New York. The City That Never Sleeps. The Big Apple. The City of Blinding Lights. Oftewel, de stad die grossiert in bijnamen. Daar ben ik juni 2009 een week geweest. New York is inderdaad een prachtige en hectische stad waar 24 uur per dag van alles te beleven is. Die hectiek, daar moet je even aan wennen, is fascinerend. En er is een hoop te doen, zoveel dat je in een week met kritisch selecteren een heel eind komt, maar je lang niet alles kan zien. Kortom, ik ga er graag nog een keer naar terug. New York heeft de meest geweldige musea (en dat zijn niet eens zozeer de bekendste), de wolkenkrabbers zijn wereldberoemd, je kan er heel erg goed winkelen (aantrekkelijk met de lage dollar) en je kan elke avond kiezen voor een geweldig (pop)concert of een musical. New York bruist. En is heel vermoeiend, dus na een week ben je bijna blij dat je terug kan naar een iets gezapiger Nederland.





Eerst een belangrijke tip. Koop de New York CityPass. Die kost 79 dollar en je kan er gratis mee naar The Metropolitan Museum of Art, het Guggenheim, het Empire State Building, het MoMA, het American Museum of Natural History en de Circle Line Ferry (of de ferry naar het Vrijheidsbeeld en Ellis Island, aan jou de keus). Het fijne is dat je veel goedkoper uit bent dan bij al die attracties apart kaartjes kopen (ook al werken veel musea met 'suggested donations,' wat wil zeggen dat je ook best één dollar mag betalen in plaats van de 'gesuggereerde' twintig), maar je geniet ook privileges. Zo stond bij het Empire State Building een heel lange rij. Ik liep naar voren, liet de CityPass aan de dame zien en de reactie was: 'this way for you, Sir.' Kortom, een fijn ding en als je begint bij de Circle Line Ferry krijg je bovendien een geweldige boottocht om Manhattan heen. Met leuk commentaar, dus een prachtige introductie tot de stad.








De hele rondvaart rond Manhattan duurt zo'n tweeëneenhalf uur en vooral bij het zuidelijke puntje van Manhattan weet de gids een hoop wetenswaardigheden te vertellen. En er is zat te zien: het kabelbaantje dat Manhattan met Roosevelt Island verbindt, de ruïne van een oud gesticht op Roosevelt Island, de op een rotswand geschilderde C van Columbia University (hij wordt regelmatig bijgeschilderd) en anders zijn er wel vele billboards met reclames voor self-storage (heel veel) of de euh... Hustler Club van Larry Flynt. Ten noorden van Central Park valt er veel minder te vertellen, maar het is een veel onbekender gebied waar je als toerist anders niet komt. Hier kan je zien dat het noordelijkste puntje van Manhattan Spuyten Duyvil heet (al is het bordje van een treinstation aan de andere kant van de rivier, in de Bronx en hebben Amerikanen het liever over Spitting Devil) en zie je The Cloisters, dat hoog boven Hudson River uittorent. Nee, New York heeft geen Battersea Power Station, maar wel een elektriciteitscentrale die er veel weg van heeft.



Ik dacht 'de voorkant van het Vrijheidsbeeld is inmiddels wel genoeg bekend, laat ik de kont van de dame es fotograferen.' Want het is altijd goed om te weten dat ze haar rechtervoet optilt (quizweetje!). Nog meer weetjes: het heet officieel Liberty Enlightening the World, is ontworpen door de Fransman Frédéric Auguste Bartholdi (hij gebruikte z'n moeder als model), is geconstrueerd door Gustave Eiffel en was een cadeau van de Franse republiek aan de Verenigde Staten (wel nadat het oorspronkelijke idee, plaatsing bij het Suez kanaal, niet doorging). En dit alles ter gelegenheid van de viering van '100 jaar onafhankelijkheid' in 1886 (is dat dan niet tien jaar te laat?). De Fransen hadden de Amerikanen gesteund in hun strijd voor onafhankelijk en het beeld werd maar wat graag in ontvangst genomen. Hoewel, in de jaren na '9/11,' toen de Amerikanen de Franse kritiek op de Irak oorlog niet goed konden billijken en de 'French Fries' werden omgedoopt tot het nogal patriottisch klinkende 'Freedom Fries,' toen zullen zowel de Amerikanen als de Fransen toch met gemengde gevoelens naar het beeld hebben gekeken.





