oost-Europese landen is de
kwaliteit van de liedjes niet bepaald omhoog gegaan. Zo heel soms staat
zo'n groep ook wel eens op het Groningse Eurosonic en dan is het
muzikaal zo oninteressant dat ze geregeld het toch al kleine zaaltje
leegspelen. (Ik vind die liedjes ook totaal niet catchy, maar het
schijnt dat ze in het voormalig Oostblok al lang van tevoren geplugd
worden; zou Nederland ook es moeten doen.)
Voor dit jaar heb ik niet al te hooggespannen verwachtingen. Fijn dat
Edsilia al heeft verteld dat ze vooral wil proberen de halve finales
door te komen. Misschien moet Nederland dat voortaan maar als hoogste
doel stellen: door de halve finales heen zien te komen. Maar waar is de
Nederlandse rockgroep die het voorbeeld van Zweden en Finland volgt en
z'n neus niet langer ophaalt voor het Eurovisie Songfestival?
(3 mei 2007)
Monsieur Gainsbourg
Revisited
(Barclay)
Zoals een Eindhovens
bandje ooit in een interview voor een lokaal popblaadje me
toevertrouwde: coveren is leuk, maar coverbands zijn zó enorm
vervelend. Ik kon ze niet meer gelijk geven. Het is toch veel leuker om
met een groepje vrienden muziek te maken en je eigen stijl te
ontwikkelen in plaats van uitgekauwde liedjes van anderen na te spelen?
Een enkel liedje coveren kan altijd nog (terwijl ik dit typ, realiseer
ik me dat ik nog een afspraak heb staan om *ooit* een avond foute
duetten te gaan zingen met een vriendin); kan je het meteen mooi 'op
eigen wijze' interpreteren.
Trouwens, goed coveren is een kúnst. Pardon, een Kunst. Veelal
is het
toch matig naspelen wat de klok slaat: wat te denken van de Goo Goo
Dolls die Supertramps Give A Little Bit exact kopiëren (volgens de
nieuwste OOR is het een erg leuke cover, bah!) of die Noorse hobbit
Kurt Nilsen die She's So High van Tal Bachman coverde: ik hoor het
verschil tussen de twee versies nog steeds niet. Het voordeel is wel
dat covers het origineel van een nummer nog wel eens onder de aandacht
kunnen brengen. Toen ik It's My Life in de uitvoering van No Doubt
hoorde, ging ik eerst over m'n nek, maar toen de aandacht voor het
geweldige origineel van Talk Talk daardoor weer toenam, keerde zijn
mening. En die versie van No Doubt heeft een gitaarriffje dat weer
'geleend' is van Michael Jacksons Beat It (luister maar es goed!), dus
tweemaal '80's retro.'
Goed. Enkele weken geleden verscheen Monsieur Gainsbourg Revisited.
Veertien uitvoeringen van liedjes van Serge Gainsbourg, de Godfather
van de Franse popmuziek, opgenomen door veelal Britse artiesten. Ik ben
vooralsnog niet heel erg bekend met het werk van de grootmeester, maar
weet wel dat hij een grote invloed heeft gehad op het Franse lied.
Natuurlijk, ik ken Je t'Aime... Moi Non Plus en toen Chazia Mourali
(schijnt fan te zijn) in een interview verklaarde dat Love On The Beat
nog veel meer ordi was dan dat plaatje, heb ik genoemde track ook maar
es gedownload. Mwa, het víel mee (mooi verhaal trouwens over
Gainsbourg
die een paar jaar tekstschrijver voor de jonge France Gall is geweest
en een liedje schreef over een meisje dat gek is op haar ijslolly -
toen ze (een paar jaar ouder) de strekking van het nummer begreep, was
het subiet over met de samenwerking).