This is the last call for Ellis Island
These are the last words I'm ever gonna hear you say

Het lied Ellis Island is geschreven door Noel Brazil, maar ik ken het in de uitvoering van Mary Black en het gaat over het vertrek van vele Ieren in de negentiende eeuw naar Amerika, het beloofde land. In Ellis Island is te zien hoe miljoenen immigranten uit alle windstreken in Amerika aankwamen, hopend op een beter leven. Hier werden de mensen 'gekeurd,' er werd gekeken of ze geen strafblad hadden of er revolutionaire politieke denkbeelden op nahielden en of ze volledig fit waren, want aan criminelen of kneusjes had 'God's Own Country' ook weer geen behoefte. 95% van de immigranten werd probleemloos toegelaten, maar 2 tot 3% werd geweigerd. Zo'n drieduizend mensen hebben uit pure wanhoop ter plekke zelfmoord gepleegd, wat de reden is dat Ellis Island ook wel het 'Traneneiland' werd genoemd. Tegenwoordig is Ellis Island de plek waar miljoenen Amerikanen (Joe the Plumber, John Doe en Joe Sixpack) op zoek kunnen gaan naar hun wortels. Want het eiland is ook omschreven als 'een fabriek voor Amerikanen;' je ging er als Italiaan, Duitser of Nederlander in en kwam er als Amerikaan uit.












Een merkwaardige bezienswaardigheid waar je, terwijl je er rondloopt, eigenlijk geen foto's wilt maken. Het voelt onkies, een beetje de ramptoerist uithangen. En het exacte rampgebied wordt zorgvuldig afgeschermd voor pottenkijkers. Over onkies gesproken; ik was in de veronderstelling dat er inmiddels wel een besluit was genomen over een nieuw World Trade Center, maar het schijnt dat overheden, projectontwikkelaars en architecten nog steeds rollebollend over straat gaan over wat er nu precies gebouwd moet gaan worden. In de omgeving is een memorial voor omgekomen brandweerlieden en een straat is omgedoopt tot Liberty Street. Kan iemand die Amerikanen es uitleggen dat begrippen als 'vrijheid' en 'democratie' aan inflatie onderhevig zijn als ze er te pas en te onpas bij gesleept worden?







Van het ene rampgebied naar het andere. Er bungelen geen lijken van failliete bankdirecteuren aan de lantaarnpalen op Wall Street, maar er is wel opvallend veel politie aanwezig. Je weet maar nooit of de Amerikanen ineens de revolutie ontketenen en de beurs bestormen alsof het Frankrijk anno 1789 is. Veel is er niet te zien; de tijd dat je als toerist zomaar binnen kon lopen bij de beurs en de koersen kon zien stijgen en dalen ligt ver achter ons; de beurs wordt goed van de buitenwereld afgeschermd. Wall Street heeft trouwens Nederlandse wortels, want de naam 'wall' komt van het Nederlandse 'wal.' Meer Nederlandse roots in dit gebied in het zuiden van Manhattan; ook Nassau Street ligt hier.






Het is nu moeilijk voor te stellen, maar met een hoogte van 86 meter is Trinity Church vijftig jaar lang het hoogste gebouw van New York geweest, van 1846 tot 1890, toen de bouw van het New York World Building (een inmiddels weer gesloopte wolkenkrabber) voltooid was. Het is trouwens al de derde versie, want er stond al een kerkje op deze plek in 1697. Die ouderdom is te zien aan het begraafplaatsje rond de kerk, waar graven liggen die terug gaan tot ver in de 18de eeuw. Deze neogotische kerk werd ontworpen door de Engelsman Richard Upjohn en hij liet zich inspireren door Engelse plattelandskerkjes. Omdat het kerkje vlak naast Ground Zero ligt, was het in de dagen na 11 september een pleisterplaats van brandweerlieden en familieleden die in onzekerheid verkeerden over hun geliefden die na de aanslagen 'vermist' waren.