En? Staan er goede covers op? Sommige wel. Cat Power & Karen Elson
die I Love You (Me Either) doen is erg grappig (en al geregeld te horen
op VPRO radio), Jarvis Cocker (Pulp zanger en chroniqueur van het
Britse leven; grappige foto van hem met Frans woordenboek in het
bijbehorende cd-boekje) is samen met Kid Loco goed bezig in I Just Came
To Tell You That I'm Going en Carla Bruni (zo'n beetje de enige
Française op de cd en populair bij de leners van de lokale bieb
hiero)
doet een aardige Engelstalige versie van Ces Petits Riens. Jammer
genoeg iets teveel aandacht voor 'hippe' dance acts; zo valt de
bijdrage van Tricky wat tegen en of Portisheads versie van Requiem For
Anna nu de langverwachte comeback zal gaan inluiden, ik betwijfel het.
Ach, doel is toch een nieuwe generatie met het werk van Gainsbourg in
aanraking te brengen. Wie weet lukt het.
(19 mei 2006)
Putumayo Presents:
South Pacific Islands
(Putumayo)
Het schijnt dat de
inwoners van Tonga (of Tuvalu, het is in elk geval een eilandstaatje
aan de andere kant van de aardkloot) de gelukkigste mensen op aarde
zijn (wel raar dat ik net gisteren in de krant las dat uit ander
onderzoek de Denen als gelukkigste volk naar voren kwam; Nederland
staat vijfde en da's gek voor een volk van aartsmopperaars). Maar goed,
Bas Haring refereerde er enkele weken geleden aan in een leuke column
in een Volkskrant bijlage. Hij vertelde daarin over z'n reis naar de
Stille Zuidzee en z'n ontmoeting met een kok en z'n vrouw, die met z'n
tweeën op een eilandje aldaar woonden. Ze woonden daar al vijftien
jaar
en de kok had nooit de behoefte gehad om een ander eilandje, dat aan de
horizon lag, te gaan bezoeken. 'Waarom zou ik daar heen gaan? Ik heb
het hier toch prettig?' Kijk, da's nou logica (de man zou trouwens
nooit een goede kapitalist zijn).
Ergens snap ik het wel; wat voor illusies kan je jezelf maken als je in
een eilandenstaatje in the middle of nowhere woont? Je kan jezelf
redelijk onderhouden, hebt meestal wel goed weer, hoeft je geen zorgen
te maken over andere landen die oorlogje willen spelen (99% van de
wereldbevolking zal niet eens weten waar je landje ligt) en... nouja,
tis een heel relaxed bestaan. Ik wil er wel heen hoor. 'Wel wat saai,'
placht m'n vader dan te zeggen. Maar ook heel relaxed, de perfecte
plaats om es goed te onthaasten. Een soort verloren, onbekende wereld,
hoewel echte onbedorvenheid misschien alleen nog te vinden is in de
binnenlanden van Brazilië of Papoea Nieuw-Guinea
(één van de mooiste
verhalen die ik dit jaar las, was die over een expeditie in een
gebergte in Papoea Nieuw-Guinea; de leden hadden allerlei nieuwe
diersoorten ontdekt die ook nog es nooit eerder met mensen in aanraking
waren gekomen. Zo waren er twee dieren die voor de ogen van de
expeditieleden een paringsdans uitvoerden - ze waren dus nog
níet bang
voor mensen geworden).
Goed. Ik wil er wel es heen. Maar da's wel duur. En ver vliegen. En
nogal een onderneming. Trouwens, hoe zou muziek uit die contreien
eigenlijk klinken? Het schijnt dat er weinig cd's met muziek uit 'ze
Pazifik' verkrijgbaar zijn, maar ik stuitte op dit exemplaar van
Putumayo. Leuk label dat muziek uit allerlei windstreken haalt om er
leuke compilaties van te maken. Een cd met Afrikaanse kinderliedjes
werd enkele weken geleden al cadeau gedaan aan m'n pasgeboren nichtje
Esmee (en dat is een - ook voor volwassenen - enorm leuke cd, want haar
vader draaide 'm al vaak) en ik draaide met veel plezier de verzamelaar
Celtic Crossroads - Keltische muziek, gemixt met moderne elementen. Dus
geen zijige tin whistles en fiddles. Nouja, die wel, maar dan een
beetje opgefluft. Vaak bevatten de cd's onbekendere bands en artiesten
die verrassend mooie liedjes weten te brengen. (Er is ook wel wat
gezeik; zo zijn er miepkonten die vinden dat de cd's van Putumayo te
kort duren. Inderdaad, de gemiddelde speelduur zal zo'n drie kwartier
zijn, maar dat is een erg mooie lengte. Als ik de laatste jaren Leo
Blokhuis (irritantste quote: 'Coldplay is Radiohead-light')
één
verstandige opmerking heb horen maken, dan is het wel dat drie kwartier
een maximum lengte voor een cd moet zijn. Hij heeft gelijk.)