Het Guggenheim (zoals het gemakshalve wordt genoemd) is typisch een museum waarvan het gebouw zelf bekender is dan de collectie. Denk ter vergelijking aan het Centre Pompidou in Parijs of het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Met het Guggenheim is dat onterecht, want het museum heeft een uitstekende collectie met werk van Léger, Klee, Chagall en Kandinksy, om er maar een paar te noemen. Alleen is het jammer dat van die vaste collectie maar een heel klein deel te zien is; het grootste gedeelte van het museum wordt gebruikt voor tijdelijke exposities. Toen ik er was, was dat een heel interessante over leven en werk van architect Frank Lloyd Wright die het Guggenheim ontwierp. In die tentoonstelling viel vooral op dat de man veel spiraalvormen gebruikte in z'n ontwerpen en dat het merendeel van de ontwerpen nooit is uitgevoerd. Op z'n ontwerp van het Guggenheim ontving hij ook veel kritiek, zo zouden de schilderijen niet goed uit komen. 'Dan snijden ze die doeken toch gewoon door de helft?', was Wrights reactie. Hij overleed zes maanden voor de voltooiing van de bouw.






Sinds de aanslagen op het World Trade Center is het Empire State Building (weer) het hoogste gebouw van New York. Het valt nog eens extra op doordat het niet, zoals veel andere wolkenkrabbers, op het zuidelijkste puntje van Manhattan staat, maar een heel stuk noordelijker, aan 43rd Street. Dat daar de meeste wolkenkrabbers staan is trouwens geen toeval. In die twee stukken komt de harde rotsbodem het dichtst bij het oppervlak (en een stevige fundering is bij wolkenkrabbers wel een must). Het Empire State Building opende haar deuren in 1931, twee jaar nadat de Wall Street Crash Amerika en de rest van de wereld in een diepe economische recessie had gestort. De wolkenkrabber heeft een roemrucht verleden; King Kong klom ooit in de top van het gebouw, in 1945 vloog een B-25 vliegtuig binnen op de 79ste verdieping (met veertien doden tot gevolg) en in 1979 waagden twee Britten een parachutesprong vanaf de top van de wolkenkrabber. Inmiddels hebben zo'n dertig mensen zelfmoord gepleegd door van de toren te springen, de eerste al tijdens de constructie, vlak nadat hij was ontslagen.








Als je eenmaal door de kassa en de veiligheidscontrole bent, ga je vliegensvlug met de lift naar boven. Eerst naar de 80ste verdieping en dan met een andere lift naar verdieping nr. 86. Het uitzicht is adembenemend (uiteraard), maar het is ook leuk om nog even omhoog te kijken, naar wat zich bóven die 86ste verdieping bevindt. Volgens de gids enkel lampen (het Empire State Building is bij nacht dan ook prachtig verlicht) en anders wel zendmasten voor een hele hoop radiostations. Als je 15 dollar bijbetaalt (alleen met credit card), kan je nog es zestien verdiepingen naar boven naar verdieping nr. 102. Het voordeel daarvan is dat je beter zicht hebt op Central Park, dat dankzij een paar uit de kluiten gewassen wolkenkrabbers vanaf het lagere uitzichtplatform moeilijker zichtbaar is. Waar die gigantische moeren (een betere benaming heb ik er niet voor) voor dienen is een raadsel, maar de leukste verklaring is dat die bedoeld waren als aanlegplaats voor zeppelins. Helaas was toen het Empire State Building af was de hele zeppelin-hype al zo goed als over.







Het is een onderwerp van constante discussie onder kenners, maar het Flatiron Building wordt doorgaans gezien als de eerste wolkenkrabber van New York. Het ding is gebouwd in 1902 en in die tijd torende het boven alle andere bouwwerken in de directe omgeving uit. Het gebouw komt aan de vreemde vorm doordat het op een puntje is gebouwd waar Broadway met Fifth Avenue kruist. En het schijnt dat de vreemde vorm van het gebouw invloed heeft op de windstromen, waardoor in het verleden nog wel eens rokken van dames omhoog waaiden. Voyeurs stonden dus maar wat graag te gluren op 23rd Street (niet dat er veel te zien was, hooguit een stukje enkel), maar politieagenten jaagden ze weg door '23 skidoo!' te roepen. Die uitspraak is tegenwoordig gemeengoed geworden in de Amerikaanse taal.