En, is het wat? Ja! Het is echt leuke muziek. Gelukkig geen field
recordings van allerlei cultureel antropologen die traditionele
gezangen hebben opgenomen, maar gewoon, elf mooie liedjes. Daaronder
dan wel vier van Te Vaka (ik zou bijna gaan woordspelen. Te Vaka?
Eerder Te Vaak!), een vanuit Nieuw-Zeeland opererende groep met leden
uit Tokelau en Samoa. Eigenlijk is vooral Iuliana een erg leuk liedje,
maar de andere drie bijdragen zijn ook zeker okee. Ook mooi is het
gitaarliedje Abebe van de uit Papoea Nieuw-Guinea afkomstige Telek.
Iets té traditioneel zijn de bijdragen van OK! Ryos, waar zelfs
het
ruisen van de zee in de muziek is verwerkt. Hmf, da's wel iets te
toeristische humbug. Ander hoogtepunt is Watolea van Gurejele, uit
Nieuw-Caledonië. Geen idee of het allemaal kwalitatief
enórm goed is;
daarvoor ben ik nu eenmaal te weinig expert in de wereldmuziek, maar
het is in elk geval muziek die goed te genieten is. En dan staat er in
het cd-boekje ook nog een recept om op Pacifische wijze kip te
bereiden. Wel jammer dat ik geen vlees eet, maar het komt vast nog wel
es van pas als er carnivoren op bezoek komen.
Eigenlijk was dit wel een goede soundtrack geweest om lekker bij
onderuit te hangen in een strandstoel. In de achtertuin. Vooralsnog
werkt het weer niet mee. Maar áls ik de drie miljoen win, dan ga
ik
naar de Stille Oceaan. Eilandjes kijken. En muziek luisteren.
(9 augustus 2006)
Vic van de Reijt's
Top 100 van Nederlandstalige Singles
De Nederlandstalige Cover
Top 100 van Vic van de Reijt
(Nikkelen Nelis/Universal)
Eigenlijk zijn ze
broertje en zusje. Ze werden ergens in 1999 en 2000 uitgebracht en
indertijd moeten ze allebei langs me heen zijn gegaan. Tja, dit soort
Nederlandstalige meuk had op dat moment nog niet echt m'n interesse,
maar enkele jaren later, ik was inmiddels bij de bieb met beide boxen
in aanraking gekomen, viel ook ik voor het hoge camp gehalte en de
uitstekende bloemlezing uit de Nederlandse muziekgeschiedenis. En dan
was ook nog elke single voorzien van een korte toelichting en was het
single hoesje in het boekje afgebeeld. Maar ja, tegen die tijd waren
die cd's al nauwelijks meer te krijgen - ik liep stad en land af en
vond zo heel af en toe nog wel een exemplaar van de Cover Top 100
(stiekem de leukste van de twee), maar ik wilde ze wel allebéi
hebben
en om het risico niet te lopen straks één boxje te
hebben, besloot ie
zich er maar niet meer druk om te maken. Een blik in het programma van
de distributeur leverde ook al weinig hoopvols op: ze waren beiden
'deleted.' Oftewel: niet meer leverbaar. Balen, maar ik moest me dan
maar behelpen met de boxjes die ie bij de bieb kon lenen. Was toch
gratis.
De afgelopen jaren wierp Vic van de Reijt zich in Het Parool (waar ook
al de Top 100 van Nederlandse Singles en de Cover Top 100 in waren
verschenen) op als beschermer van respectievelijk het Franse chanson en
de Duitse schlager en opnieuw verschenen er weer mooie verzamelaars van
- respectievelijk Les Meilleurs 69 en Van Du Tot DaDaDa. Nu was ik er
als de kippen bij en ja, ze zijn allebei zeker aan te bevelen voor
mensen die een aardige doorsnee van beide muziekgenres willen hebben.
Goed, bij de Subjectivisten klaagde er al iemand over, Vic van de Reijt
zou de cd's hebben samengesteld met het Hitdossier in de hand, maar dat
boeit niet - hij pretendeert dan ook niet een alternatieve lijst samen
te hebben gesteld.
Vorige maand stuitte ik bij bol.com stomtoevallig op de Cover Top 100
en stond er - vreemd genoeg - onder: 'Nog niet beschikbaar.' Verbazing.
Zijn ze dan weer verkrijgbaar? Worden ze opnieuw uitgebracht? Ja dus.
Vorige week werden beide boxen heruitgebracht. Goed, niet in de mooie
boekvorm van de originelen, maar in een iets eenvoudiger uitvoering.
Da's jammer, maar het gaat dan ook niet om de vorm, maar om de inhoud
(tegeltjeswijsheid); de muziek blijft toch het leukste. Ik schreef al,
die Cover Top 100 is stiekem het grappigste, met evergreens als
Manuela (Jacques Herb), Laat Me Alleen (Rita Hovink) en Dokter Bernhard
(Bonnie St. Claire & Ron Brandsteder), maar het zijn onbekendere
dingen als Rijk de Gooijer die de Beatles' Yesterday om zeep helpt en
de Groningse bajesklant Alias Berger (met een Nederlandstalige versie
van Johnny Cash's San Quentin, bij hem heet het Veenhuizen en het was
voor hem aanleiding een hele LP op te nemen onder de titel Linke
Liedjes) die de box pas helemaal tot een succes maken.
Als je erover nadenkt is het ook niet zo gek dat die Cover Top 100 het
beste is; lang niet alles werd vanuit het Engels, Duits, Frans of
Italiaans (de voornaamste bronnen) naar het Nederlands vertaald, dit
werd enkel gedaan met de nummers die hun hitpotentie al hadden bewezen.
Toch is uiteindelijk ook de Top 100 van Nederlandstalige Singles niet
veel minder dan de Cover Top 100. Het is de box met oer-Hollandse
nummers als Aan De Amsterdamse Grachten (Wim Sonneveld), Ketelbinkie
(Frans van Schaik) en Naar De Bollen (Louis Davids). Om maar eens een
paar voorbeelden te noemen. Ook veel kleinkunst, liedjes uit het
cabaret en werk van Boudewijn de Groot, André Hazes, Peter
Koelewijn en
Drs. P. Voornaamste songschrijvers: Willem Wilmink, Harry Bannink,
Annie M.G. Schmidt, Gerrit den Braber en Vader Abraham.
En ja, het Nederlandstalige cultuurgoed valt reuze mee; honderd liedjes
die stammen uit een tijd dat Marco Borsato, Ali B., en Lange Frans
& Baas B. de hitparade nog niet bevolkten. Héél fijn.
(27 november 2006)
Vic van de Reijt
presenteert: Van Du tot Da Da Da
(Nikkelen Nelis/Universal)
Aber das ist ganz toll!
En dan houdt het verder wel op met de kennis van das Deutch; ik lette
namelijk nooit goed op. Ik zal een jaar of 13, 14 zijn geweest en vond
Duits een kuttaal. Ook wel Scheisse genoemd. En ik voerde dus kein Muhr
uit. Gevolg: op z'n eerste rapport in 2 Havo stond ie een 3 en dat
heeft ie met heel veel moeite tegen het einde van 3 Havo op kunnen
krikken naar een mager zesje (die ie overigens niet kreeg van z'n
leraar Duits Herr Von Tuyl; hij vond het nochtans iets té veel
eer).