Voordat ik naar New York ging, was me door vrienden al gewaarschuwd: je struikelt er over de eekhoorns. Dat wist ik al; mijn vader was in 1993 in New York en fotografeerde menig eekhoorntje. In het kleine parkje op Union Square stikt het van de eekhoorns. Er renden er drie achter elkaar in het rond, tot ergernis van een man die op een bankje aan het lezen was. Ik pakte mijn fotocamera, voor het geval er eentje in de buurt zou komen. En terwijl ik mijn foto's van die dag op m'n camera bekeek, zag ik vanuit een ooghoek een eekhoorntje naast me zitten, op een meter afstand. Hij zat muisstil en leek me aan te kijken. Ik maakte bliksemsnel een foto, waarna de eekhoorn wegschoot en even later weer terugkwam, zodat ik nog een foto kon nemen. Een man, die een bankje verderop in een boek zat te lezen, vroeg er naar: 'did you get a good picture?' "He even posed for it," lachte ik. De eekhoorn heeft wel een tekenbeet, zo te zien.





The Metropolitan is gigantisch. Het heeft een enorme collectie kunst uit alle windstreken en bovendien nog een grote verzameling schilderijen. Van veel musea wordt gezegd dat je er met gemak een dag door kunt brengen, bij The Met (zoals het liefkozend wordt genoemd) klopt het. Dat is ook vermoeiend, tegen de tijd dat ik bij de (op zich indrukwekkende) collectie schilderijen terecht was gekomen, had ik het wel gezien. Maar bij de verzameling Egyptische kunst stond ik toch even te watertanden. Sarcofagen, pilaren, sfinxen, mummies en complete tempels zijn er te zien. De belangrijkste van die tempels, de Tempel van Dendur, is een gift van de Egyptische overheid uit 1965; hij zou anders toch onder water zijn komen te liggen bij de bouw van de Aswan dam. De tempel komt prachtig uit, omdat ie in een ruime, mooi verlichte zaal (met uitzicht op Central Park) is geplaatst.








Amerikaanse kunst? Dan denk je aan Pop Art. Bij Amerikaans design ben je ook geneigd aan het tijdvak van de jaren vijftig en zestig te denken, aan de tijden van de snelle auto's en de jukeboxes. In The Metropolitan is een mooie zaal ingericht voor Amerikaanse decoratieve kunst, uit het begin van de twintigste eeuw. En denk dan vooral aan één naam: Tifanny, Charles Lewis Tiffany. De glas-in-lood ramen van zijn bedrijf Tiffany & Co staan nog altijd aangeschreven als hoogtepunten in de Jugendstil en anders zijn het wel de lampen die tot op de dag vandaag worden gemaakt en populair blijven. Tiffany was nauw betrokken bij The Metropolitan en mede-oprichter van de New York Society of Fine Arts.






Ik schreef hierboven al hoe mooi het is dat er in The Metropolitan alle ruimte is voor kunstwerken en dat voor sommige werken één complete zaal uit wordt getrokken. Een tikkeltje verder gaat om een kamer uit een paleis volledig over te laten brengen naar The Met, maar wie in The Cloisters is geweest, verbaast zich nergens meer over. In de sectie 'European Sculpture & Decorative Arts' bevinden zich enkele kamers die uit Europa naar New York zijn verhuisd. Zoals deze hieronder, die in 1938 vanuit Wenen naar New York is overgeheveld.



Michael C. Rockefeller, de zoon van gouverneur Nelson Rockefeller, had een grote interesse in de kunst en cultuur van Oceanië. Hij legde een collectie aan met zo'n 3300 werken, maar verdween tijdens een reis naar West Nieuw Guinea (het huidige Irian Jaya) in 1961. Zijn vader besloot in 1969 de gehele collectie van het Museum of Primitive Art van z'n zoon aan The Metropolitan te doneren, als aandenken voor z'n verdwenen zoon. Het is een indrukwekkende collectie, met slit gongs (langwerpige drums, zoals hieronder linksboven en rechts op de foto's) uit Vanuatu, kano's uit Papoea Nieuw-Guinea en tiki's uit Nieuw-Zeeland. In Europa zie je weinig kunst uit deze contreien; het British Museum heeft een half zaaltje, maar daar houdt het wel mee op. Als je in Australië en Nieuw-Zeeland komt, dan is er in musea veel meer aandacht voor culturen uit Oceanië. Wie (iets) dichter bij huis een kijkje wil nemen, moet langs in The Met.