Daarna liet ik het vak dan ook maar wie ein Backstein fallen. Om dus
maar vooraf te waarschuwen: er kan hier en daar een ringel-s (of nee,
die is inmiddels abgeschaft) of naamval verkeerd staan. (Het valt
trouwens nog best mee met het zich verstaanbaar maken van
ondergetekende in der Heimat. Ik ging afgelopen jaar naar het
onvolprezen Haldern Pop Festival (net over de grens im Deutschland) en
kon me - ondanks alle fouten - vrij goed redden. Sommige Deutschers
dachten zelfs dat ze hier met een 'native' Deutscher zu machen hatten.
Ik moest ze teleurstellen maar was desondanks best trots.)
Niettemin, warum was ik dieses Vertellung ergonnen? Owja, Vic van de
Reijt's Van Du tot Da Da Da. Een 3 cd-box met zestig Duitstalige
liedjes. En wat een feest. Oder wie ein Fest. Vic (vooral bekend als
uitgever en singletjes verzamelaar) publiceerde eerder al rond de
eeuwwisseling de Top 100 van Nederlandstalige Singles en - nog veel
leuker - de Cover Top 100 en vorig jaar volgde nog Les Meilleurs 69.
Afgezien van de ietwat flauwe titel een geweldige verzameling Franse
chansons. En ik kan met gerust hart melden: ook in de bieb zeer
populair bij de diverse leners en lenertjes. Overigens was het nog lang
onduidelijk of die box er zou komen; de aloude rechtenkwestie speelde
op: van de opnames van Charles Aznavour, Gilbert Bécaud en
George
Brassens bleken de licenties niet verkrijgbaar. Jammer; maar het euvel
werd vrij elegant opgelost: simpelweg geen Aznavourian of Bécaud
en van
Brassens' bekendste liedje Brave Margot werd een andere uitvoerende
gekozen. Toch nog iedereen 'très heureux.'
En dan vond ik op internet allerlei verhalen dat een Duitse cd-box niet
door ging vanwege heel dit licentiegedoe. Maar wie schetst mijn
verbazing als ik woensdagmiddag naar de herhaling van De Wereld Draait
Door zit te kijken? Vic van de Reijt zit er aan tafel. Met z'n nieuwste
project: een 3 cd-box met zestig Duitstalige liedjes. Ganz toll.
Übergeil zelfs! Vandaag sjeesde ik dus naar de
Schallplatenaufnamewinkel (of hoe zo'n ding ook in het Deutsch mag
heten). En kocht er meteen de box. En wie ein Spass: drie cd's met
Qualitätsmusik von Marlene Dietrich, Hildegard Knef und Johnny
Cash (!)
und etwas minderes Qualitätsmusik von Roland W., die Erste
Allgemeine
Verunsicherung (het gewéldige Ba-Ba Banküberfall) und
Marianne
Rosenberg. Vooral die laatste is een heldin van me. Ook hier ontbreken
wel een paar échte knallers: BAP, Udo Jürgens, Nana
Mouskouri und
Kraftwerk wilden niet meewerken (Herbert Grönemeyer und Nicole
worden
niet genoemd, blijkbaar was de planning sowieso nicht dat zij op deze
cd's zouden komen; in het geval van Grönemeyer wel een schande
want
zijn Halt Mich is onovertroffen; tranen in m'n ogen zo mooi).
In het bijbehorende boekje schrijft Vic van de Reijt dat het Duitse
lied vooral over Heimweh handelt. Das ist etwas vreemd voor een land
dat al decennialang z'n overzeese gebieden kwijt is, maar allee, bij
gebrek aan kennis van das Deutsches Lied zal ik 'm dat punt gunnen. Ook
veel aandacht voor die Neue Welle en de - inderdaad, goed geconstateerd
- recente herwaardering voor dat werk en haar voornaamste pioniers:
o.a. Kraftwerk en Einsturzende Neubauten.