De volledig gerenoveerde ruimte voor Griekse en Romeinse kunst heeft in 2007 de deuren geopend. Het resultaat is een erg mooie, lichte binnenplaats met Griekse beeldhouwwerken van de zesde tot en met de vierde eeuw voor Christus. En er is de Sardis pilaar, afkomstig van de tempel van Artemis (maar wélke tempel van Artemis dan, want er zijn er nogal wat van). Er zijn enkele sarcofagen (één ervan met de vreemde naam Badminton Sarcophagus) en langs de zijkanten zijn typische Romeinse kamers nagebouwd, of beter gezegd, overgeheveld uit de antieke wereld. De fresco's zijn nog prima zichtbaar. De collectie Griekse en Romeinse kunst van The Metropolitan is één van de grootste ter wereld. Een verdieping is hoger is in de omloop nog veel meer klassieke kunst te zien, evenals Etruskische gebruiksvoorwerpen.








Zoals ik al schreef, er zijn ontzettend veel zalen in The Metropolitan en ze zijn allemaal de moeite waard. Zie dit dus maar als een persoonlijke selectie.



Eigenlijk is het megalomaan en belachelijk, maar indrukwekkend is het eveneens: begin vorige eeuw liet John D. Rockefeller Jr. vijf Romaanse kloosters uit Frankrijk en Spanje overhevelen naar New York en op het noordelijkste puntje van Manhattan steen voor steen exact herbouwen als The Cloisters, een museum voor Middeleeuwse kunst. Vandaag de dag maakt The Cloisters deel uit van The Metropolitan Museum of Art en het is gratis op dezelfde dag te bezoeken als het 'grote broertje' in Central Park. Kitscherig en megalomaan als het mag lijken, het nabouwen van de kloosters is perfect gedaan en daarom is het niet eens zo verwonderlijk dat menig Amerikaan in vervoering raakt bij het zien van deze kapellen; je waant je écht in zuid-Europa. Wie rondloopt door The Cloisters vergeet bijna aandacht te besteden aan de Middeleeuwse kunst. Veel bezoekers van The Metropolitan nemen trouwens niet eens de moeite om helemaal naar The Cloisters te reizen (het is er dan ook vrij rustig), maar dan missen ze een hoop moois.













Je zal het in geen enkele reisgids aantreffen en dat is vreemd; want wie omhoog kijkt naar de wolkenkrabbers, zal het ook gaandeweg opvallen dat veel hoge gebouwen een watertank bovenop het dak hebben staan. Deze is niet altijd zichtbaar (in de sjiekere bouwwerken werd die mooi in de rest van het pand geïntegreerd), maar in de negentiende eeuw besloot de overheid dat gebouwen met meer dan zes verdiepingen een watertank op het dak moesten hebben, om te voorkomen dat de waterleiding in de lagere verdiepingen van een gebouw zou barsten. Het gevolg is dat naar schatting tien tot vijftienduizend gebouwen in de vijf New Yorkse boroughs watertanks op het dak hebben staan. Niet altijd even sierlijk, maar wel heel kenmerkend. Ze zijn tegenwoordig zelfs cult geworden, want in de buurt Tribeca is het verplicht om alle gebouwen nog altijd met een watertank uit te rusten, ook al zijn ze volstrekt overbodig geworden.







Ik wist het niet, maar Times Square is vlak voor mijn bezoek een soort van 'verkeersluw' geworden. Dat wil zeggen, op het plein zijn honderden stoeltjes neergezet en aan alle kanten suist het verkeer (luid toeterend) voorbij. Het plein is niets anders dan kakofonie van geluid en een wirwar van beelden en reclameborden. Midden op Times Square bevindt zick het 'tkts' verkooppunt, waar kaartjes voor musicals met grote korting worden aangeboden (een lange rij die er al vanaf 's morgens vroeg staat tot gevolg). Aan de noordkant van het plein bevindt zich (ook sinds kort) een grote M&M's Store. Je kan er allerlei prullaria (T-shirts, rugzakken, bekers, etc.) krijgen, maar het hoogtepunt was voor mij toch wel drie wanden met M&M's zorgvuldig per kleur uitgeselecteerd. Zou iets zijn voor J-Lo, als ze weer es om M&M's vraagt maar per se géén blauwe wil.