Ik voorzie een gat in de markt; de volgende jaren móeten er wel
meer
leuke cd-boxen uit gaan komen met meer gewéldige foute en minder
fouten
platen. Qua landen zal alleen Italië nog mogelijk zijn en
misschien kan
Zuid-Amerika of Afrika als thema dienen, maar dan houdt dat op. Maar
wat te denken van een box met de zestig foutste kerstplaten. Of de
zestig foutste zomerhits (ik ben in het bezit van een 5 cd-box met de
an sich adequate titel 'Zomer Top 100' maar die is voorzien van een
afgrijselijk lillikke hoes, dat doet Vic van de Reijt stukken beter met
die leuke tekeningetjes). Kurzom, das wird Spass für mir/mich/minn
in
die nächtsten Jähre!
(27 april 2006)
Vic
van de Reijt
presenteert: Surivlaams
(Nikkelen Nelis/Universal)
Als ik heel eerlijk
ben, had ik de link tussen
Suriname en België (of Vlaanderen, zo u wilt) niet bepaald gelegd.
Ja,
Vic van de Reijt (samensteller van heel erg leuke cd compilaties,
altijd voorzien van een mooi verzorgd doosje en uitgebreide
toelichting) komt met een paar overeenkomsten (in allebei de landen zit
men graag voor het huis in de voortuin (of in het geval van Suriname,
iets wat daar voor door moet gaan), beide landen hebben een moeizame
relatie met Nederland en zowel Belgen als Surinamers zijn ironisch over
Nederland. En soms eerder sarcastisch of cynisch. Ik zou daar nog aan
toe willen voegen dat beide landen een nogal groot politiek probleem
hebben, al heet dat probleem in België Dewinter en in Suriname
Bouterse
en dat beide landen tot de derde wereld gerekend kunnen worden (die
laatste opmerking was natuurlijk cynisch bedoeld - ha ha ha)).
Enfin, Suriname en Vlaanderen (België, het is me niet geheel
duidelijk
of Van de Reijt het nu over Vlaanderen of België heeft bij zijn
nieuwste compilatie, dus ik ga beide benamingen lekker door elkaar heen
gebruiken) vormen de inspiratiebron voor de nieuwste verzamelaar van
Vic van de Reijt. Rond de eeuwwisseling waren er al de Nederlandstalige
Singles Top 100 en de Cover Top 100 en de afgelopen jaren volgden nog
Les Meilleurs 69 (Franse chansons) en Van Du Tot DaDaDa (Deutsche
Schlagers en Neue Welle). Ik hoopte stiekem op een 3cd box met zestig
Italiaanse liedjes of desnoods een compilatie met zestig zuid-Europese
liedjes (dan kunnen ook Portugal, Spanje en Griekenland er ook nog
bij),
maar het werd dus deze ietwat vreemde Surivlaamse 3cd box. Met de beide
Top 100 verzamelaars deelt deze box dat Van de Reijt lekker uit heeft
gezocht wat híj goed vindt en niet kijkt naar of een plaatje een
grote
hit is geweest in Nederland (zoals bij de Franse en Duitse cd's
gebeurde - die waren met het Hitdossier in het hand samengesteld).
Maar werkt het? Dat Suriname en Vlaanderen op een verzamel cd. Euh...
niet echt. Kijk, het is heel leuk hoor, veertig Vlaamse liedjes en
twintig Surinaamse liedjes, maar de combinatie is op z'n zachtst gezegd
muzikaal te verschillend. De Surinaamse liedjes swingen veel meer
(hoezo cliché) en de Vlaamse liedjes zijn veel meer door de
Nederlandse
(pop)muziek enerzijds en het Franse chanson anderzijds gevormd. En die
combinatie, die vloekt dus nogal.