Net als het Museum of Natural History in Londen is het Amerikaanse broertje (of zusje) vooral interessant voor kinderen. Er is ruimte voor veel opgezette wilde dieren, er is veel aandacht voor volkeren uit Afrika, Azië, Australië en Oceanië, maar de grootste aantrekkingskracht hebben natuurlijk de skeletten van de dinosauriërs. Die wilde dieren zie ik toch liever levend en The Metropolitan heeft ook veel aandacht voor inheemse volkeren. Toch wilde ik een kijkje nemen en dankzij m'n CityPass mocht ik pardoes ook naar een documentaire in het planetarium over kometen, meteorieten en ander gespuis uit het heelal, becommentarieerd door een bekende acteur ('Hi, my name is Robert Redford'). Dat was toch weer mooi meegenomen.





Eerst even alle feiten op een rijtje: Central Park is allereerst vooral langwerpig, het is nog geen kilometer breed (830 meter), maar wel 4,1 kilometer lang. Het park is ontworpen door Frederick Law Olmsted en Calvert Vaux (ze gebruikten Green-Wood Cemetery ter inspiratie), het duurde zestien jaar voor het park af was (er werd in 1857 met de aanleg begonnen en die was pas in 1873 afgerond) en de ontwikkeling kostte 16 miljoen dollar (omgerekend naar de huidige maatstaven is dat 260 miljoen dollar). Het park heeft zware tijden gekend, zo wilde de projectontwikkelaar Robert Moses in jaren veertig en vijftig maar wat graag parkeergarages in het park aanleggen, maar het grote publiek wist de meeste ingrepen tegen te houden en de bouwwerken die zijn uitgevoerd, zijn later weer gesloopt. In de jaren zeventig en tachtig groeide het park uit tot een gevaarlijke no-go area, maar tegenwoordig is het weer helemaal veilig om rond te lopen. Waarom er een beeld voor Hans Christian Andersen staat, is mij een raadsel.











Verdwalen in Central Park lijkt me vrij moeilijk, met de hoogbouw aan alle zijden van het park heb je toch altijd wel een idee waar je je ongeveer in het park bevindt. Maar wie desondanks toch bang is te verdwalen (of exact wil weten waar ie is) een Belangrijke Tip: loop naar een lantaarnpaal en kijk naar het nummer op de paal (zie de foto hierboven). De eerste twee cijfers geven aan ter hoogte van welke straat je je bevindt (in dit geval 75th Street) en de laatste twee cijfers of je in het westen of oosten van Central Park bent (de oostelijke helft heeft oneven nummers, de westelijke helft heeft even nummers). Maar waar die A voor staat, geeft mijn reisgids dan weer net niet aan.



Net zoals het Guggenheim Museum heeft het Whitney Museum of American Art een prachtige collectie met werk van Oldenburg, Hopper en Johns, maar net als het Guggenheim wordt de meeste aandacht besteed aan tijdelijke exposities. Een commercieel interessante keuze; zo zal menig New Yorker meerdere keren terugkomen, terwijl je anders na één bezoek de collectie wel gezien hebt. Maar waar het Guggenheim maar één of twee zaaltjes heeft voor de vaste collectie, heeft het Whitney daar veel meer ruimte voor gemaakt. En de tijdelijke expositie was in dit geval heel goed met werk van Claes Oldenburg en Coosje van Bruggen. Het Whitney is niet overdreven groot en net wat onbekender dan andere moderne kunstmusea. Een bijkomend voordeel: het is er veel minder druk; wel zo prettig.





Fifth Avenue, en dan het stuk tussen 52nd en 59th Street, is dé plek waar de crème de la crème van de (mode)wereld (of die winkels die daartoe denken te behoren) een flagstore heeft. Het is het poepsjieke (en poepdure) winkelgebied van New York: heb je hier een zaak, dan tel je pas echt mee. Een kwatiertje en je hebt dit dozijn aan winkelpuien al bij elkaar gefotografeerd. Vooral de NBA Store is erg leuk (je kan er in de kelder namelijk basketballen) en ze hebben er ontelbaar veel coole basketball jerseys. En anders wel Lindt voor de chocolade of de World of Disney voor leuke kinderkleertjes of knuffels. Vond ik dan toch weer net even wat leuker dan Louis Vuitton, Armani of Abercrombie & Fitch.
















Ook het Chrysler Building mocht zich (net als Trinity Church en het Flatiron Building) enige tijd het hoogste gebouw van New York noemen, al was het wel heel kort; in 1930 was het voltooid en een jaar later opende het veel hogere Empire State Building de deuren. Maar ondanks dat het lang niet het hoogste gebouw van New York is, valt het toch op doordat het net wat verder van de andere groepen wolkenkrabbers af ligt. Maar de belangrijkste reden dat het gebouw nog zo bekend is, is natuurlijk de onmiskenbare stijl. Het Chrysler Building was gebouwd voor autofabrikant Chrysler (die alweer decennia geleden uit het gebouw is vertrokken) en dus moesten typische kenmerken van auto's in het ontwerp verwerkt worden. Daar komt nog bij dat het bouwwerk volledig uit staal is opgetrokken, een unieke prestatie. Een heel bijzonder gebouw dat op een paar honderd meter van het hostel staat waar ik verbleef, dus elke morgen kwam ik het weer tegen. Geen straf, maar eenmaal thuis hoorde ik pas dat je ook de lobby kan bezoeken.





Henry Clay Frick was een despoot, een steenrijke magnaat die z'n werknemers in de mijnen zwaar onderdrukte en eens werd uitgeroepen tot 'Amerika's meest gehate man.' Maar hij had ook smaak. Begin twintigste eeuw stelde hij een uitstekende collectie kunst samen. Zijn voorkeur ging daarbij uit naar schilderijen 'waar het prettig naar kijken is,' maar dat waren wel werken van topkwaliteit: Franse schilders uit de rococo als Fragonard, Boucher en Watteau en schilderijen van Rembrandt, Vermeer, Holbein de Jongere, Gainsborough, Tititaan, Goya, Constable, Hogarth, Reynolds, Hals en El Greco. Maar het mooiste van The Frick Collection is dat het is gehuisvest in de oude woning van Frick aan de Upper East Side en dat het huis in dezelfde staat is gelaten als bij Fricks overlijden in 1919. Daarmee komt de kunst nog veel beter uit en is het te vergelijken met de Galleria Borghese in Rome, The Wallace Collection in Londen of - met een beetje fantasie - het Mauritshuis in Den Haag. Een klein museum met kunst in een prachtige setting. Vrij onbekend, maar een aanrader.





Je mag foto's maken in het Museum of Modern Art (MoMA). Dat is al wat vreemd (want wat vindt meneer Johns ervan dat iedereen zijn schilderijen kan fotograferen?), maar soit. Het vreemdste gebeurde echter toen ik naar een gigantisch (en nogal woest) schilderij van Jackson Pollock zat te kijken en een hispanic dame ineens een buggy naar voren reed met daarin haar nog geen jaar oude - en slapende - zoontje en bij het schilderij plaatste. Ik zat naar het schilderij te kijken en dacht 'ze zal toch niet...?' Ja, ze deed het wel. Ze liep naar achteren, haalde haar camera tevoorschijn en maakte een foto van haar kind bij het schilderij. Rare jongens, die Amerikanen. O, het MoMA is een erg leuk museum met veel beroemde kunstwerken en interessante tijdelijke exposities, maar bovendien in een mooi gebouw met veel leuke doorkijkjes. En de helikopter van Arthur Young, die tussen de verdiepingen in hangt.









"Vroeger had je platenzaken. Winkels waar je cd's en nog vroeger ook lp's kon kopen. De tijd van de lp's heeft opa ook niet meer meegemaakt hoor. Je had kleine winkeltjes, waar de verkopers ook echt iets van muziek wisten, maar ook grote zaken waar heel veel cd's te krijgen waren, maar het personeel minder deskundig was. Als je in een wereldstad kwam, trof je megawinkels aan met verdiepingen vol met cd's. Maar toen na het jaar 2000 steeds meer mensen - al dan niet legaal - muziek gingen downloaden, was het snel gebeurd met de winkels. Mensen kochten steeds minder cd's en veel van de winkels gingen over de kop. De grote als eerste. Toen opa in 2009 in New York was, heeft hij nog één keertje kunnen winkelen in de Virgin Megastore op Union Square, waar alle cd's er voor de helft van de prijs uit gingen. Dat vond opa natuurlijk wel leuk, dus hij heeft flink gewinkeld."