Wat ook niet echt handig is, is dat er nogal vrij eenzijdig is
geselecteerd: zo zijn maar liefst zes van de veertig Vlaamse bijdragen
van Raymond van het Groenewoud en hoe goed ik Van het Groenewoud dan
ook vind, dat is wel heel erg veel van het goede. Waarom niet iets
extra's van Clouseau, want die hebben naast het wonderschone Daar Gaat
Ze zoveel anders moois gemaakt (en meteen een mooie gelegenheid van dat
imago van tieneridolen af te komen - daar hebben ze in Nederland
namelijk nog steeds last van)? Of van Gorky, waarvan het prachtige Mia
is gekozen, dat in Vlaanderen dezelfde status heeft als - pak 'm beet -
Boudewijn de Groots Avond in Nederland. Het lied laat in de Top 100
Aller Tijden lijstjes steevast het werk van Van het Groenewoud en Brel
achter zich. Daar staat tegenover dat er een paar prachtige juweeltjes
uit zijn gezocht: Castelli de Cannero van Kris de Bruyne (al had ik nog
liever het sfeervolle Amsterdam, bekend van de Old Amsterdam
kaasreclame, gehad) en De Fanfare van Honger en Dorst van Jan de Wilde
(dat ik enkel kende in de ook al niet misselijke uitvoering van
Brabantse held Gerard van Maasakkers). Ook fijn dat de recentere
Belgenpop van Noordkaap, De Mens en Kamagurka en de Vlaamse Primitieven
niet is vergeten.
Hoe zit het dan met de Surinaamse eenderde van de 3cd box? Ook daar is
één artiest oververtegenwoordigd, Max Woiski jr., een
zanger die vier
van de twintig liedjes levert (en overigens ook al vertegenwoordigd was
op de Nederlandstalige Top 100, dus daar dubbelt hij ook nog es). Voor
de rest heeft Van de Reijt moeten schrapen om een totaal van twintig
liedjes te kunnen halen, zo geeft hij toe in de liner notes.
Daarom heeft hij maar gesmokkeld met Neerlands Hoops Doe de
Ballenkneller ('omdat het over een Surinaamse man gaat') en De
Kakkietrap van Wieteke van Dort ('omdat het in nep Surinaams is'). Wel
heel leuk om es Ma-Di-Wo-Do van de Bontjie Stars (dat ik enkel kende
van de jingle van Stenders' Eetvermaak) te horen of het treffend
getitelde Orgasme van de Seven Latin Stars.
Blijft toch de eindconclusie dat Van de Reijt misschien beter ervoor
had kunnen kiezen om een enkele cd te maken met twintig Surinaamse
liedjes, dan had hij zich bij deze 3cd box tot enkel Vlaanderen kunnen
beperken. Dat was - met het grote aanbod aan Vlaamse kwaliteitsmuziek -
zeker en vast gelukt. Nu heb ik telkens de neiging om óf alle
Surinaamse, óf alle Vlaamse liedjes op de cd-speler te
programmeren.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest?
(2 februari 2008)
Zero:
A Martin
Hannett Story (1977-1991)
(Big Beat)
Martin Hannett? Ik had er tot een paar jaar terug nog nooit van gehoord en maakte pas kennis met de man (en diens roemruchte imago) via de film 24 Hour Party People. In één van de eerste scènes is hoofdpersoon en dan kersvers platenbaas van Factory Records Tony Wilson naar 'm op zoek en vindt de producer ergens in een grasveld op een heuvel buiten Manchester met een richtmicrofoon in de lucht:
"What are you doing?"
'Recording! Silence!'
"You're recording silence?"
'No, I'm recording Tony fuckin' Wilson!'
Fijne man. Door de rest van de film volgt de ene na de andere
hilarische anekdote. Een van de mooiste is dat de producer tijdens de
opnamesessie van de debuutplaat van Joy Division het drumgeluid in de
studio niet goed vindt en de drummer sommeert op het dak van het gebouw
te gaan spelen. 'Just keep on playing, we'll let you know when
you're ready.' In een later shot zie je de andere bandleden
wegrijden terwijl de drummer nog braaf z'n ritmes intikt.