Coney Island is vergane glorie maar toch is het leuk om er even langs te gaan. Er is Nathan's, die 'the world's most famous Frankfurters' zegt te verkopen (en elk jaar het kampioenschap hotdogs eten houdt, het record staat, met 66 hotdogs in twaalf minuten, op naam van de Japanner Takeru 'Tsunami' Kobayashi), er is een boulevard waar het zomers nog erg druk schijnt te worden en er is de kermis, die het meest doet denken aan Carnivale, de televisieserie. Daarvan zijn The Wonder Wheel en The Cyclone de belangrijkste attracties. The Cyclone is een houten achtbaan uit 1927 en het was tot 1972 de snelste achtbaan ter wereld. Dat was ik even vergeten toen ik bedacht ook een ritje te maken. 'Leuk, achtbanen,' dacht ik nog. Terwijl ik omhoog getakeld werd, realiseerde ik me ineens 'hmm, het is wel lang geleden dat ik in een achtbaan heb gezeten.' Dat heb ik geweten; het ding gaat verrassend hard, kraakt en piept en de wieltjes komen regelmatig los van de baan. Na afloop word je nog een extra ritje voor maar vijf dollar aangeboden, maar dat heb ik maar laten schieten.









Kwam ik van de ene bijna-doodervaring zowaar meteen in een andere terecht: Green-Wood Cemetery. Deze begraafplaats ligt in Brooklyn en tot eind negentiende eeuw behoorde het, samen met de Niagara watervallen, tot de belangrijkste toeristische trekpleister van de staat New York. Rare jongens, die negentiende-eeuwse Amerikanen. Hoewel, als je je realiseert dat bijvoorbeeld Highgate Cemetery in Londen erg populair was in het Victoriaanse Engeland, dan snap je wel dat in die tijd begraafplaatsen niet eng werden gevonden, maar eerder heel sfeervol. Zo sfeervol als Highgate Cemetery is Green-Wood Cemetery zeker niet, maar het grappige is wel dat de begraafplaats met alle wegen en paadjes model heeft gestaan voor Central Park. En de familie Steinway heeft er een 119 kamers tellend mausoleum. Het bezoekje aan Green-Wood Cemetery werd in mijn geval nog een stukje spannender doordat ik het presteerde om er te verdwalen en pas na een uur de uitgang terugvond.












Chinatown heeft 200.000 inwoners (waarvan de helft van Chinese afkomst, de rest komt uit andere Aziatische landen), zeven kranten, meer dan vijfhonderd restaurants, een hele trits Boeddhistische tempels en honderden louche kledingfabriekjes. Aldus The Rough Guide to New York. En het groeit als kool, want die 200.000 kan inmiddels al weer flink wat meer zijn geworden. Het gevolg is dat Little Italy aan drie kanten door Chinatown wordt omringd en dat het steeds meer door de Chinese gemeenschap op wordt geslokt; er is weinig meer van de Italiaanse wijk te zien. De New Yorkse overheid en de reclamewereld spelen er handig op in: met respectievelijk straatnaambordjes en reclames in het Chinees.





Het zal met de Golden Gate Bridge in San Francisco de beroemdste brug van Amerika (en daarmee ook ter wereld) zijn. En als je eroverheen loopt, vraag je je soms wel af waarom. De brug is roestig, zal dus over een aantal jaartjes wel aan vervanging toe zijn en echt heel erg groot is ie niet. Maar bij de opening in 1883 was Brooklyn Bridge een technologisch hoogstandje: het was indertijd de hoogste én de langste hangbrug en de eerste waarbij stalen kabels werden gebruikt. Voor immigranten was het net zo'n indrukwekkend symbool voor Amerika als het Vrijheidsbeeld een paar kilometer verderop. Hoewel, bij de constructie zijn toch aardig wat doden gevallen: de architect John Augustus Roebling verbrijzelde zijn voet en overleed drie weken later aan tetanus, bij de constructie van de brug vielen twintig doden, vlak na opening werden twaalf mensen doodgedrukt bij onrust op de brug en door de jaren heen hebben ontelbaar veel Amerikanen zelfmoord gepleegd door van de brug af te springen. Desondanks wordt er door de Yankees nog altijd met veel liefde naar de brug gekeken. Ach, het uitzicht op Manhattan blijft natuurlijk erg mooi en daarom is de brug altijd goed gevuld met voetgangers, hardlopers en fietsers.









Meer foto's op flickr.