Kortom, legendarisch producer. Onlangs verscheen Zero: A Martin Hannett
Story, een verzamel-cd met daarop een aantal van z'n opvallendste
productiewerkjes (voor wie zich afvraagt wat een producer nu eigenlijk
doet: dit is geweldig interessant studiemateriaal). Natuurlijk, Joy
Division, The Durutti Column en New Order (bekende bands van het
Factory label) staan erop, maar ook de Buzzcocks, Orchestral Manoeuvres
In The Dark (OMD) en U2. Om bij OMD te beginnen: in de liner notes
wordt een warrig verhaal opgehangen over een versie die uiteindelijk
wel en toch weer niet op single is uitgebracht, maar de versie door
Martin Hannett is toch heel anders dan degene die is terug te vinden op
de cd The OMD Singles; vermoedelijk vond de groep de versie van Hannett
te bizar. En de leden van U2 namen hun tweede single ever met
de befaamde producer op (zeer interessant verhaal dat door Simon
Reynolds is opgetekend in z'n standaardwerk over de postpunk jaren
(grofweg 1978-1982) Rip It Up And Start Again: het schijnt dat Bono na
de zelfmoord van Joy Division zanger Ian Curtis nadrukkelijk bij
Factory labelbaas Tony Wilson heeft gesolliciteerd naar de 'vacature.')
- het werd geen succes; Martin Hannett was een te gecompliceerde
persoonlijkheid om mee samen te werken. En eerlijk gezegd mag je je ook
afvragen of U2 succesvoller was geweest als hij de volgende singles en
LP's van de groep wél had geproduceerd.
Na 1982 kwam er de klad in. De producer raakte verslaafd aan drank,
drugs en euh... nou, drank en drugs vooral. Op de cd dan ook geen
werkjes uit die periode, al schijnt hij in 1985 nog een nooit
verschenen plaat met The Stone Roses (de vooral in
Groot-Brittannië
legendarische rockband) te hebben opgenomen. Pas met de komst van de
Happy Mondays leek Hannett z'n creativiteit weer terug te hebben
gevonden. Het was een laatste stuiptrekking: begin jaren negentig
overleed ie (twee keer z'n normale gewicht) op 41-jarige leeftijd aan
een (hoe kan het ook anders) hartaanval. Een mooie scène in 24
Hour
Party People is die van de uitvaart van Hannett: voor de man moet een
extra brede kist worden gemaakt. Tony Wilson - die de producer door de
gehele film blijft adoreren - vindt het opvallend: 'Typical Martin
Hannett. Too big for the grave.'
Uit de cd blijkt vooral dat Hannett een rockman is geweest en z'n
gortdroge drumgeluid en vervormde gitaren zijn uit duizenden
herkenbaar, evenals de bijna even duistere basloopjes. Vrolijk word je
er niet van (niet alleen Joy Division, ook veel andere muziek op de
tjokvolle cd (exact tachtig minuten speelduur) blijft toch het beste te
beluisteren met een strip Prozac binnen handbereik; zelfs het anders zo
hoopvol klinkende U2 is hier lichtelijk deprimerend bezig), maar het is
indrukwekkend productiewerk. Toch staan er ook enkele echte popliedjes
op waarin de hand van de meester te herkennen is; neem de vervormde
zang in The Psychedelic Furs' Pretty In Pink. Of de gortdroge drums in
Dream Sequence 1 van Pauline Murray & The Invisible Girls (de
laatste is de begeleidingsband waar Hannett zelf deel van uitmaakte).
Alleen in enkele tracks die Hannett rond '90 opnam voor one hit
wonders als Kitchen Of Distinction en World Of Twist is te horen
dat de man door z'n ideeën heen is: ze klinken vrij alledaags.
Wat is dat toch met producers die volledig flippen? In de jaren zestig
had je al de geweldige Joe Meek, de man die de gelegenheidsgroep de
Tornados de wereldhit Telstar bezorgde (het werd de eerste Britse
nummer 1 hit in Amerika), hele nachten op amfetaminen doorhaalde om de
meest bizarre en wonderlijke plaatjes te produceren en via
glaasje draaien ook nog communiceerde met de geest van Buddy Holly.
Uiteindelijk schoot hij én de hospita én zichzelf dood
(van hem
verscheen onlangs trouwens ook een erg mooie cd-box). En wat te denken
van een Phil Spector: die staat naast z'n fameuze Wall Of Sound
tegenwoordig ook bekend als moordverdachte. Het kan verkeren.
(3 juni 2006)